Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

04-01-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2013:68

Zaaknummer

188/12

Inhoudsindicatie

Verrekening door advocaat van zijn declaraties met gelden op de derdengeldrekening  ten gunste van de cliënt, is toegestaan. Na een periode van 5 jaar en zonder protest behouden van nota's kan niet geklaagd worden over het ontbreken van een opdrachtbevestiging. Nu nota's betaald zijn, is begroting van de declaraties niet meer aan de orde. Klacht ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 4 januari 2013

in de zaak 188/12

naar aanleiding van de klacht van:

 

mevrouw [    ]

klaagster

 

tegen:

1.    mr. [    ]

2.    mr. [    ]

verweerders

 

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de orde van advocaten in het (voormalige) arrondissement G. van 11 december 2012 met kenmerk 012/013 KG020, door de raad ontvangen op 12 december 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1    FEITEN

1.1    Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.2    Vanaf eind 2005 tot 1 januari 2011 heeft verweerder sub 2 rechtsbijstand verleend aan de echtgenoot van klaagster, de heer R., die op 2 mei 2011 is overleden. Vanaf begin 2006 heeft verweerster sub 1 de heer R. bijgestaan in een familierechtelijke kwestie.

1.3    In de zaak waarin verweerder sub 2 de heer R. heeft bijgestaan is begin 2011 een schikking getroffen en is een bedrag van € 75.000,00 overgemaakt naar de derdenrekening van verweerder sub 2. Beide verweerders hebben een hun openstaande declaratie verrekend met voornoemd saldo op de derdenrekening.

 

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    er ten onrechte bedragen in rekening zijn gebracht waarbij bovendien de declaraties ten onrechte en in strijd met de wet zijn verrekend met tegoeden van de heer R. op de derdenrekening van het kantoor van verweerders. Er is gehandeld in strijd met Gedragsregel 27.

toelichting

Niet alleen worden de in rekening gebrachte werkzaamheden betwist maar ook de aard van de verrichte  werkzaamheden en (bij gebrek aan wetenschap) de in rekening gebrachte tarieven. Een opdrachtbrief, waarbij is aangegeven welk tarief in rekening wordt gebracht en welke consequenties de te verrichten werkzaamheden zouden hebben, is niet bekend. Ook is er geen schriftelijke opdracht of bevestiging inzake de verrekeningen. De betwiste declaratiebedragen dienen alsnog onder de deken te worden gestort en de nota’s dienen vervolgens te worden begroot. Er is sprake van schending van de Gedragsregels 23, 24, 25, 26 en 27.

 

3    VERWEER

Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

3.1    Verweerder sub 2 heeft de heer R. rechtsbijstand verleend van eind 2005 tot in of omstreeks januari 2011 in een bepaalde rechtszaak. Verweerster sub 1 heeft de overleden echtgenoot van klaagster rechtsbijstand verleend in een echtscheidingsprocedure tegen mevrouw S. vanaf begin 2006 tot circa januari 2011. Beiden waren opvolgend advocaat.

3.2    Beide verweerders onderhielden uitstekende contacten met de heer R. De gesprekken verliepen in goede harmonie en verweerders toonden begrip voor de liquiditeitsproblematiek van klaagster en haar echtgenoot, vooral veroorzaakt door gelegde (conservatoire) beslagen. Ten gevolge van de liquiditeitsproblemen konden de facturen van verweerders niet worden betaald. Hierover vond op gezette tijden overleg plaats met klaagster en haar echtgenoot. De onbetaalde facturen hadden betrekking op de periode van 2006 tot (een deel van)  2011. Overeengekomen werd dat, indien er in de procedure waarin verweerder sub 2 rechtsbijstand verleende, een schikking zou worden bereikt en in dat kader betaling zou plaatsvinden, dit bedrag zou kunnen worden aangewend ter betaling van de openstaande declaraties. Verweerder heeft de echtgenoot van klaagster hierover onder meer geschreven bij brieven van 19 en 25 januari 2011. Zo schrijft verweerder sub 2 in de brief van 19 januari 2011 onder meer:

“U liet mij reeds weten ermee te kunnen instemmen dat het hiervoor genoemde schikkingsbedrag ad € 75.000,= (grotendeels)  wordt aangewend voor de betaling van de bedoelde facturen. Het lijkt mij juist u dit hierbij nog even te bevestigen.”

3.3    Voorts schrijft verweerder sub 2 in zijn brief van 25 januari 2011 aan de heer R.:

“Het schikkingsbedrag heb ik aangewend voor de voldoening van de declaraties van ons kantoor. Het viel mij daarbij op dat (de) oudste nog openstaande declaratie dateert van december 2006. Hoewel het kantoor op grond van de gehanteerde voorwaarden gerechtigd is rente over de openstaande bedragen te vorderen, hebben wij daarvan afgezien. Bij de verrekening zijn wij aldus uitgegaan van de bedragen, zoals die eerder ook aan u zijn gedeclareerd….. Door verrekening zijn alle declaraties aldus betaald. Berekend tot en met heden bent u aan ons kantoor niets meer verschuldigd. Integendeel - zoals op het overzicht ook is aangegeven  staat ten uwer gunste nog een bedrag ad € 3.302.08. Met uw goedvinden wenden wij dit befrag te zijner tijd aan voor de werkzaamheden die mevrouw T. nog verricht in de procedure S.”  (afkorting voorzitter)

3.4    Na ontvangst van laatstbedoelde brief heeft de heer R. er bij verweerders op aangedrongen dat het aan hem nog toekomende bedrag onmiddellijk zal worden uitgekeerd. Betaling heeft kort daarop ook plaatsgevonden. Vervolgens is de zaak waarin verweerster sub 1 rechtsbijstand verleende overgedragen aan een opvolgend advocaat. Overdracht heeft conform het verzoek plaatsgevonden.

3.5    Klaagster en de heer R. hebben nooit tegen de declaraties van verweerders geprotesteerd. Dit is zelfs niet gebeurd nadat verweerder sub 2 alle facturen op verzoek van de gemachtigde van klaagster nogmaals had toegezonden. Deze toezending vond plaats op 1 mei 2012 ter voorbereiding op het gesprek dat verweerder sub 2 met de gemachtigde van klaagster had op 12 mei 2012. Verweerder sub 2 heeft het besprokene bij brief van 15 mei 2012 aan de gemachtigde van klaagster bevestigd. Ook daarin geeft verweerder sub 2 aan dat klaagster en de heer R. volledig hebben ingestemd met de verrekening. Zulks is tijdens het bedoelde onderhoud ook niet door de gemachtigde van klaagster weersproken.

3.6    Er bestaat geen enkele aanleiding om de declaraties te laten begroten door de Raad van Toezicht. Alle declaraties zijn deugdelijk gespecificeerd en klaagster en de heer R. hebben daar nimmer tegen geprotesteerd. Zij hebben uitdrukkelijk met verrekening ingestemd.

 

4    BEOORDELING

4.1    De voorzitter gaat ervan uit dat klaagster klaagt in haar hoedanigheid van enig erfgenaam van wijlen haar echtgenoot. Als zodanig is zij ontvankelijk in haar klacht.

4.2    Ten aanzien van de klacht komt de voorzitter tot het navolgende oordeel.

4.3    Kern van de klacht is dat door verweerders ten onrechte bedragen in rekening zijn gebracht terwijl eveneens ten onrechte en in strijd met de wet verrekening van declaraties heeft plaatsgevonden met de tegoeden van de heer R. op de derdenrekening van het kantoor van verweerders. Bovendien hebben verweerders verzuimd hun declaraties ter begroting voor te leggen aan de Raad van Toezicht. Ook ontbreekt een opdrachtbrief waaruit het tarief van verweerders zou moeten blijken.

4.4    Vaststaat dat verweerders aan de heer R. rechtsbijstand hebben verleend vanaf eind 2005/begin 2006 tot in of omstreeks januari 2011. Voor deze werkzaamheden zijn declaraties verzonden.

Tegen de declaraties en de daarin in rekening gebrachte werkzaamheden en de uurtarieven is noch door de heer R., die op 2 mei 2011 is overleden, noch door klaagster bezwaar gemaakt. Onder die omstandigheden kan niet gesteld worden dat het ontbreken van een opdrachtbrief met betrekking tot de verrichte werkzaamheden en het uurtarief, tuchtrechtelijk verwijtbaar is. Immers de toegezonden declaraties zijn gedurende 5 jaar zonder protest behouden. Dit klachtonderdeel is dan ook kennelijk ongegrond.

4.5    Ten aanzien van het gestelde met betrekking tot de verrekening van openstaande declaraties met het tegoed dat ten gunste van de heer R. op de derdenrekening van het kantoor van verweerders was gestort, is de voorzitter van oordeel dat niet gebleken is dat de heer R. hiermede niet akkoord is gegaan. Uit de brief van verweerder sub 2 van 19 januari 2011 aan de heer R. blijkt dat verweerder sub 2 voorstelt tot verrekening over te gaan. De voorzitter verwijst naar het citaat van verweerder zoals bovenstaand onder het verweer beschreven. Daaruit is af te leiden dat de heer R. hiermee heeft ingestemd, terwijl niet is aangetoond dat dat niet het geval is geweest. Daar komt nog bij dat door verweerders is gesteld dat de heer R. er op heeft aangedrongen dat hetgeen na verrekening aan hem zou toekomen, onmiddellijk zou worden uitbetaald.  Dit is door klaagster niet weersproken. Ook daaruit kan worden afgeleid dat de heer R. akkoord was met verrekening, zodat ook dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond is.

4.6    Ten aanzien van het gestelde betreffende de noodzakelijke begroting van de declaraties van verweerders is de voorzitter van oordeel dat begroting alleen kan worden gevraagd indien declaraties onbetaald zijn gebleven. In het onderhavige geval is komen vast te staan dat de heer R. geen bezwaar had tegen verrekening zodat betaling door verrekening heeft plaatsgevonden. Er rustte dan ook op verweerders niet de verplichting hun declaraties ter begroting voor te leggen aan de Raad van Toezicht. Dit klachtonderdeel is eveneens kennelijk ongegrond.

 

BESLISSING

De voorzitter van de raad van discipline oordeelt de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond en wijst deze mitsdien af.

 

Aldus gewezen door mr. F.P. Dresselhuys-Doeleman, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier op 4 januari 2013.

 

griffier                                                                         voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op        januari 2013 per aangetekende post verzonden aan:

-    klaagster

 

en per gewone post aan:

-    verweerder

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland

 

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klaagster en de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden, Postbus 399, 9400 AJ  Assen (fax: 0592-305759). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.