Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

13-12-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2013:55

Zaaknummer

43/13

Inhoudsindicatie

Volgens klager heeft verweerster gehandeld in strijd met artikel 16 van de Wet houdende regels inzake bescherming van persoonsgegevens (WBP) althans in strijd met de zorgvuldigheid die haar betaamt, door een rapport met vertrouwelijke medische gegevens in een procedure tussen klager en zijn ex-echtgenote over te leggen. Verweerster heeftgehandeld binnen de grenzen van de haar toekomende vrijheid bij de behartiging van de belangen van haar cliënte door dit rspport over te leggen, nu de rechtbank om een rapport had gevraagd en klager slechts een verklaring van een psycholoog heeft overgelegd. Klacht ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 13 december 2013

in de zaak 43/13

naar aanleiding van de klacht van:

 

de heer [    ]

klager

 

tegen:

mr. [    ]

verweerster

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 8 april 2013 met kenmerk 012/013, door de raad ontvangen op 9 april 2012, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 1 november 2013 in aanwezigheid van  klager en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van het van de deken ontvangen dossier.

 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    In het kader van een verzoek tot nihilstelling van de door klager te betalen kinderalimentatie, heeft de rechtbank klager bij tussenbeschikking opgedragen een rapport van een arbeidsdeskundige/verzekeringsarts over te leggen.

2.3    Klager heeft een verklaring van een psycholoog overgelegd. Verweerster, die optrad voor de ex-echtgenote, heeft een rapport over klager van diens een arbeidsongeschiktheidsverzekeraar overgelegd. De verzekeraar had dit rapport abusievelijk aan het adres van de ex-echtgenote gezonden in plaats van naar het adres van klager. Zo heeft verweerster de beschikking over dit rapport gekregen en het in de procedure ingebracht.

2.4    Bij brief met bijlagen van 30 september 2012 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster.

 

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij een rapport met vertrouwelijke medische gegevens betreffende klager zonder zijn toestemming in de alimentatieprocedure heeft ingebracht.

3.2    Door zo te handelen heeft verweerster gehandeld in strijd met de Wet houdende regels inzake bescherming van persoonsgegevens (WBP), meer in het bijzonder artikel 16 van die wet. Het Hof van Discipline heeft in een uitspraak (30 november 2009, 1514) geoordeeld, dat ook indien artikel 16 WBP niet van toepassing is, de zorgvuldigheid vereist dat betrokkene van tevoren wordt geïnformeerd over de voorgenomen overlegging van een medisch dossier.

 

4    VERWEER

4.1    Verweerster heeft door het toezenden van het bewuste rapport gehandeld binnen de vrijheid die haar toekomt om de belangen van haar cliënte op een dusdanige wijze te behartigen als haar goeddunkt. Immers, de brief van de psycholoog die door klager in het geding was gebracht voldeed niet aan de opdracht van de rechtbank om een rapport van een arbeidsdeskundige/verzekeringsarts over te leggen. Het rapport van de arbeidsdeskundige/verzekeringsarts onderbouwde het vermoeden van de ex-echtgenote, dat klager niet op adequate wijze meewerkte aan zijn herstel.

4.2    Artikel 16 WBP is niet van toepassing omdat het in dit geval gaat om een voortgangsrapportage door arbeidsdeskundigen. In de uitspraak van het Hof van Discipline gaat het om een door artsen opgesteld medisch dossier. Indien de WBP van toepassing is, beroept verweerster zich op de uitzondering van artikel 23 WBP.

 

5    BEOORDELING

5.1    Uitgangspunt is dat aan de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Het tuchtrecht dient niet ter beknotting van die vrijheid. Verweerster heeft zelf (terecht, zo vindt de raad)  aangegeven dat zij wellicht beter eerst contact met de raadsman van klager had kunnen opnemen alvorens het rapport van de arbeidsongeschiktheidsverzekeraar over te leggen. Dat zij dat niet heeft gedaan maakt echter naar het oordeel van de raad nog niet dat de handelwijze van verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar is. Verweerster heeft immers voldoende aannemelijk gemaakt dat het belang van haar cliënte vroeg om overlegging van de productie, mede gezien de wijze waarop klager gevolg gaf aan de opdracht van de rechtbank om een rapport van een arbeidsdeskundige/verzekeringsarts over te leggen. Voorts is de raad niet gebleken dat verweerster met het overleggen van de rapportage heeft gehandeld in strijd met de WBP, nu het stuk is overgelegd in een gerechtelijke procedure. 

5.2    Het voorgaande leidt er toe dat de klacht ongegrond wordt verklaard.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

is van oordeel dat de klacht ongegrond is.

 

Aldus gewezen door mr. F. P. Dresselhuys-Doeleman, voorzitter, mrs. M.I. van Horssen Bok, W.H. Kesler, J.V. van Ophem en P.S. van Zandbergen, leden, bijgestaan door mr. J.M.G. Kuin-van den Akker als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 13 december 2013.

 

griffier                                                                  voorzitter                           

 

Deze beslissing is in afschrift op 16 december 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klaagster

-    verweerster

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    klager

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.     Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl