Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

06-05-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2013:20

Zaaknummer

R.4066/12.200

Inhoudsindicatie

Klacht betreft bijstand in een erfrechtzaak. Verweerder heeft klager ondanks uitdrukkelijk verzoek niet schriftelijk geïnformeerd over verschillende scenario’s om het testament van zijn vader aan te vechten noch de haalbaarheid daarvan in kaart te brengen. Ook overigens is klager niet schriftelijk geïnformeerd over belangrijke informatie en feiten. Verweerder is meerdere afspraken, die de kern van de in behandeling gegeven zaak vormden, niet nagekomen. Verweerder heeft ten onrechte nagelaten een urenspecificatie op verzoek toe te zenden. Klacht deels gegrond, deels ongegrond. Maatregel: berisping.

Uitspraak

1.    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de Raad van Discipline van 30 oktober 2012, door de raad ontvangen op 31 oktober 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    Bij brief van 22 januari 2013, door de raad ontvangen op 23 januari 2013, heeft de deken een door hem ontvangen brief van klager aan de raad toegezonden.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 4 maart 2013 in aanwezigheid van klager. Verweerder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Verweerder heeft klager in de periode mei 2011 tot en met december 2011 bijgestaan in een geschil betreffende het testament van de vader van klager, die op 10 mei 2011 was overleden.

2.3    Bij brief van 17 mei 2011 heeft verweerder de verleende opdracht aan klager bevestigd. De brief is door klager mede ondertekend.

2.4    Verweerder heeft klager een voorschotdeclaratie gezonden ten bedrage van € 5.000,--. In mindering hierop heeft klager € 4.500,-- voldaan.

2.5    In de opdrachtbevestiging van 17 mei 2011 is onder meer het volgende bepaald:

“In heb met u de mogelijkheden van het verkrijgen van een eventuele toevoeging na instemming van de Raad voor Rechtsbijstand besproken. U wilt hier geen aanspraak op maken. U zult mij voor de te verlenen diensten een uurhonorarium verschuldigd zijn van € 180,00 ex BTW en ex 7% kantoorkosten. U dient een voorschotdeclaratie te voldoen van € 5000,00. U dient er tevens rekening mee te houden dat u ook nog de griffierechten, de deurwaarderskosten en de eventuele verschotten verschuldigd zult zijn.”

2.6    Bij brief van 23 mei 2011 heeft verweerder de betrokken notaris geïnformeerd dat hij voor klager zou optreden.

2.7    Bij brief van 10 oktober 2011 heeft klager concrete vragen betreffende de door verweerder uit te voeren werkzaamheden aan verweerder voorgelegd.

2.8    Bij brief van 10 november 2011 heeft verweerder aan klager een uiteenzetting gegeven betreffende het ongeldig laten verklaren van het testament van klagers vader.

2.9    Op 23 november 2011 is aan klager een afschrift betekend van een beschikking ex artikel 4:192 lid 2 BW d.d. 7 november 2011 van de Rechtbank ’s-Gravenhage, sector kanton, waarbij is bepaald dat klager binnen 30 dagen na betekening  een keuze over de (beneficiaire) aanvaarding dan wel verwerping van de nalatenschap van zijn vader kenbaar dient te maken.

2.10    Verweerder heeft naar aanleiding van voormelde betekening op 21 december 2011 bij de rechtbank een verweerschrift ingediend.

2.11    Klager heeft verweerder meermalen verzocht om een specificatie van de verrichte werkzaamheden te verstrekken.

2.12    Bij brief van 29 februari 2012 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2    Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder:

a.    dat hij bij klager ten onrechte de indruk heeft gewekt dat klager een goede kans maakte om het testament van zijn vader aan te vechten;

b.    dat verweerder heeft gezegd dat klager niet voor gefinancierde rechtshulp in aanmerking kwam terwijl dit onjuist is;

c.    dat verweerder een buitensporig hoog voorschot van € 5.000,00 in rekening heeft gebracht (waarvan klager € 4.500,00  heeft betaald) en klager heeft misleid nu verweerder, in afwijking van de opdrachtbevestiging, had toegezegd dat in dat bedrag mede de griffierechten en de kosten voor de deurwaarder waren begrepen;

d.    dat hij verschillende afspraken met klager niet is nagekomen, zoals het opstellen van een brief aan de notaris om ervoor te zorgen dat de inboedel van klagers vader niet zou worden verkocht en het opvragen van het medisch dossier van klagers vader;

e.    dat verweerder heeft nagelaten, ondanks herhaalde verzoeken, een urenspecificatie aan klager toe te zenden.

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

5    BEOORDELING

Ten aanzien van klachtonderdeel a

5.1    Klager heeft in de schriftelijke stukkenwisseling en ter zitting benadrukt dat hij verweerder herhaaldelijk heeft gevraagd om hem scenario’s te geven voor een te volgen strategie om het testament van zijn vader aan te vechten.   

De raad begrijpt dan ook dit klachtonderdeel aldus dat klager verweerder verwijt hem niet te hebben geïnformeerd over de verschillende scenario’s en de haalbaarheid daarvan.

5.2    Verweerder heeft aangevoerd dat hij klager duidelijk heeft gemaakt dat zijn zaak weinig kans van slagen had. Verweerder heeft op 21 december 2011 een verweerschrift bij de rechtbank ingediend, hoewel dit niet de procedure was die gevolgd zou moeten worden, aldus verweerder. Volgens verweerder heeft hij klager op de juiste wijze geïnformeerd, waarbij verweerder heeft verwezen naar zijn brief van 10 november 2011.

5.3    Ingevolge gedragsregel 8 dient de advocaat zijn cliënt op de hoogte te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken. Waar nodig ter vermijding van misverstand, onzekerheid of geschil, dient hij belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan zijn cliënt te bevestigen.

5.4    In de opdrachtbevestiging van 17 mei 2011 is verweerder niet ingegaan op de mogelijke aanpak en de kansen van klagers zaak. Verweerder heeft naar aanleiding van de klacht geen stukken in het geding gebracht waaruit blijkt dat hij zulks wel heeft gedaan. De brief van 10 november 2011 is bijna zes maanden na aanvang van de opdracht geschreven en gaat behalve over de verdeling van de bewijslast bij een rechtsvordering tot vernietiging van een testament, vooral over de wijze waarop een medisch dossier kan worden opgevraagd. Verweerder is in die brief bovendien niet ingegaan op de door klager in zijn brief van 10 oktober 2011 gestelde vragen. Ook schetst verweerder in de brief geen beeld van de te volgen procedure.   

Evenmin blijkt uit het dossier dat verweerder klager heeft geïnformeerd over de grondslag waarop op 21 december 2011 een verweerschrift tegen de beschikking ex artikel 4:192 lid 2 is ingediend. De indiening van dat stuk is zonder nadere toelichting, die ontbreekt, onbegrijpelijk in het licht van het feit dat tegen een dergelijke beschikking ingevolge artikel 676a sub m Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering geen hogere voorziening is toegelaten dan cassatie in het belang der wet.

5.5    Gezien het voorgaande acht de raad klachtonderdeel a gegrond in de zin dat verweerder klager niet naar behoren heeft geïnformeerd over de mogelijke aanpak en kansen van zijn zaak en hij klager ook overigens niet naar behoren schriftelijk heeft geïnformeerd over belangrijke informatie en feiten, zoals de grondslag en de redenen van het indienen van een verweerschrift.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

5.6    Uit de opdrachtbevestiging van 17 mei 2011, die klager heeft ondertekend, blijkt dat verweerder de mogelijkheden van het verkrijgen van een toevoeging met klager heeft besproken en dat klager daarop geen aanspraak wilde maken. Voorts is vastgelegd dat klager aan verweerder voor de te verlenen diensten een uurhonorarium verschuldigd zou zijn.

5.7    Tegenover de schriftelijke opdrachtbevestiging heeft klager niet aannemelijk gemaakt dat verweerder hem ten onrechte heeft gezegd dat hij niet voor gefinancierde rechtsbijstand in aanmerking kwam.

5.8    Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel c

5.9    In de meergenoemde opdrachtbevestiging is voorts vastgelegd dat klager een voorschotdeclaratie van € 5.000,00 diende te voldoen. Daarbij is vastgelegd dat klager er tevens rekening mee diende te houden dat hij “ook nog de griffierechten, de deurwaarderskosten en de eventuele verschotten” verschuldigd zou zijn.

5.10    Gelet op de schriftelijke bevestiging behoort het klager duidelijk te zijn geweest dat het voorschot geen betrekking had op griffierechten, deurwaarderskosten en eventuele verschotten.   

Dat verweerder klager mondeling anders heeft geïnformeerd is niet gebleken.

5.11    Voor het oordeel dat verweerder, door klager een voorschotdeclaratie te sturen van € 5.000,00, een buitensporig hoog voorschot in rekening heeft gebracht, bestaat geen aanleiding.

5.12    Klachtonderdeel c is ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel d

5.13    In de brief van 10 oktober 2011 heeft klager onder meer een viertal mondelinge afspraken aan verweerder bevestigd, daaraan toevoegende dat verweerder ondanks de ontvangst van geld nog niets gedaan had en hij in gebreke was gebleven met het nakomen van de genoemde afspraken.   

Volgens klagers brief gaat het om het opvragen van het medisch dossier van zijn vader, het opstellen van een brief aan de vorige advocaat, het sturen van een brief aan de Raad voor Rechtsbijstand met betrekking tot door de vorige advocaat gedeclareerde werkzaamheden en het schrijven van een brief aan de deken. Ook heeft klager bevestigd dat hij op 16 augustus 2011 met verweerder mondeling was overeengekomen dat verweerder in het weekend van 20 en 21 augustus de verschillende scenario’s en het uiteindelijke advies aan hem, klager, zou doen toekomen. Tenslotte bevestigt klager dat verweerder in een telefonisch contact op 25 september 2011 had toegezegd dat hij klager de verschillende scenario’s met zijn uiteindelijke advies van verweerder uiterlijk 25 september 2011 zou doen toekomen.

5.14    Gesteld noch gebleken is dat verweerder heeft gereageerd op klagers brief van 10 oktober 2011, noch dat verweerder de door klager bevestigde afspraken heeft betwist.   

In zijn brief van 10 november 2011 is verweerder niet ingegaan op de brief van klager.

5.15    Het voorgaande rechtvaardigt de conclusie dat verweerder verscheidene afspraken met klager, zoals genoemd in dit klachtonderdeel, niet is nagekomen. Deze afspraken vormden de kern van de in behandeling gegeven zaak. Hiervan treft verweerder een verwijt, daar hij gehouden is tot zorgvuldigheid in de uitvoering van de opdracht.   

Dit klachtonderdeel is gegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel e

5.16    In de toelichting op dit klachtonderdeel heeft klager aangevoerd dat hij verweerder meermalen heeft verzocht om toezending van een urenspecificatie. Verweerder heeft dit niet weersproken.

5.17    Ingevolge gedragsregel 27 dient de advocaat zijn cliënt een specificatie van de declaratie te verstrekken indien deze daarom vraagt.   

Een zorgvuldige uitvoering van de opdracht brengt mee dat de advocaat daartoe in beginsel ook gehouden is indien de cliënt tussentijds om een urenspecificatie vraagt. Dit geldt temeer indien de cliënt, zoals in casu, een voorschot heeft betaald.

5.18    Gezien het voorgaande is de raad van oordeel dat verweerder ten onrechte heeft nagelaten om op verzoek van klager een urenspecificatie toe te zenden.

Dit klachtonderdeel is gegrond.

5.19    Ten overvloede overweegt de raad het volgende. Ter zitting heeft klager de raad meegedeeld dat hij enkele dagen tevoren een specificatie van klager heeft ontvangen, waaruit volgens klager zou blijken dat hij nog circa € 8.000,00 aan klager verschuldigd was.   

De raad laat dit buiten beschouwing, vooreerst omdat hiervan geen stukken in het geding zijn gebracht en voorts omdat de specificatie eerst geruime tijd na de indiening van de onderhavige klacht aan klager is verstrekt.

6    MAATREGEL

    Gelet op de gegrond verklaarde onderdelen van de klacht is de raad van oordeel dat verweerder in ernstige mate is tekort geschoten in de aan klager te verlenen bijstand. Verweerder heeft daardoor het vertrouwen in de advocatuur en in zijn eigen beroepsuitoefening geschaad.

De raad acht dan ook de hierna vermelde maatregel passend en geboden.

7    BESLISSING

De Raad van Discipline:

-    verklaart klachtonderdeel a gegrond in de onder nummer 5.5 vermelde zin;

-    verklaart klachtonderdelen d en e gegrond;

-    legt als maatregel op een berisping;

-    verklaart de klacht voor het overige ongegrond.

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, T. Hordijk, J.H.M. Nijhuis en L.Ph.J. baron van Utenhove, leden, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 6 mei 2013.

griffier    voorzitter                           

 

Deze beslissing is in afschrift op 8 mei 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    klager

-    verweerder

-    [de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.     Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl