Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

04-11-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2013:97

Zaaknummer

13-143

Inhoudsindicatie

Klacht dat verweerder zonder daartoe opdracht van klaagsters te hebben gekregen, hen als eisende partij heeft laten deelnemen aan een kortgedingprocedure, terwijl zij juist hadden aangegeven dat zij geen partij wilden zijn en geen kosten wilden maken, en voorts  heeft nagelaten klaagsters te informeren over die kortgeding procedure en alleen heeft gecommuniceerd met een van de andere eisers. Verweerder heeft betwist dat hij geen opdracht had. Gelet op regel 8 van de gedragsregels had verweerder ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil, de volgens hem door klaagsters gegeven opdracht schriftelijk moeten bevestigen. Het ontbreken van die schriftelijke bevestiging komt voor risico van verweerder. Het moet er dan ook voor worden gehouden dat klaagsters niet hun akkoord hebben gegeven en niet naar behoren omtrent het proceskostenrisico zijn geïnformeerd. Gegrond. Enkele waarschuwing.

Uitspraak

Beslissing van 4 november 2013

in de zaak 13-143

naar aanleiding van de klacht van:

klaagsters

tegen:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 19 juni 2103 met kenmerk […], door de raad ontvangen op 20 juni 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement [X] de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 23 september 2013 in aanwezigheid van zowel klaagsters als verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de onder 1.1 genoemde brief van de deken met bijlagen.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 De bloemenzaken van klaagsters en drie andere bloemisten waren destijds in 2011 aangesloten bij zowel [A] als [B], een soortgelijke organisatie als [A]. In juni 2011 zijn de statuten van [A] gewijzigd. Als gevolg daarvan was een dubbele aansluiting niet langer mogelijk. In oktober 2011 zijn de leden verzocht een keuze te maken. Klaagsters en de andere drie hiervoor genoemde bloemisten hebben dat niet willen doen maar hebben geprobeerd om langs de weg van een bijzondere algemene ledenvergadering de statuten gewijzigd te krijgen om zo opnieuw een dubbel lidmaatschap mogelijk te maken. Een voorstel daartoe is in de buitengewone vergadering van 17 januari 2012 verworpen. Daarop zijn klaagsters en de andere drie initiatiefnemers op 20 januari 2012 door [A] uitgesloten.

2.3 [K] en [L] hebben daarop aan verweerder gevraagd voor hen een procedure tegen [A] aanhangig te maken om die uitsluiting ongedaan te maken. Verweerder was eerder al, in november 2011, door een van de dissidenten binnen [A] benaderd om lid van het bestuur dan wel toezichthouder te worden, en volledig op de hoogte van alle ontwikkelingen.

2.4 Klaagster [S] heeft in een mail van 24 januari 2012 aan [klaagster P] en de andere drie geschreven dat [L] contact met een advocaat had gezocht, en de vraag voorgelegd “Wie wil Wat?” “Kortom, wie wil er mee als er een procedure komt tegen de [A] en wie juist niet, Wie heeft er andere ideeën.?? We willen dit graag even helder hebben voordat we kosten gaan maken.”

2.5 [K] en [L] wilden perse weer terug naar [A]. Klaagsters en [M], de vijfde initiatiefnemer van de bijzondere ledenvergadering, wilden dat perse niet. Verweerder heeft gemeend dat de zaak sterker zou worden wanneer de groep eisers groter zou zijn. Hij heeft daarom ook de andere drie initiatiefnemers benaderd om het kort geding als eisende partij te ondersteunen.

2.6 Verweerder heeft op 10 februari 2012 per e-mail van 9:49 uur aan klaagster [P], met c.c. aan [K], [L] en [M], bevestigd dat zij als eiser aan het kort geding zou deelnemen. Die mail eindigt met de zin: “Wat de kosten betreft zou het wellicht een idee zijn als jullie [B] om een bijdrage vragen. Het is tenslotte ook in hun voordeel.” [Klaagster P] heeft daarop om 10:20 uur aan verweerder gemaild: “Ik heb u vanmorgen aan de telefoon gevraagd of we in de kosten moeten delen als we ons verhaal doen. Ik kreeg van u als antwoord dat ik alleen maar onze kant van het verhaal op papier hoefde te zetten en dat ik daarmee al onze collega’s kan helpen. Uit uw mail begrijp ik dat we toch in de kosten meedelen?” Verweerder heeft daarop gereageerd door om 10:49 uur nogmaals zijn e-mail van eerder op de ochtend aan [klaagster P] te mailen, zonder apart te reageren op die laatste vraag.

2.7 In verweerders e-mails van 10 februari 2012 aan [klaagster P] vermeldt hij dat hij ook contact heeft gehad met [klaagster S]. Zij zou nog intern overleggen. Hij sprak de hoop uit dat zij ook mee zou doen omdat het dan voor de rechter nog duidelijker zou worden dat het niet juist is wat [A] heeft gedaan.

2.8 Verweerder heeft in de dagvaarding ook klaagsters als eisers opgenomen, en heeft die dagvaarding op 10 februari 2012 door de deurwaarder laten uitbrengen.

