Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

17-12-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2013:222

Zaaknummer

13-202A

Inhoudsindicatie

Klacht tegen advocaat wederpartij dat deze zich zonder toestemming van de advocaat van diens tegenpartij tot de rechtbank heeft gericht met nadere stukken, terwijl de zaak voor vonnis stond. Klacht gegrond, maar geen maatregel opgelegd

Uitspraak

Beslissing van 17 december 2013

in de zaak 13-202A

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

klager

tegen:

de heer mr.

advocaat te Amsterdam

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 29 juli 2013 met kenmerk 4013-0719, door de raad ontvangen op 30 juli 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 28 oktober 2013 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in §1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken 1 tot en met 12 van de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Verweerder heeft de wederpartij van klager bijgestaan in een kortgedingprocedure die werd gevoerd bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Overijssel (hierna: “de voorzieningenrechter”).

2.3 Op 15 april 2013 werd de zaak ter zitting behandeld door de voorzieningenrechter. Bij die zitting waren verweerder, diens cliënt, alsmede klager en diens advocaat aanwezig.

2.4 Tijdens voormelde zitting werd gepoogd tot een schikking te komen, maar dat bleek niet mogelijk. Partijen in het geschil verzochten de voorzieningenrechter aan het slot van de zitting om nog geen vonnis te wijzen, teneinde hen in de gelegenheid te stellen om na afloop van de zitting alsnog een schikking te beproeven. Tussen klager en verweerder is niet in geschil dat de voorzieningenrechter op de zitting van 15 april 2013 heeft meegedeeld dat hij twee weken na de zitting vonnis zou wijzen, tenzij partijen binnen één week na de zitting zouden berichten dat een schikking was bereikt.

2.5 Bij faxbericht van 18 april 2013 aan de voorzieningenrechter heeft de advocaat van klager onder meer het volgende geschreven:

“Met verwijzing naar de zitting van maandag 15 april jl. bericht ik u dat partijen niet tot een regeling in der minne zijn gekomen. Ik verzoek u vonnis te wijzen.”

2.6 Bij faxbericht van 18 april 2013 aan de voorzieningenrechter heeft verweerder onder meer het volgende geschreven:

“Zoals afgesproken ter zitting van afgelopen maandag zou ik u nog berichten in hoeverre partijen al dan niet alsnog een schikking hebben weten te bereiken.

Helaas is dat niet het geval.

In de tussenliggende periode heeft [klager] echter wel een aantal mails gezonden welke u bijgaand aantreft.

Mochten deze mails u nog aanleiding geven tot vragen dan verzoek ik u de debatten te heropenen, zo niet dan verzoek ik u vonnis te willen wijzen.

Afschrift dezes zond ik aan [raadsman klager].”

2.7 Bij brief van 22 april 2013 heeft de gemachtigde van klager gereageerd op de brief van verweerder van 18 april 2013 en onder meer het volgende geschreven aan de voorzieningenrechter:

“Na de zitting van maandag 15 april 2013 heeft de advocaat van [wederpartij], [verweerder], per fax van donderdag 18 april 2013 nog een aantal stukken aan u toegezonden, terwijl de zaak al voor wijzen stond. [Verweerder] heeft zulks gedaan geheel buiten mijn medeweten en mijn instemming en die van [klager] om.

Daargelaten dat [verweerder] aldus de voor hem geldende gedragsregels ernstig heeft geschonden, maak ik namens [klager] bezwaar tegen de nadere toezending van deze stukken aan Uw rechtbank. [Klager] kon en kan daarop niet meer reageren en met het oog op de equality of arms verzoek ik u met klem geen enkele acht te slaan op de nader aan u toegezonden stukken.

Een kopie van deze brief met bijlagen heb ik verzonden aan [verweerder].”

2.8 Op 22 april 2013 is door de voorzieningenrechter aan partijen meegedeeld dat in dit stadium van het geding geen acht meer kon worden geslagen op nieuwe gedingstukken en dat deze daarom buiten beschouwing zijn gelaten.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat deze in strijd met gedragsregel 15 op 18 april 2013 stukken aan de rechter heeft gezonden, althans zich zonder toestemming van de wederpartij tot de rechter heeft gewend nadat de zaak voor vonnis stond.

4 VERWEER

4.1 Verweerder betwist dat hij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld omdat hij de door de voorzieningenrechter gegeven termijn voor het geven van een schriftelijke reactie omtrent het al dan niet bereiken van een schikking in acht heeft genomen en hij de raadsman van klager tegelijkertijd een afschrift heeft gezonden. Van strijd met het tweede lid van artikel 15 van de gedragsregels is geen sprake omdat de zaak nog niet voor vonnis stond en de voorzieningenrechter niet had aangegeven dat geen nadere proceshandelingen mochten worden verricht. Voorts is sprake van bijzondere omstandigheden waardoor de stukken zonder toestemming van de wederpartij aan de voorzieningenrechter mochten worden gezonden. Volgens verweerder werd zijn cliënt op de zitting van 15 april 2013 namelijk ernstig bedreigd door klager. De e-mails van klager van na die zitting die verweerder aan de voorzieningenrechter deed toekomen bevatten nieuwe bedreigingen. Verweerder achtte het van belang de voorzieningenrechter hiervan in kennis te stellen.

5 BEOORDELING

5.1 Nadat om een uitspraak is gevraagd, is het de advocaat krachtens artikel 15 lid 2 van de gedragsregels niet geoorloofd zich zonder toestemming van de wederpartij tot de rechter te wenden. Bij gebreke van toestemming van de wederpartij, kan een advocaat zich volgens heersende jurisprudentie alleen op grond van bijzondere omstandigheden tot de rechter wenden.

5.2 Hoewel daarover enige twijfel mogelijk is geweest, moet er naar het oordeel van de raad van worden uitgegaan dat ter zitting tot vonniswijzing is besloten. Alleen het bereiken van een schikking binnen een week zou dat anders maken.

5.3 Met zijn brief van 18 april 2013 heeft verweerder niet alleen aan de voorzieningenrechter te kennen gegeven dat geen schikking was bereikt, maar ook nieuwe informatie onder de aandacht van de voorzieningenrechter willen brengen, zonder dat de wederpartij daarmee had ingestemd.

5.4 Dat de e-mails van klager die verweerder bij zijn brief van 18 april 2013 aan de voorzieningenrechter heeft overgelegd bedreigingen aan het adres van verweerder bevatten, geeft naar het oordeel van de raad geen, althans onvoldoende aanleiding voor het maken van een uitzondering op artikel 15 lid 2 van de gedragsregels. Daargelaten de inhoud van deze e-mails, valt niet in te zien waarom verweerder zich niet eerst tot de advocaat van klager heeft gewend om toestemming te vragen voor het alsnog in het geding brengen van stukken. De klacht is daarom gegrond.

5.5 Hoewel de klacht gegrond is, ziet de raad aanleiding om het opleggen van een maatregel achterwege te laten. Daartoe wordt overwogen dat er enige twijfel mogelijk is geweest over de vraag of in deze procedure ter zitting al dan niet uitspraak was gevraagd. Aangenomen wordt voorts dat het bericht van 18 april 2013 van de advocaat van klager, waarin hij vonnis vraagt, verweerder nog niet had bereikt toen diens omstreden schrijven van 18 april 2013 aan de voorzieningenrechter uitging.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht gegrond.

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mrs M.A. Le Belle, B.J. Sol,

R. Lonterman en J.J. Trap, leden, bijgestaan door mr. S.H. van den Ende als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 17 december 2013.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 17 december 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Amsterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl