Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

18-01-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRLEE:2013:YA4299

Zaaknummer

32/11

Inhoudsindicatie

Verzetbeslissing; verzet ontvankelijk omdat de griffie de voorzittersbeslissing per vergissing naar een onjuist adres heeft gestuurd. De overschrijding van de termijn oor het instellen van verzet is verschoonbaar. Ten aanzien van het verzet is de raad vervolgens van oordeel dat dit ongegrond is omdat geen sprake is van belangenverstrengeling nu het de handelwijze van de advocaat van de wederpartij betrof die als advocaat  in loondienst werkzaam was bij de verzekeringsmaatschappij waar klaagster verzekerd was tegen het risico van  brand, welk risico zich heeft verwezenlijkt. De onafhankelijke positie van de advocaat van de wederpartij ten opzichte van de verzekeringsmaatschappij is voldoende gewaarborgd. Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 18 januari 2013

in de zaak 32/11

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 28 april 2011 op de klacht van:

 

mevrouw [    ]

klaagster

 

tegen:

mr. [    ]

verweerder

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 31 maart 2011 met kenmerk D10-022, door de raad ontvangen op 1 april 2011, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Assen de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    Bij beslissing van 28 april 2011 heeft de  plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht ten dele kennelijk niet-ontvankelijk geoordeeld en voor het overige kennelijk ongegrond, welke beslissing op 2 mei 2011 is verzonden aan klaagster.

1.3    Bij e-mail van 25 oktober 2011  heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.

1.4    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 2 november 2012 in aanwezigheid van klaagster en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede het

-    verzetschrift (e-mail) van klaagster d.d. 25 oktober 2011;

-    een e-mailbericht van 31 oktober 2911;

-    een e-mailbericht van klaagster d.d. 25 oktober 2012; 14.23 uur;

-    een e-mailbericht van klaagster d.d. 25 oktober 2012; 14.34 uur;

-    een e-mailbericht van klaagster d.d. 28 oktober 2012; 22.20 uur;

-    een e-mailbericht van klaagster d.d. 28 oktober 2012; 22.24 uur;

-    een e-mailbericht van klaagster d.d. 28 oktober 2012; 23.04 uur;

-    een e-mailbericht van klaagster d.d. 28 oktober 2012; 23.15 uur;

-    een e-mailbericht van klaagster d.d. 28 oktober 2012; 23.27 uur;

-    een e-mailbericht van klaagster d.d. 28 oktober 2012; 23.36 uur.

 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Voor een weergave van de vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter, waartegen klaagster in verzet in zoverre niet opkomt.

 

3    KLACHT EN VERZET

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat klaagster verweerder verwijt dat er sprake is geweest van belangenverstrengeling omdat verweerder niet alleen voor de verzekeringsmaatschappij U.optrad, maar tevens bij U. in loondienst was, althans bij een aan U. gelieerde vennootschap. Verweerder zou bewijsmateriaal hebben vernietigd en klaagster ten onrechte hebben beschuldigd van brandstichting. Bovendien zou verweerder er voor hebben verzorgd dat de schade nog steeds niet is vastgesteld en heeft verweerder getracht een getuige om te kopen.

3.2    De voorzitter heeft geoordeeld dat het in het onderhavige geval gaat om het optreden van de advocaat van de wederpartij en dat volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline bij de beoordeling van een klacht over het optreden van de advocaat van de wederpartij er van behoort te worden uitgegaan dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt en dat deze vrijheid niet ten gunste van de tegenpartij mag worden geknot tenzij haar belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad.

3.3    De voorzitter heeft verder geoordeeld dat verweerder niet buiten genoemde grenzen van zijn vrijheid is getreden en dat van belangenverstrengeling geen sprake is geweest.

3.4    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat verweerder verzuimd  heeft aan te geven dat er een relatie is tussen hem en de verzekeringsmaatschappij U. Het is onjuist dat U. verweerder inzet tegen de eigen verzekerden van U. Dit heeft mede te maken met het feit dat U. een coöperatie is, waarvan de verzekerden leden zijn en dat deze een idieëel gedachtengoed heeft. De onafhankelijkheid van verweerder van U. is onvoldoende gewaarborgd.

 

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft aangevoerd dat geen sprake is van belangenverstrengeling omdat zijn onafhankelijke positie wordt gewaarborgd door het zogenaamde professioneel statuut. Er is evenmin gehandeld in strijd met dat statuut. Over zijn positie heeft ook nimmer onduidelijkheid bestaan. De orde van advocaten was geheel en al op de hoogte van de constructie van de advocaat in loondienst en had daar geen bezwaar tegen.

4.2    Voorts heeft verweerder aangevoerd dat hij in het geheel niet bij het brandtechnisch onderzoek is betrokken en dat geen sprake is geweest van vernietiging van bewijsmateriaal. Evenmin is sprake geweest van beschuldigingen van brandstichting aan het adres van klaagster. Er waren signalen van brandstichting maar wie daarbij betrokken was moest onderzocht worden. Ook is het niet aan verweerder te wijten dat het lang heeft geduurd voor de schade is vastgesteld. Van het omkopen van een getuige is hem niets bekend en dit wordt ten stelligste ontkend.

 

5    BEOORDELING

5.1    De raad heeft eerst te beoordelen of klaagster in het ingestelde verzet ontvankelijk is omdat dit na het verstrijken van de verzettermijn van veertien dagen na verzending van de voorzittersbeslissing (de voorzittersbeslissing is op 2 mei 2011 verzonden en het verzet is ingesteld op 25 oktober 2011)moet zijn ingediend bij de griffie van de raad. Klaagster heeft aangegeven dat de voorzittersbeslissing naar het verkeerde adres is gestuurd, terwijl zij in de procedure bij de deken haar juiste adres heeft doorgegeven. Eerst op 24 oktober 2011 heeft zij daardoor kennis kunnen nemen van genoemde voorzittersbeslissing.

5.2    Naar het oordeel van de raad is vast komen te staan dat klaagster geen verwijt treft dat zij niet eerder dan op 24 oktober 2011 heeft kunnen kennis nemen van de beslissing van de voorzitter van de raad, zodat  klaagster derhalve ontvankelijk is in het ingestelde verzet.

5.3    De raad is echter van oordeel dat de gronden van verzet in essentie geen andere zijn dan in de klacht reeds verwoord. Het onderzoek in verzet heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter van de raad, waarmee de raad zich verenigt. De raad stelt vast dat geen sprake is van belangenverstrengeling maar dat klaagster bezwaar heeft tegen de hoedanigheid waarin verweerder optreedt. De raad verenigt zich geheel met hetgeen de voorzitter daaromtrent heeft geoordeeld.

5.4    Aangezien het verzet geen doel treft, zal de beslissing van de voorzitter van de raad in stand blijven.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart klaagster in het ingestelde verzet ontvankelijk;

verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. F.P. Dresselhuys-Doeleman, voorzitter, mrs. A.J.H. Geense, F. Klemann, G.E.J. Kornet, M.M. Wiersema, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 18 januari 2013.

 

 

griffier                                               voorzitter                           

 

Deze beslissing is in afschrift op 21 januari 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klaagster

-    verweerder

-    de (voormalig) deken van de orde van advocaten in het (voormalige) arrondissement Assen

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.