2.9 Klaagster [S] heeft op 16 februari 2012 aan verweerder gemaild dat zij afgelopen vrijdag – 10 februari 2012 (rvd) – had toegezegd dat zij eventueel in het kort geding mee zou gaan mits zij er geen kosten aan zou hebben. Zij vroeg hem in die mail om opheldering  over de volgende punten: 1) Hoe gaan we financieel hiermee om? 2) Wat is de inhoud van het kort geding, en 3) Hoe staan de overige 4 bloemisten er nu werkelijk in? Zij schreef verder: “Het lijkt me toch op zijn minst van enig belang dat ik weet waar het over gaat, als ik al meedoe.”

2.10 De mondelinge behandeling van het kort geding heeft buiten aanwezigheid van klaagsters plaats gevonden op 17 februari 2012. Op de zitting is nog geen vonnis gevraagd.

2.11 Verweerder heeft op 22 februari 2012 om 16:46 uur aan de vijf eisers gemaild dat op korte termijn de vraag aan de orde was wat zij wilden, zulks in verband met de suggestie van de rechter om de zaak te regelen. Hij vroeg hen hem te berichten of ze al dan niet lid wensten te blijven van [A]. Hij zou dat standpunt dan kunnen betrekken in zijn vervolgbericht en hen verder kunnen adviseren.

2.12 [Klaagster P] en haar echtgenoot hebben op 23 februari 2012 aan verweerder als volgt geantwoord: “Wij hebben u 2 weken geleden al een mail gestuurd met de vraag of er voor ons kosten aan verbonden zijn als we ons verhaal aan u mailen. We hebben tot op heden geen antwoord van u ontvangen, vandaar dat wij ook niets meer van ons hebben laten horen. Wij hebben u telefonisch en per mail al aangeven dat we geen kosten wensen te maken, omdat we geen noemenswaardig verlies lijden nu we geen [A]lid meer zijn. Wij willen best ons verhaal op papier zetten als we daar onze collega’s mee kunnen helpen. Wij wensen in de toekomst geen [A]lid meer te worden.”

2.13 De advocaat van [A] heeft op 27 februari 2012 vonnis gevraagd. Dat vonnis is op 16 maart 2012 gewezen. De vordering van eisers om de beëindiging van het lidmaatschap ongedaan te maken en hen weer aan te sluiten is afgewezen, met veroordeling van eisers in de proceskosten ad € 1.391,00.

2.14 Door [K] en [L] is al voordat vonnis werd gewezen, buiten verweerder om, een regeling met [A] getroffen. Zij werden weer aangesloten, en behoefden de proceskosten niet te betalen. [A] althans haar advocaat heeft het vonnis op 19 april 2012 aan klaagsters laten betekenen en van elk van hen betaling verlangd van € 278,20, zijnde 1/5de deel van de geliquideerde proceskosten, € 39,80, zijnde 1/5de deel van het nasalaris, en € 96,16, zijnde de kosten van het exploit van betekening, in totaal € 414,16.

2.15 Klaagsters hebben direct daarna tevergeefs getracht met verweerder in contact te komen om bij hem aan te kaarten dat zij a) geen partij hebben willen zijn, b) van het verloop van de procedure ook niet op de hoogte zijn gehouden en c) onterecht zijn gesommeerd een deel van de proceskosten van hun collega’s te betalen. Op hun desbetreffende brief van 20 april 2012 heeft verweerder diezelfde dag per e-mail voorgesteld dat het wellicht goed zou zijn wanneer zij zich in verbinding zouden stellen met [K] die met [A] een regeling voor de kosten heeft getroffen. Verweerder is niet direct ingegaan op hun verzoek met hen in contact te treden om te laten weten hoe zij nu verder moesten. Hij heeft hen per e-mail van 1 mei 2012 uitvoeriger bericht, zich op het standpunt gesteld dat zij wel hun akkoord hadden gegeven voor deelname aan het kort geding, alsmede dat hij hen geïnformeerd had dat de kosten niet meer dan een paar honderd Euro zouden kunnen zijn; Die kosten zouden niet opwegen tegen de mogelijkheden tot het vorderen van schadevergoeding bij een positieve beslissing. Verweerder heeft diezelfde dag de advocaat van [A] gemaild en daarin zijn verbazing geuit dat hoewel er in de met [K] en [L] getroffen regeling afstand is gedaan van de rechten en plichten uit het vonnis toch executiemaatregelen zijn getroffen. Hij heeft daarop geen reactie gekregen.

2.16 Bij brief met bijlagen van 4 mei 2012 hebben klaagsters zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder:

a) zonder daartoe opdracht van klaagsters te hebben gekregen, hen als eisende partij heeft laten deelnemen aan een kortgedingprocedure tegen [A], terwijl zij juist hadden aangegeven dat zij geen partij wilden zijn, geen kosten wilden maken en geen aansluiting meer wilden bij [A], welke aansluiting in het geding werd gevorderd;

b) heeft nagelaten klaagsters te informeren over de kortgedingprocedure en alleen heeft gecommuniceerd met een van de andere eisers.

