Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-02-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2013:YA4126

Zaaknummer

R. 4004/12.138

Inhoudsindicatie

Echtscheidingsprocedure, waarbij verweerster bij de wederpartij de schijn heeft gewekt ook zijn belangen te behartigen.

Inhoudsindicatie

Verweerster heeft nagelaten bij herhaling volstrekte duidelijkheid te geven over haar rol als advocaat van de wederpartij. Zij is hierbij tekortgeschoten. De klacht is dan ook gegrond. Maatregel: een enkele waarschuwing.

Uitspraak

1.    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de Raad van Discipline van 11 juli 2012, ontvangen door de raad op 12 juli 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Dordrecht de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 10 december 2012 in aanwezigheid van klager en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Verweerster behartigde de belangen van de voormalige echtgenote van klager in een echtscheidingsprocedure.

2.3    Bij brief van 15 september 2010 heeft verweerster klager gevraagd of hij bereid is met zijn toenmalige echtgenote en verweerster overleg te voeren over de wijze waarop de gevolgen van de echtscheiding zouden kunnen worden geregeld.

2.4    In deze brief heeft verweerster voor zover relevant in de één na laatste alinea opgenomen:

“Voor het geval u niet met cliënte wenst te overleggen en/of behoefte heeft aan bijstand heeft door een eigen advocaat, verneem ik dat graag. In dat laatste geval zal ik namens cliënte een eenzijdig verzoek tot echtscheiding moeten indienen. Zoals gemeld heeft deze weg niet de voorkeur van cliënte.”

2.5    Op 17 september 2010 heeft de toenmalige echtgenote van klager een woning gekocht, waarvan de levering gepland was tegen 24 november 2010.

2.6    Op 16 november 2010 heeft een bespreking plaatsgevonden bij verweerster in aanwezigheid van klager en zijn toenmalige echtgenote.

2.7    Bij brief van 15 maart 2011 heeft verweerster klager een concept-ouderschapsplan en echtscheidingsconvenant doen toekomen met goedkeuring van de toenmalige echtgenote van klager.

2.8    In deze brief is voor zover in deze relevant door verweerster aan klager geschreven:

“Twee exemplaren ontvang ik graag retour, waarvan er een zal worden behouden in mijn dossier en het andere zal worden ingediend tezamen met een gezamenlijk verzoekschrift tot echtscheiding.”

2.9    Zowel ten aanzien van het concept-convenant van maart 2011 als in het concept van oktober 2011 is door verweerster het modelconvenant voor een mediation gebruikt.

2.10    Bij e-mailbericht van 11 oktober 2011 heeft verweerster klager gevraagd of hij mee wil werken aan ondertekening van het echtscheidingsconvenant en het ouderschapsplan.

2.11    Klager heeft zich hierop gewend tot een advocaat, waarna verweerster zich aan de zaak heeft onttrokken.

2.12    Bij ongedateerde brief heeft klager zich bij de deken beklaagd over  verweerster.

3    KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij, nadat zij de gezamenlijke belangen van zowel haar cliente als klager had behartigd, eenzijdig haar werkzaamheden voor haar cliente zou hebben voortgezet en zij onduidelijk is geweest over haar rol als mediator, dan wel advocaat, adviseur van beide partijen, dan wel van één der partijen. Verweerster heeft daarbij klager onvoldoende geadviseerd over zijn juridische positie.

   

4    VERWEER

Verweerster is van mening dat zij aan klager voldoende duidelijk heeft gemaakt dat zij als advocaat optrad voor zijn voormalige echtgenote. Verweerster heeft dit aangegeven in haar eerste brief van 15 september 2010, de bespreking op 16 november 2010 en in het telefoongesprek in het najaar van 2011. Het feit dat verweerster een verkeerd model echtscheidingsconvenant heeft gebruikt is slordig en verdient niet de schoonheidsprijs.

5    BEOORDELING

5.1    Vooropgesteld zij dat een advocaat zich zodanig dient te gedragen dat het vertrouwen in de advocatuur of in zijn eigen beroepsuitoefening niet zal worden geschaad. Voorts geldt dat een advocaat, die in een bepaalde zaak de belangen van twee partijen heeft behartigd, in het algemeen verplicht is zich geheel uit de zaak terug te trekken, zodra een niet aanstonds overbrugbaar belangenconflict bestaat. De advocaat die in een bepaalde zaak de belangen van twee partijen heeft behartigd, en die zich als advocaat van een of meer van die partijen heeft teruggetrokken, mag in die zaak of in de voortzetting daarvan niet optreden tegen de partij of partijen ten aanzien van welke hij zich heeft teruggetrokken. Ook is het de advocaat in principe niet toegestaan tegen een voormalige cliënte of een bestaande cliënte van hem of een kantoorgenoot van hem op te treden.

5.2    In de eerste brief van 15 september 2010 van verweerster aan klager heeft verweerster opgemerkt: “Ik ben overigens bereid om met jullie kinderen te praten, althans naar ze te luisteren. Daardoor zouden de kinderen in de gelegenheid worden gesteld hun mening te geven buiten de aanwezigheid van hun ouders. Kinderen zijn immers - onbewust - geneigd datgene aan een ouder te vertellen, waarvan zij denken dat de ouders dat willen horen.”   

5.3    Bij brief van 15 maart 2011 heeft verweerster klager getutoyeerd en, voor zover in deze relevant, geschreven: “Twee exemplaren ontvang ik graag retour, waarvan er een zal worden behouden in mijn dossier en het andere zal worden ingediend tezamen met het gezamenlijk verzoekschrift tot echtscheiding.” Zowel vanwege de inhoud als vanwege de omstandigheid dat partijen gezamenlijk worden getutoyeerd, wekt de brief van 15 maart 2011 de suggestie van enige vertrouwelijkheid. Dit blijkt ook uit het feit dat partijen door verweerster bij de voornaam werden aangesproken. Toen de cliënte van verweerster van gedachten veranderde en zij verweerster had verzocht om haar gewijzigde inzichten in het concept convenant vast te leggen en verweerster het concept convenant aan klager toezond, had het op verweersters weg gelegen om te benadrukken dat zij enkel de belangen behartigde van de toenmalige echtgenote van klager. Het zonder toelichting toezenden van een op eenzijdig verzoek gewijzigd convenant geeft verwarring, temeer nu, ongelukkigerwijze, ook nog het verkeerde model is gebruikt, zodat klager temeer de indruk kreeg dat verweerster voor beide partijen optrad. De raad is dan ook van oordeel dat verweerster hierin behoedzamer had moeten optreden. Zij had bij herhaling volstrekte duidelijkheid moeten geven over haar rol als advocaat van de wederpartij. Zij is hierbij tekortgeschoten. De klacht is dan ook gegrond.

 

6    MAATREGEL

Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding acht de raad de maatregel van enkele waarschuwing passend en geboden.

7    BESLISSING

De Raad van Discipline verklaart de klacht gegrond en legt ter zake de maatregel van enkele waarschuwing op aan verweerster.

Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, mrs. W.P. Brussaard, L.P.M. Eenens, P.C.M. van Schijndel, A.J.N. van Stigt, leden, bijgestaan door mr. M. Boender-Radder als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 11 februari 2013.

griffier    voorzitter                           

 

Deze beslissing is in afschrift op 13 februari 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerster

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    verweerster

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.     Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl