Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

09-12-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2013:140

Zaaknummer

R. 4392/13.299

Inhoudsindicatie

Een advocaat hoeft na ruim acht respectievelijk zeven respectievelijk zes jaar geen klacht meer te verwachten.  Klaagster heeft geen feiten of omstandigheden gesteld die een zodanig lange overschrijding van de termijn rechtvaardigen. Dit klachtonderdeel is kennelijk niet-ontvankelijk.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Verweerder betwist dat hij de door klager gestelde uitlatingen heeft gedaan en klaagster heeft de juistheid van haar stellingen niet nader onderbouwd, zodat dit verwijt niet kan worden vastgesteld. Dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond

Uitspraak

 De (plaatsvervangend) voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden van 14 november 2013 met kenmerk K289 2013 bm/ksl, door de raad ontvangen op 15 november 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1. FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1 Verweerder heeft klaagster jarenlang bijgestaan in een letselschadezaak.

1.2 Bij e-mailbericht van 29 augustus 2005 van de belastingadviseur van klaagster aan klaagster, heeft de belastingadviseur, voor zover in deze relevant aan klaagster geschreven:

“… Ik heb zojuist met verweerder (red.) gesproken. … Verder raadde hij aan vooralsnog niet achter de WAZ aan te gaan. Dat kost alleen maar tijd en geld terwijl de kans om nog een uitkering te krijgen vrijwel nihil is. Hij stelde dat de verzekeringsmaatschappij niet de eis zou stellen dat persé een beroep op de WAZ moet zijn gedaan. Wel zal een gevolg waarschijnlijk zijn dat de verzekeringsmaatschappij, bij een eventuele uitkering, niet het bedrag zal uitkeren dat als WAZ uitkering had kunnen worden verkregen …”

1.3 Op 31 januari 2007 heeft klaagster een WAZ uitkering aangevraagd.

1.4 Per 1 februari 2006 is deze uitkering aan klaagster toegekend.

1.5 Klaagster heeft op 31 juli 2013 een klacht tegen verweerder ingediend.

 

2. KLACHT

2.1 Klaagster verwijt verweerder dat hij:

a. een onjuist advies aan haar belastingadviseur heeft gegeven waardoor klaagster schade heeft geleden;

b. onware uitlatingen – een advocaat onwaardig – zou hebben gedaan.

 

3. BEOORDELING

Ten aanzien van klachtonderdeel a

3.1 In het tuchtrecht voor advocaten gelden geen algemene termijnen voor de uitoefening van het klachtrecht. Bij de beantwoording van de vraag of een klager, gelet op het tijdsverloop tussen de gedragingen van de advocaat waarover wordt geklaagd en de indiening van de klacht, niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, moeten twee belangen tegen elkaar worden afgewogen. Enerzijds het ten gunste van de klager wegende maatschappelijk belang dat het optreden van een advocaat door de tuchtrechter kan worden getoetst. Anderzijds het belang dat de advocaat heeft bij toepassing van het beginsel van rechtszekerheid, dat onder meer meebrengt dat een advocaat ervan mag uitgaan dat een klacht over de wijze waarop hij zijn werkzaamheden heeft verricht binnen een redelijke termijn wordt ingediend en dat hij zich na verloop van een als onredelijk te beschouwen termijn tegenover de tuchtrechter moet verantwoorden over zijn optreden van destijds. Deze afweging zal de tuchtrechter van geval tot geval dienen te maken, rekening houdende met de relevante feiten waarop de klacht betrekking heeft, het tijdstip waarop de klager zich redelijkerwijs bewust had kunnen en behoren te zijn van de reden van zijn klacht, alsmede de moeilijkheden die de verweerder zal ondervinden om zich na een zeker tijdsverloop nog adequaat tegen de klacht te verweren. Toepassing van het beginsel van rechtszekerheid brengt mee dat van een klager verwacht kan worden dat hij niet te lang wacht. Daarbij is door het Hof van Discipline in uitspraken op dit punt, steeds afhankelijk van de omstandigheden van het geval, wel een termijn van ongeveer drie jaar aangehouden.

3.2 Gelet op het feit dat het betreffende e-mailbericht van de belastingadviseur aan klaagster dateert van 29 augustus 2005 en de WAZ  uitkering bij brief van 11 mei 2007 is toegekend per 1 februari 2006 is sprake van een tijdsverloop van meer dan drie jaar. Klaagster heeft geen feiten of omstandigheden gesteld die een zodanig lange overschrijding van de termijn rechtvaardigen. Een advocaat hoeft na ruim acht respectievelijk zeven respectievelijk zes jaar geen klacht meer te verwachten. Dit klachtonderdeel is kennelijk niet-ontvankelijk.

3.3 Ten overvloede overweegt de voorzitter dat niet vastgesteld kan worden dat het advies dat de belastingadviseur in zijn mail van 29 oktober 2005 meldt, als te zijn gegeven door verweerder, inderdaad door hem is gegeven, nu verweerder dit betwist en dit verwijt evenmin aan de hand van andere stukken kan worden vastgesteld.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

3.4 Dit klachtonderdeel ziet op de gestelde uitingen van verweerder in 2012. Verweerder betwist dat hij deze uitlatingen heeft gedaan en klaagster heeft de juistheid van haar stellingen niet nader onderbouwd, zodat dit verwijt niet kan worden vastgesteld. Dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

 

4. BESLISSING

Wijst klachtonderdeel a als kennelijk niet-ontvankelijk en klachtonderdeel b als  kennelijk ongegrond af.

  

Aldus gewezen door jhr.mr. A.W. Beelaerts van Blokland, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder, griffier op 9 december 2013.

griffier                                                                         voorzitter

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 10 december 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klaagster en de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ‘s-Gravenhage (fax: 070-3501024). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.