3.2 Als gevolg van de uitkomst van het kort geding hebben klaagsters schade geleden doordat zij zijn veroordeeld in de proceskosten en ieder een deel van die kosten hebben moeten betalen.

4 VERWEER

4.1 Klaagsters hebben in telefonische contacten voorafgaand aan het uitbrengen van de dagvaarding ermee ingestemd om als eisende partij op te treden. Verweerder heeft met hen niet alleen gesproken over hun deelname maar ook over het verdere verloop en over hun aanwezigheid.

4.2 Verweerder heeft klaagsters zowel 10 als 15 februari 2012 telefonisch over het risico van een proceskostenveroordeling geïnformeerd, en aan hen voorgehouden dat de kosten niet meer dan een paar honderd Euro zouden kunnen zijn; die kosten zouden niet opwegen tegen de mogelijkheden tot het vorderen van schadevergoeding bij een positieve beslissing van de voorzieningenrechter.

4.3 [K] was voor verweerder inhoudelijk het aanspreekpunt. [K] zou tijdens het kort geding ook als woordvoerder optreden. Verweerder is er van uit gegaan dat [K] zorg zou dragen voor de berichtgeving aan de andere eisers. Verweerder erkent dat de communicatie met betrekking tot het kort geding beter had gekund.

4.4 Verweerder is op 25 maart 2012 geopereerd, daarna moest hij het 6 weken kalm aan doen en mocht hij geen telefoon beantwoorden. Daaruit valt te verklaren dat hij na de betekening van het vonnis niet op verzoeken om telefonisch overleg heeft gereageerd.

5 BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

5.1 De raad stelt voorop dat verweerder heeft erkend dat hij, anders dan bij aanvang van een zaak gebruikelijk is, geen opdrachtbevestiging aan klaagsters heeft gezonden. Het moge zo zijn dat verweerder meerdere malen telefonisch met klaagsters overleg heeft gevoerd over hun deelname aan het kort geding, daarmee staat nog niet vast dat klaagsters er ook daadwerkelijk mee hebben ingestemd als eisers op te treden. Duidelijk is dat verweerder er belang aan hechtte de vordering namens zoveel mogelijk eisers in te dienen om daarmee aan de vordering gewicht te verlenen en de kans op erkenning van hun gelijk te vergroten. Hij heeft dat ook zo met klaagsters besproken. Zij hebben daarop aan verweerder kenbaar gemaakt hun collega’s wel met hun verklaringen te willen steunen maar zij hebben daarbij tevens expliciet tot uitdrukking gebracht daar geen kosten voor te willen maken. Het is de raad niet gebleken dat klaagsters later alsnog met een optreden als eisers, met alle daaraan verbonden gevolgen, hebben ingestemd. Verweerders woord dat dit wel het geval is geweest staat lijnrecht tegenover dat van klaagsters. Het lag, zeker gelet op de in de mailwisseling naar voren gekomen zorgen bij klaagsters over de kosten, op de weg van verweerder om ter voorkoming van elke onzekerheid daarover achteraf de mogelijk wel met klaagsters gemaakte afspraken en mogelijk wel aan hen gegeven informatie over de proceskosten aan hen te bevestigen. Het belang daarvan heeft ook zijn weerslag gevonden in regel 8 van de gedragsregels waar staat dat de advocaat ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil, belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan de cliënt, waaronder de raad in dit verband ook verstaat diegene ten behoeve waarvan de advocaat optreedt, te bevestigen. Het ontbreken van een zodanige schriftelijke bevestiging komt voor risico van verweerder. Het moet er dan ook voor worden gehouden dat klaagsters niet hun akkoord hebben gegeven en niet naar behoren omtrent het proceskostenrisico zijn geïnformeerd. Onderdeel a van de klacht is daarmee gegrond.

Ad klachtonderdeel b)

5.2 Verweerder heeft voorts nagelaten om klaagsters op de hoogte te houden van het verloop van de procedure hetgeen in de eigen beleving van verweerder dat hij als advocaat ook voor hen optrad in elk geval op zijn weg had gelegen. Zij hebben zelfs geen afschrift van het vonnis toegestuurd gekregen. Zij zijn eerst door middel van de betekening van het vonnis daarmee bekend geworden. De raad is van oordeel dat verweerder zodoende ook in de informatievoorziening tekort is geschoten. Het lag op zijn weg om er voor zorg te dragen dat hetzij [K], hetzij hijzelf klaagsters naar behoren zouden informeren. Nu noch het een noch het ander is geschied treft verweerder ter zake een tuchtrechtelijk verwijt.

6 MAATREGEL

6.1 Gelet op de aard en ernst van het aan verweerder te maken verwijt legt de raad hem de hierna te noemen maatregel op.

BESLISSING

De raad van discipline:

De klachten van klaagsters tegen verweerder zijn gegrond. Aan verweerder wordt ter zake de maatregel van enkele waarschuwing opgelegd.

Aldus gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, mrs. J.H. Brouwer, H. Dulack, I.P.A. van Heijst en E.A.T.M. Steverink, leden van de raad, bijgestaan door mr. M.Y.A. Verhoeven als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 4 november 2013.

griffier voorzitter