Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-02-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2013:YA3843

Zaaknummer

13-09

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klachten over kwaliteit dienstverlening eigen advocaten ongegrond. De wijze waarop de advocaten de belangen van klaagster hebben behartigd niet kennelijk onjuist.

Inhoudsindicatie

Klacht tegen advocatenkantoor kennelijk niet-ontvankelijk.

Uitspraak

 

Beslissing van 7 februari 2013

in de zaak 13-09

naar aanleiding van de klacht van:

mevrouw

klaagster

tegen:

Advocatenkantoor W.

te H.

verweerder sub 1

mr. X

advocaat te H.

verweerder sub 2

mr. Y.

advocaat te H.

verweerster sub 3

mr. Z.

advocaat te H.

verweerster sub 4

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Zutphen van 31 december 2012, verzonden op 8 januari 2013, door de raad ontvangen op 9 januari 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1. FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

1.2 Klaagster was verwikkeld in een echtscheiding en een groot aantal daarmee verband houdende procedures. Er zijn in totaal 31 procedures gevoerd. Klaagster werd in aantal van die procedures bijgestaan door advocaten die verbonden zijn aan het advocatenkantoor Van Zeijl Bijl Aartsen te Harderwijk.

2. KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46g Advocatenwet doordat:

a.  Verweerster sub 3 haar niet heeft gewezen op de mogelijkheid bijzondere bijstand aan te vragen in verband met de eigen bijdrage;

b.  Verweerders sub 3 en sub 4 niet zijn ingegaan op het verzoek van klaagster om zaken rondom de hypotheek (het vastzetten van de rente en het direct betalen van de verhoging door ex-partner) mee te nemen in de lopende procedure voorlopige voorzieningen en de rechter te vragen de man te dwingen mee te werken: de woonlasten zouden stijgen door de variabele rente.

c.  Verweerders sub 3 en 4 zijn niet ingegaan op het verzoek van klaagster om in een procedure de ex-partner te dwingen bij te dragen in de kosten van de verzorging van de katten;

d.  Verweerster sub 4 onvoldoende vertrouwen in klaagster heeft gehad ten aanzien van de kwestie betreffende de vervalste loonstroken van de ex-partner en in latere procedures onvoldoende gebruik gemaakt van het bedrog van de ex-partner;

e.  Verweerster sub 3 weigerde hoger beroep in te stellen in de zaak betreffende de boedelscheiding.

f.  Verweerder sub 2 weigerde een gesprek aan te gaan over de fouten/behandeling door verweerster sub 4, tenzij er een klacht zou worden ingediend.

3. VERWEER

3.1 Verweerders hebben verweer gevoerd. Op de inhoud daarvan zal hierna, voor zover van belang, worden ingegaan.

4. BEOORDELING

4.1 Op de klacht kan, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, door de voorzitter worden beslist.

4.2 Klaagster heeft zowel een klacht ingediend tegen het advocatenkantoor als tegen de individuele advocaten die op dit kantoor werkzaam zijn. Een klacht die zich richt tegen een advocatenkantoor kan alleen beoordeeld worden voor zover het gaat om gedragingen die aan alle leden van het kantoor persoonlijk verweten kunnen worden. Betreffende de wijze waarop verweersters sub 3 en 4 ieder afzonderlijk bijstand hebben verleend aan klaagster en de wijze waarop verweerder sub 2 heeft gereageerd op het verzoek van klaagster om een gesprek, kan klaagster geen verwijt maken aan alle advocaten die werkzaam zijn bij het advocatenkantoor. Daarom is de klacht jegens verweerder sub 1 kennelijk niet-ontvankelijk.

4.3 Bij de beoordeling van de klachten die gericht zijn tegen de individuele advocaten stelt de voorzitter voorop dat een advocaat bij de behandeling van de zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Wel moet de advocaat zijn cliënt duidelijk maken hoe hij te werk kan gaan en waartoe hij wel of niet bereid is. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is in het algemeen pas sprake als de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. De voorzitter zal het handelen van verweerders sub 2, 3 en 4 aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

4.4 Klachtonderdeel a

Klaagster stelt dat zij niet is gewezen op de mogelijkheid bijzondere bijstand aan te vragen in verband met de aan haar opgelegde eigen bijdrage. Als verweer is aangevoerd dat het de gedragslijn van het advocatenkantoor is om cliënten met een bijstandsuitkering te wijzen op de mogelijkheid van bijzondere bijstand voor een eigen bijdrage. Dat dit in het geval van klaagster niet is gebeurd, kan volgens verweerster sub 3 worden verklaard door het feit dat klaagster bij aanvang een WAO-inkomen had en daarnaast partneralimentatie ontving. Zij zou daarom niet voor bijzondere bijstand in aanmerking zijn gekomen.

Naar het oordeel van de voorzitter lag het –mede gelet op de omstandigheden- niet op de weg van verweerster om klaagster op het bestaan van de regeling inzake de bijzondere bijstand te wijzen. Het nalaten daarvan acht de voorzitter niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.

Klachtonderdeel a is dan ook kennelijk ongegrond.

4.5 Klachtonderdelen b, c, d en e

Gelet op de samenhang zal de voorzitter de klachtonderdelen b, c, d en e gezamenlijk behandelen. De klachtonderdelen hebben betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening van verweersters sub 3 en 4.

De tuchtrechter dient in dit opzicht te beoordelen of sprake is van enig handelen of nalaten van de advocaat in strijd met de zorg die de advocaat behoort te betrachten ten opzichte van degene wier belangen hij of zij behartigt.

Uitgangspunt is daarbij dat een advocaat voor het –in overleg met zijn cliënt- te voeren beleid een ruime mate van vrijheid toekomt en dat in het algemeen een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd kan zijn indien de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt of adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. De voorzitter zal de klachtonderdelen met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

4.6 Het verwijt dat verweersters niet zijn ingegaan op het verzoek van klaagster om in een procedure haar ex-echtgenoot te dwingen bij te dragen in de kosten van de verzorging van de katten, kan niet door de voorzitter worden vastgesteld en is ook overigens niet gebleken. Uit de stukken valt af te leiden dat verweerster sub 3, nadat zij klaagster in eerste instantie had ontraden om een vordering terzake van de kattenkosten in te stellen omdat hiervoor de juridische grondslag ontbrak, er uiteindelijk voor gekozen heeft de vordering in de boedelscheidingsprocedure te betrekken.

Hiermee staat vast dat er aan het verzoek van klaagster is tegemoet gekomen.

4.7 Evenmin is de voorzitter gebleken dat de wijze waarop verweersters de belangen van klaagster hebben behartigd terzake de zaken rondom de hypotheekrente, onjuist is geweest. Verweersters hebben uitgelegd  waarom zij de zaak hebben aangepakt zoals ze hebben gedaan. Naar onweersproken door verweersters is aangevoerd hebben zij met klaagster gesproken over de mogelijkheid om in een kort geding medewerking van de ex-echtgenoot af te dwingen en heeft klaagster van die mogelijkheid afgezien. Er is uiteindelijk voor gekozen de vordering te betrekken in de boedelscheidingsprocedure. Dat verweersters er niet voor hebben gekozen om deze kwestie en mogelijk ook de vordering terzake de kattenkosten te betrekken in de lopende voorlopige voorzieningenprocedure, komt de voorzitter –gelet op de aard van die procedure en het limitatieve karakter dat de wet stelt aan de voorzieningen die in deze procedure kunnen worden verzocht- juist voor.

4.8 Uit de stukken is de voorzitter niet gebleken dat verweerster sub 4 klaagster onvoldoende gesteund heeft in haar verzoek om de echtheid van de loonstroken van de ex-partner aan de orde te stellen. Verweerster heeft in dit verband aangevoerd dat zij alle beschikbare argumenten in hoger beroep naar voren heeft gebracht. Het ligt op de weg van de cliënt om, als hij of zij het met de aanpak van de advocaat niet eens is, dit aan de advocaat duidelijk te maken. Naar de voorzitter uit de stukken is gebleken, heeft klaagster voor het eerst in de klachtprocedure naar voren gebracht dat zij ontevreden was over het optreden van haar advocaat. Het aan verweerster sub 4 (achteraf) gemaakte verwijt is dan ook onterecht.

4.9 Klaagster verwijt verweerster sub 3 dat zij geen hoger beroep procedure voor haar heeft willen voeren. Uit de stukken blijkt dat verweerster aan klaagster heeft geschreven dat zij geen bijstand meer wilde verlenen, gezien de vertrouwensbreuk die er was ontstaan. De voorzitter overweegt in dit verband dat het een advocaat vrij staat om de werkzaamheden te beëindigen. Als de vertrouwensbasis is komen te vervallen, is de advocaat daartoe zelfs gehouden. Gelet op de klachten die klaagster had ingediend, kon verweerster sub 3 redelijkerwijs menen dat het vereiste vertrouwen was komen te vervallen. Het stond verweerster sub 3 dan ook vrij om haar werkzaamheden te beëindigen.

4.10 De klachtonderdelen b, c, d en e zijn dan ook kennelijk ongegrond.

4.11 Klachtonderdeel f.

Tegenover de stelling van klaagster dat verweerder sub 2 enkel een gesprek met klaagster wilde aangaan als zij officieel een klacht indiende, staat de gemotiveerde betwisting van verweerder. Dit klachtonderdeel is dan ook niet vast komen te staan en daarmee kennelijk ongegrond.

BESLISSING

Verklaart de klacht in al zijn onderdelen kennelijk ongegrond en verklaart de klacht voor zoverre deze zich richt tegen het advocatenkantoor, kennelijk niet ontvankelijk.

Aldus gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, met bijstand van mr. G.H.J. Spee als griffier op 7 februari 2013.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 7 februari 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klaagster

- verweerders

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Nederland