Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

29-11-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2013:172

Zaaknummer

R. 4381/13.288

Inhoudsindicatie

Klacht client jegens advocaat.

Inhoudsindicatie

Klager heeft diverse faxen gestuurd naar verweerster. De meeste faxen zijn vermoedelijk met de verkeerde zijde boven zijn gefaxt, waardoor verweerster enkel witte bladzijden heeft ontvangen. Het zal voor verweerster dan ook niet duidelijk zijn geweest wie de fax verzonden had. Dit kan niet aan haar worden verweten.

Inhoudsindicatie

De fax van 7 juni vormt een uitzondering op het vorenstaande.  Verweerster heeft aangegeven ook deze fax niet te hebben ontvangen en klager dit ook telefonisch te hebben doorgegeven . Zij heeft klager daarop verzocht deze fax nog na te sturen. Nu klager wist dat de stukken niet waren aangekomen, lag het op zijn weg deze stukken op een andere wijze aan verweerster te doen toekomen. 

Inhoudsindicatie

Klager verwijt verweerster dat zij hem niet goed heeft bijgestaan in de zijn strafzaak. Verweerster heeft de gestelde verwijten gemotiveerd betwist. Zij voert aan dat zij, toen klager te kennen had gegeven dat hij niet voor een bekentenis voelde, alles heeft gedaan om het aanwezige bewijs aan te vechten, door alles naar voren te brengen dat mogelijk zou kunnen wijzen op de onbetrouwbaarheid van het onderzoek of de resultaten ervan, maar dat de rechtbank anders heeft geoordeeld. Dat verweerster niet naar klager luisterde dan wel klager niet behoorlijk heeft bijgestaan tijdens de behandeling van de strafzaak, kan vanwege de verschillende lezingen van respectievelijk klager en verweerster niet worden vastgesteld.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Klachtonderdelen kennelijk ongegrond.

Uitspraak

 

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam van 30 oktober 2013 met kenmerk R 12/13/127, door de raad ontvangen op 31 oktober 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1. FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1 Verweerster heeft klager bijgestaan in een strafzaak.

1.2 Klager heeft zelf op 31 mei 2013 een verzoek tot Algemeen Verlof ingediend.

1.3 Dit verzoek is op 4 juni 2013 afgewezen.

1.4 Klager heeft bij brieven van 5, 14 en 15 juli 2013 een klacht ingediend tegen verweerster bij de Deken in het arrondissement Rotterdam.

 

2. KLACHT

2.1 Klager verwijt verweerster dat zij:

a. niet gereageerd heeft op klagers faxen inzake de afwijzing van het verlof, waardoor klager de mogelijkheid is misgelopen om beroep in te stellen tegen deze afwijzing

b. klager niet goed heeft bijgestaan in zijn strafzaak. Ter motivering heeft klager gesteld dat verweerster wilde dat klager zou bekennen, maar toen hij dat niet deed verweerster niet meer naar hem heeft geluisterd. Bovendien heeft verweerster klager audioverhoren alleen laten bekijken, terwijl zij op de hoogte was van het feit dat klager op dat moment niet goed kon zien vanwege een behandeling aan zijn ogen, daarnaast heeft verweerster niet verzocht om medische rapporten en heeft zij ter zitting niet voldoende verweer gevoerd.

 

3. BEOORDELING

Ten aanzien van klachtonderdeel a

3.1 Verweerster heeft aangevoerd dat zij de bedoelde faxen niet heeft ontvangen en dat zij dit ook aan klager kenbaar heeft gemaakt. Klager heeft bij zijn klachtbrieven van 4 juli 2013 een aantal ontvangstbevestigingen overgelegd. Hieruit lijkt te volgen dat de meeste faxen vermoedelijk met de verkeerde zijde boven zijn gefaxt, waardoor verweerster enkel witte bladzijden heeft ontvangen. Het zal voor verweerster dan ook niet duidelijk zijn geweest wie de fax verzonden had. Dit kan niet aan haar worden verweten. De fax van 7 juni 2013 vormt een uitzondering op het vorenstaande. Uit de bevestiging van deze fax blijkt dat deze wel met de goede zijde naar boven is verzonden. Verweerster heeft aangegeven ook deze fax niet te hebben ontvangen en klager dit ook telefonisch te hebben doorgegeven op 10 juni 2013. Zij heeft klager daarop verzocht deze fax nog na te sturen. Klager heeft niet betwist dat verweerster dit inderdaad heeft aangegeven. Bovendien lijkt dit ook te volgen uit de tekst die klager op deze fax heeft genoteerd: “Deze brief al op 7-06-2013 gefaxt”. Klager heeft aangegeven nadien telefonisch navraag te hebben gedaan of de stukken ontvangen waren, waarbij door verweerster steeds is aangegeven dat dit niet het geval was. Nu klager wist dat de stukken niet waren aangekomen, lag het op zijn weg deze stukken op een andere wijze aan verweerster te doen toekomen. Zeker gezien het feit dat klager het oorspronkelijke verzoek tot verlof ook zelfstandig heeft gedaan. Aannemelijk is dat verweerster niet op de hoogte was van dit verzoek tot verlof en niet beschikte over de stukken die klager in dat kader had ingediend. Dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

3.2 Verweerster heeft de gestelde verwijten ten aanzien van dit klachtonderdeel gemotiveerd betwist. Zij voert aan dat zij, toen klager te kennen had gegeven dat hij niet voor een bekentenis voelde, alles heeft gedaan om het aanwezige bewijs aan te vechten, door alles naar voren te brengen dat mogelijk zou kunnen wijzen op de onbetrouwbaarheid van het onderzoek of de resultaten ervan, maar dat de rechtbank anders heeft geoordeeld. Dat verweerster niet naar klager luisterde dan wel klager niet behoorlijk heeft bijgestaan tijdens de behandeling van de strafzaak, kan vanwege de verschillende lezingen van respectievelijk klager en verweerster niet worden vastgesteld. Daarbij komt dat in het algemeen geldt dat verweerster bij de behandeling van klagers dossier de leiding heeft en vanuit haar eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak klagers belangen het beste zijn gediend. Daarbij komt haar een grote mate van vrijheid toe om klagers belangen te behartigen, op een wijze die haar passend voorkomt. Een tuchtrechtelijke maatregel kan pas aan de orde zijn als een advocaat kennelijk onjuist adviseert en optreedt en de belangen van zijn cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Uit de stukken die klager aan de deken heeft toegezonden blijkt niet dat hiervan sprake is geweest. Daarbij is tevens van belang dat klager zijn verwijt ten aanzien van de bijstand in de strafzaak niet met enig bewijsstuk heeft onderbouwd.

3.4 Gelet op het voorgaande zijn de klachtonderdelen a en b kennelijk ongegrond.

 

4. BESLISSING

Wijst de klachtonderdelen a en b als kennelijk ongegrond af.

  

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder, griffier op 29 november 2013.

griffier                                                                         voorzitter

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 2 december 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ‘s-Gravenhage (fax: 070-3501024) . Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.