Rechtspraak
Uitspraakdatum
03-06-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2013:33
Zaaknummer
R.4078/12.212-B
Inhoudsindicatie
De klagende advocaat heeft vragen gesteld over de steunvordering in een door verweerder ingediend faillissementsverzoek tegen de cliënte van klager. Het faillissementsverzoek wordt hierna ingetrokken, terwijl ook door een kantoorgenoot van verweerster aan klager wordt meegedeeld dat de behandeling van de zaak door een andere advocaat is overgenomen. Verweerster heeft nagelaten een kopie van het intrekkingsverzoek aanstonds aan klager te sturen. Deze ontving naar aanleiding van zijn verzoek het stuk pas op de dag na het (pinkster) weekend. Klacht gedeeltelijk gegrond. Klacht in zoverre gegrond dat verweerster de correspondentie aan de rechtbank terzake van het intrekken van het faillissementsverzoek niet onverwijld aan klager heeft toegezonden. Klacht overigens ongegrond. Enkele waarschuwing.
Uitspraak
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de Raad van Discipline van 22 november 2012, door de raad ontvangen op 23 november 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 8 april 2013 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 In mei 2012 heeft verweerster namens de cliënt van haar en haar kantoorgenoot een faillissementsrekest ingediend tegen de cliënte van klager.
2.3 In het faillissementsrekest is de volgende mededeling opgenomen:
“Verweerder laat daarnaast nog één of meerdere vorderingen van een of meerdere andere schuldeisers onbetaald.”
2.4 Klager heeft namens zijn cliënte aan de kantoorgenoot van verweerster verzocht om toelichting op voormelde stelling, waarop de kantoorgenoot van verweerster geen antwoord heeft gegeven.
2.5 De behandeling van het faillissementsrekest was bepaald op dinsdag 29 mei 2012, de dag na het pinksterweekend.
2.6 Op 25 mei 2012 ‘s ochtends heeft klager telefonisch contact gehad met de kantoorgenoot van verweerster. De kantoorgenoot van verweerster deelde mee dat hij de zaak had overgedragen aan een andere advocaat.
2.7 Op 25 mei 2012 om 09.51 uur heeft verweerster bij de rechtbank een formulier ingediend waarmee het faillissementsrekest werd ingetrokken.
2.8 Op 25 mei 2012 om 17.00 uur heeft de kantoorgenoot van verweerster in een e-mail aan klager meegedeeld dat het faillissementsverzoek was ingetrokken.
2.9 Bij e-mail van 25 mei 2012 om 17.38 uur heeft klager aan de kantoorgenoot van verweerster verzocht hem kopie te zenden van zijn intrekkingsbericht aan de rechtbank. Daaraan heeft de kantoorgenoot van verweerster op 29 mei 2012 om 09.29 uur gevolg gegeven.
2.10 Bij brief van 8 juni 2012 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.
3.2 Meer in het bijzonder verwijt klager verweerster:
a. dat zij in het verzoekschrift tot faillietverklaring van klagers cliënte een onwaarheid heeft opgenomen;
b. dat zij de correspondentie gericht aan de rechtbank terzake van het intrekken van het faillissementsverzoek niet onverwijld aan klager heeft toegezonden; en
c. het daardoor scheppen van onduidelijkheid over dat verzoek, dat naar zijn aard verstrekkende gevolgen heeft en bovendien aanstonds behandeld zou worden ter zitting, als gevolg waarvan de cliënte van klager is benadeeld.
4 VERWEER
4.1 Verweerster en haar kantoorgenoot hebben zich gezamenlijk tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.
5 BEOORDELING
Ten aanzien van klachtonderdeel a
5.1 Vaststaat dat verweerster heeft zorggedragen voor de indiening van het faillissementsrekest. Dit brengt mee dat zij verantwoordelijk is voor de inhoud ervan.
5.2 Verweerster heeft in het faillissementsrekest de onder nummer 2.3 vermelde mededeling opgenomen.
5.3 Tegenover het verwijt dat verweerster in het faillissementsrekest een onwaarheid heeft opgenomen, waarmee blijkens de toelichting van klager is gedoeld op de zojuist genoemde mededeling, heeft verweerster aangevoerd dat zij zich heeft gebaseerd op informatie die zij van haar cliënt had ontvangen.
5.4 In het algemeen geldt dat de advocaat bij de belangenbehartiging voor zijn cliënt mag afgaan op de hem door de cliënt verstrekte informatie.
In bijzondere omstandigheden kan er aanleiding bestaan van de advocaat te verlangen dat deze de door zijn cliënt verstrekte informatie onderzoekt. Van zodanige bijzondere omstandigheden is in casu niet gebleken.
5.5 De omstandigheid dat verweerster in de dagen voor de intrekking van het faillissementsrekest op basis van nadere informatie heeft geconcludeerd dat er geen steunvordering was, doet aan het voorgaande niet af.
5.6 Gelet op het voorgaande is de raad van oordeel dat verweerster niet het verwijt treft dat zij in het faillissementsrekest feiten heeft gesteld waarvan zij de onwaarheid kende of redelijkerwijs kon vermoeden.
Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Ten aanzien van klachtonderdeel b
5.7 Uit het gevoerde verweer en het verhandelde ter zitting volgt dat verweerster van haar op 25 mei 2012 in de ochtend aan de rechtbank gezonden intrekkingsbericht geen afschrift heeft gezonden aan klager.
5.8 Uit het dossier blijkt dat de kantoorgenoot van verweerster aan het eind van dag, te weten per e-mailbericht dat om 17.00 uur aan klager is verzonden, heeft meegedeeld dat het faillissementsrekest was ingetrokken. Bij die mededeling was geen kopie van het intrekkingsbericht gevoegd. Op het desbetreffend verzoek van klager, dat diezelfde middag aan de kantoorgenoot van verweerder is verzonden, heeft klager eerst op 29 mei 2012 een kopie van het intrekkingsbericht ontvangen.
5.9 Naar het oordeel van de raad heeft verweerster onzorgvuldig, en niet zoals een behoorlijk advocaat betaamt, gehandeld door niet spoedig nadat het intrekkingsbericht aan de rechtbank was verzonden, daarvan een kopie aan klager te zenden. De nalatigheid van verweerster klemt te meer gezien het feit dat de behandeling van het faillissementsrekest op 29 mei 2012, te weten de dinsdag na het pinksterweekend zou plaatsvinden en klager er begrijpelijkerwijs belang bij had op vrijdag 25 mei 2012 tijdig te worden geïnformeerd over de intrekking van het rekest, om geen onnodig werk te hoeven doen.
De raad neemt daarbij mede in aanmerking dat eerder al door verweerster of haar kantoorgenoot aan klager was meegedeeld dat de behandeling van de zaak aan een andere advocaat – van een ander kantoor – was overgedragen en verweerder in het ongewisse verkeerde over de vraag of verweerster nog bij de behandeling van het faillissementsrekest betrokken was, dan wel of de opvolgende advocaat de zaak verder zou behandelen.
5.10 Het voorgaande brengt mee dat klachtonderdeel b gegrond is.
Ten aanzien van klachtonderdeel c
5.11 Gelet op hetgeen bij klachtonderdeel b is overwogen is de raad van oordeel dat aan klachtonderdeel c geen zelfstandige betekenis toekomt. De raad zal dit klachtonderdeel dan ook ongegrond verklaren.
6 MAATREGEL
Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding acht de raad de hierna te melden maatregel passend en geboden.
7 BESLISSING
De Raad van Discipline:
- verklaart klachtonderdeel b gegrond;
- legt terzake als maatregel op een enkele waarschuwing;
- verklaart de klacht voor het overige ongegrond.
Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, L.P.M. Eenens, L.Ph.J. baron van Utenhove en E.J. van der Wilk, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 3 juni 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 5 juni 2013 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden/
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- klager
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl