Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

04-09-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2013:76

Zaaknummer

13-046A

Inhoudsindicatie

Klacht tegen eigen advocaat dat deze i) heeft verzuimd bezwaar te maken en ii) niet heeft geprobeerd dat verzuim te herstellen. Klacht gegrond voor wat betreft het verzuim bezwaar te maken. Maatregel van enkele waarschuwing.

Uitspraak

Beslissing van 4 september 2013

in de zaak 13-046A

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

gemachtigde: mr.

klager

tegen:

de heer mr.

advocaat te Amsterdam

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 12 februari 2013 met kenmerk GK/JTH/HDL;1313-0033, door de raad ontvangen op 13 februari 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 24 juni 2013 in aanwezigheid van klager en zijn gemachtigde. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in § 1.1. bedoelde brief van de deken aan de raad en van de bij die brief gevoegde stukken genummerd 1 tot en met 13 met bijlagen, alsmede van de brief van verweerder van 9 april 2013.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Verweerder heeft klager bijgestaan in een de navolgende procedures tegen besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: “UWV”):

- een besluit van 27 augustus 2008 tot herziening van de  loongerelateerde werkhervattingsuitkering van klager (hierna: “het herzieningsbesluit”);

- een besluit van 27 augustus 2008 tot terugvordering van een bedrag van € 3.587,02 bruto van klager vanwege onverschuldigde uitkering op grond van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (hierna: “het terugvorderingsbesluit”); 

- een besluit van 11 september 2008 waarbij aan klager een boete is opgelegd voor het niet nakomen van de op hem rustende informatieverplichting (hierna: “het boetebesluit”).

2.3 Verweerder heeft bezwaar gemaakt tegen het terugvorderingsbesluit en het boetebesluit. Deze bezwaren zijn ongegrond verklaard bij een besluit van het UWV van 16 januari 2009, tegen welk besluit verweerder beroep heeft ingesteld bij de rechtbank Amsterdam.

2.4 Bij uitspraak 26 augustus 2009 heeft de rechtbank Amsterdam het beroep van klager ongegrond verklaard en, voor zover hier van belang, het volgende overwogen:

“4.1. De rechtbank stelt met verweerder vast – hetgeen ter zitting door de gemachtigde van eiser is bevestigd – dat eiser geen bezwaar heeft gemaakt tegen het herzieningsbesluit van 27 augustus 2008, zodat dit besluit in rechte vaststaat. De beroepsgronden die op dit herzieningsbesluit zien zal de rechtbank dan ook onbesproken laten.”

2.5 Bij brief met bijlagen van 15 september 2012 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat deze:

a) heeft verzuimd bezwaar te maken tegen een besluit van het UWV van 27 augustus 2008 tot herziening van zijn WGA-uitkering, en

b) onvoldoende met klager heeft gecommuniceerd over de lopende procedure, niet heeft getracht het verzuim te herstellen en niet aanwezig is geweest bij de zitting van de rechtbank van 30 juli 2012.

4 VERWEER

4.1 Verweerder erkent dat hij heeft verzuimd bezwaar te maken tegen het herzieningsbesluit van 27 augustus 2008. Hij betreurt dit, maar betwijfelt of een bezwaar tegen het herzieningsbesluit materieel tot een andere uitkomst zou hebben geleid, gelet op de bevindingen van een controleur van het UWV en de door klager zelf afgelegde verklaring. 

4.2 Verweerder betwist dat hij onvoldoende met klager zou hebben gecommuniceerd. Er heeft een bespreking plaatsgevonden met klager na de ontvangst van het zaakdossier en hij heeft aan klager een kopie van de ingediende gronden van bezwaar doen toekomen. Achteraf heeft verweerder niet vernomen dat de inhoud daarvan niet conform het met klager besprokene zou zijn. Volgens verweerder kan hem niet worden verweten het verzuim niet te hebben hersteld, omdat daarvoor binnen het bestuursprocesrecht geen plaats is. De door klager naar voren gebrachte uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 12 maart 2004 betreft een andere situatie dan hier aan de orde.

5 BEOORDELING

5.1 Verweerder is niet ter zitting verschenen en heeft daarvoor schriftelijk als reden opgegeven dat alles in deze zaak al is gezegd en geschreven. De raad betreurt deze handelwijze van verweerder. De mogelijkheid tot het stellen van vragen aan verweerder en tot het ter zitting kunnen afleggen van verantwoording aan de raad en aan klager wordt daarmee doorkruist.

Ad klachtonderdeel a)

5.2 Vast staat dat verweerder heeft verzuimd bezwaar te maken tegen het besluit van 27 augustus 2008 tot herziening van de WGA-uitkering van klager, terwijl het maken van bezwaar tegen deze voor klager belastende beschikking wel onderdeel was van de werkzaamheden waarvoor klager verweerder had aangezocht. Deze handelwijze is in strijd met de zorg die verweerder jegens klager diende te betrachten. Dat het naar verweerder stelt twijfelachtig is of het maken van bezwaar tegen het herzieningsbesluit klager zou hebben gebaat doet er niet aan af dat sprake is van een verzuim om rechtsmiddelen aan te wenden tegen een voor klager belastend besluit. Verweerder heeft aldus tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Klachtonderdeel a) is gegrond.

Ad klachtonderdeel b)

5.3 Dit klachtonderdeel betreft de kwaliteit van de dienstverlening door verweerder. Nu men in redelijkheid van mening kan verschillen wat de beste aanpak van een zaak is, dient de tuchtrechter de kwaliteit van het optreden en van de adviezen van de advocaat met enige terughoudendheid te beoordelen. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is in het algemeen pas sprake als de advocaat bij de behandeling van de zaak duidelijk onjuist is opgetreden of heeft geadviseerd en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Het handelen van verweerder zal aan deze maatstaf worden getoetst.

5.4 Ter zitting heeft de gemachtigde van klager bevestigd dat verweerder wel op de zitting van de rechtbank van 30 juli 2012 aanwezig is geweest. Dit klachtonderdeel behoeft in zoverre geen bespreking meer. 

5.5 Gelet op het dossier en het verhandelde ter zitting ziet de raad onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat verweerder tekort is geschoten in de communicatie met klager over de zaak. Afgezet tegen de in § 5.1 genoemde maatstaf ziet de raad evenmin grond voor het oordeel dat verweerder duidelijk onjuist is opgetreden door niet, nadat de termijn daarvoor was verstreken, alsnog bezwaar te maken tegen het herzieningsbesluit of te betogen dat het bezwaar tegen het invorderingsbesluit ook was gericht tegen het herzieningsbesluit. Het standpunt van verweerder dat een poging het verzuim te herstellen geen zin zou hebben gehad acht de raad verdedigbaar. Uit de door klager aangehaalde uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 12 maart 2004 (ECLI:NL:CRVB:2004:AO7868) volgt niet zonder meer dat verweerder op dit punt een onjuiste inschatting heeft gemaakt.

6 MAATREGEL

6.1 Met inachtneming van alle omstandigheden van het geval acht de raad het opleggen van de maatregel van enkele waarschuwing aan verweerder op zijn plaats.

6.2 Het ter zitting gedane verzoek van klager om krachtens artikel 48b bij het opleggen van een maatregel als bijzondere voorwaarde te stellen dat verweerder de door zijn gedraging ontstane schade vergoedt, wordt afgewezen reeds omdat in deze procedure niet kan worden vastgesteld of sprake is van schade die geheel of gedeeltelijk kan worden toegerekend aan het verzuim van verweerder.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart klachtonderdeel a) gegrond;

- verklaart klachtonderdeel b) ongegrond;

- legt aan verweerder op de maatregel van enkele waarschuwing.

Aldus gewezen door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, mrs J.M. van de Laar,

P. van Lingen, A.G. van Marwijk Kooy en J.J. Trap, leden, bijgestaan door

mr. S.H. van den Ende als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 4 september 2013.

griffier voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 4 september 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager, p/a gemachtigde

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Amsterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan ten aanzien van het gegrond verklaarde klachtonderdeel hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing kan ten aanzien van het ongegrond verklaarde klachtonderdeel hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl