Rechtspraak
Uitspraakdatum
02-09-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2013:36
Zaaknummer
13-63
Inhoudsindicatie
klacht wederpartij ivm stellen van voorwaarden in het kader van een omgangsregeling ongegrond. Vrijheid het belang van de cliënt te dienen
Uitspraak
Beslissing van 2 september 2013
in de zaak 13-63
naar aanleiding van de klacht van:
P.
klaagster
tegen:
mr. P.
advocaat te [plaats]
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 4 maart 2013 met kenmerk RvT 1112-9390, door de raad ontvangen op 5 maart 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 17 juni 2013 in aanwezigheid van verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van:
- de brief van 4 maart 2013 zoals genoemd onder 1.1. en de aan deze brief gehechte bijlagen, genummerd 1 tot en met 6
- de brief van 27 mei 2013 van klaagster aan de raad.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Verweerder trad op als advocaat van de ex-echtgenoot van klaagster in verband met een omgangsregeling met de kinderen. Verweerder heeft namens zijn cliënt een kort geding tegen klaagster gestart nadat zij met de kinderen van Culemborg verhuisde naar Leeuwarden.
2.3 Bij vonnis d,d. 6 juni 2012 werden door de voorzieningenrechter de kinderen bij wege van voorlopige voorziening toevertrouwd aan de cliënt van verweerder, met de verplichting tot afgifte van de kinderen onder verbeurte van een dwangsom en zonder daarbij een contactregeling met klaagster af te spreken. De voorzieningenrechter ging ervan uit dat partijen zich zouden inspannen om voor de duur van de bodemprocedure een contactregeling tussen de kinderen en klaagster tot stand te brengen.
2.4 Verweerder heeft via de advocaat van klaagster bij brief gedateerd 8 juni 2012 namens zijn cliënt een contactregeling voorgesteld.
2.5 Dit voorstel is door klaagster afgewezen.
2.6 Op 14 juni 2012 stelde een kantoorgenoot van verweerder, namens de cliënt van verweerder aan klaagster een contactregeling voor, voor het daarop volgende weekend, met de aanzegging dat wanneer dat niet zou worden geaccepteerd, er geen contact zou zijn en wanneer deze regeling niet zou worden nagekomen, contact voorlopig niet zou plaatsvinden totdat er een overeenkomst met waarborging van de nakoming zou liggen.
2.7 Bij brief van 15 juni 2012 stelde verweerder aan klaagster een omgangsregeling voor, te weten dat klaagster met de kinderen eenmaal per 14 dagen van vrijdagmiddag tot zondagavond omgang zou hebben. Het voorstel van klaagster dat klaagster de kinderen iedere dag zou kunnen bellen en ieder weekend zou ontvangen werd met deze brief afgewezen.
2.8 Bij brief van 26 juni 2012 berichtte een advocaat namens klaagster dat klaagster voorlopig geen omgangsregeling wenste te treffen ten einde rust aan zichzelf en haar kinderen te geven. In deze brief werd namens klaagster een voorstel voor omgang met de kinderen tijdens de vakantieperiode gedaan.
2.9 Verweerder reageerde bij brief van 29 juni 2012 schriftelijk naar de advocaat van klaagster, onder meer over het voorstel betreffende de omgang met de kinderen tijdens de vakantieperiode. Het voorstel van klaagster werd daarin enigszins aangepast.
2.10 Bij brief van 3 juli 2012 diende klaagster een klacht in jegens verweerder.
3 KLACHT
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) zich (althans zijn waarnemer) rechtstreeks tot klaagster te wenden met zijn brief van 14 juni 2012, terwijl klaagster werd vertegenwoordigd door een advocaat.
b) voorwaarden te stellen in het kader van een omgangsregeling, in strijd met het vonnis van de rechtbank.
4 VERWEER
4.1. Verweerder voert aan dat op 12 juni 2012 het bericht van een advocaat van klaagster is ontvangen dat post rechtstreeks aan klaagster diende te worden gericht. Dat heeft de kantoorgenoot van verweerder vervolgens op 14 juni 2012 gedaan. Verweerder zelf heeft zich niet direct tot klaagster gewend maar nadien tot de opvolgend gemachtigde.
4.2. Verweerder stelt geenszins de omgang van klaagster met de kinderen te hebben willen belemmeren maar uitsluitend in het belang van zijn cliënt te hebben gehandeld, zoals hem dat is toegestaan. Hij heeft daarbij niet de grenzen van het betamelijke overschreden en niet klachtwaardig gehandeld.
5 BEOORDELING
Ad klachtonderdeel a)
5.1. Gebleken is dat niet verweerder zich direct op tot klaagster heeft gericht op 14 juni 2012 maar zijn kantoorgenoot, namens hem. Reeds de eerste constatering maakt dat de klacht niet gegrond is: verweerder heeft zich niet tot klaagster gericht. Dit betekent dat klachtonderdeel (a) ongegrond is.
Ad klachtonderdeel b)
5.2. Van belang voor de beoordeling van dit klachtonderdeel is dat de klacht zich richt tot verweerder in zijn kwaliteit van advocaat van de wederpartij. In die hoedanigheid komt aan verweerder een grote mate van vrijheid toe datgene te doen wat in het belang van zijn cliënt is en mag hij zich daardoor in beginsel laten leiden. Een advocaat doet aan de belangen van de wederpartij slechts tekort indien hij optreedt op een wijze die in dat perspectief de zaken, afgezet tegen de belangen van de wederpartij, onnodig en onredelijk belastend of gecompliceerd maakt of anderszins wezenlijk tekort doet aan die belangen.
5.3. De raad is van oordeel dat verweerder bij zijn optreden de belangen van klaagster niet onnodig of onredelijk heeft veronachtzaamd. De raad stelt vast dat verweerder namens zijn cliënt juist voorstellen heeft gedaan ten behoeve van het tot stand brengen van een tijdelijke contactregeling. Niet is in te zien in welke zin verweerder daarbij de belangen van klaagster heeft veronachtzaamd op een wijze die als onnodig en onredelijk dient te worden aangemerkt, nu in het voorstel contact niet werd afgewezen maar daarvoor nu juist een voorstel werd gedaan. Dat verweerder daarbij de belangen van klaagster onnodig en onredelijk heeft veronachtzaamd, is ook niet nader onderbouwd. Dit betekent dat ook het tweede klachtonderdeel niet gegrond is.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht in al zijn onderdelen ongegrond.
Aldus gewezen door mr M.M. Lorist, voorzitter, mrs. H. Dulack, P.J.F.M. de Kerf, P.P. Verdoorn en A.S.M. Zweerman-Oude Breuil, leden bijgestaan door mr. P.H. Burger als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 2 september 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 2 september 2013 per aangetekende brief verzonden aan:
- klaagster
- verweerder
en per gewone post aan:
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden Nederland.
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.