Rechtspraak
Uitspraakdatum
28-08-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2013:47
Zaaknummer
ZWB 244-2013
Inhoudsindicatie
Impasse in arbitrageprocedure is aan klaagstel zelf te wijten; nu zij zich niet heeft gehouden aan processuele afspraken.
Uitspraak
Beslissing van 28 augustus 2013
in de zaak ZWB 244 -2013
naar aanleiding van de klacht van:
A
klaagster
tegen:
B
verweerder
De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Z van 31 juli 2013 met kenmerk 0 , door de raad ontvangen op 1 augustus 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1. FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:
1.1 Verweerder is op 10 juni 2005 door de voorzitter van de K benoemd tot arbiter in een procedure tussen klaagster en haar meerderjarige zoon. Klaagster was verzoekster in de arbitrage procedure.
1.2 Verweerder heeft partijen in de gelegenheid gesteld hun standpunt schriftelijk in te brengen, waarna op 23 mei 2006 een mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden. Tijdens de mondelinge behandeling is afgesproken dat een taxatie van inventarisgoederen conform de inventarislijst zou plaatsvinden, welke afspraak in een verslag is vastgelegd.
2. KLACHT
De klacht d.d. 23 oktober 2012 houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
verweerder in zijn hoedanigheid van arbiter een arbitrageprocedure niet voortvarend ter hand heeft genomen.
3. VERWEER
3.1 Klaagster heeft na de mondelinge behandeling dd. 23 mei 2006 eenzijdig via haar advocaat aan verweerder laten weten dat zij niet wenste mee te werken aan de effectuering van de gemaakte afspraken. De arbitrageprocedure kwam daarmee in een patstelling terecht.
3.2 Verweerder heeft klaagster hierna te kennen gegeven dat de arbitrageprocedure geen doorgang kan vinden, als de afgesproken taxaties niet zouden plaatsvinden. Hierna heeft verweerder lang niets meer van klaagster vernomen., totdat zij op 30 oktober 2007 een wrakingverzoek indiende bij de K. Op 22 mei 2008 is het verzoek tot wraking door de voorzitter van de K afgewezen.
3.3 Verweerder heeft klaagster na de wrakingbeslissing opnieuw gevraagd wat zij met de arbitrageprocedure wilde, waarbij verweerder heeft aangegeven dat indien klaagster hiermee verder wilde, uitvoering gegeven zou moeten worden aan de in mei 2006 gemaakte afspraken. Klaagster reageerde hierop niet, waarna verweerder klaagster op 29 december 2009 een laatste termijn van veertien dagen heeft gegeven om kenbaar te maken wat zij met de arbitrageprocedure wilde. Toen ook daarop niet werd gereageerd, heeft verweerder het dossier gesloten.
3.4 Pas op 12 april 2012 ontving verweerder een reactie van de advocaat van klaagster. Verweerder heeft hierop op 17 april 2012 geantwoord. Verweerder blijft bij zijn standpunt dat klaagster ervoor gekozen heeft de arbitrage procedure niet voort te zetten. Verweerder is niet meer bereid de procedure weer op te pakken.
3.5 Verweerder heeft er van zijn kant alles aan gedaan om de arbitrageprocedure tot een goed einde te brengen. Het was de eigen opstelling van klaagster die zulks onmogelijk heeft gemaakt.
4. BEOORDELING
4.1 De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerder in diens hoedanigheid van arbiter. Wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat, blijft het advocatentuchtrecht voor hem gelden, in die zin dat indien een advocaat zich bij de vervulling van die andere hoedanigheid zodanig gedraagt dan wel misdraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt ondermijnd, in het algemeen sprake zal zijn van een handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt, waarvan hem een tuchtrechtelijk verwijt gemaakt kan worden.
4.2 Uit de aan de raad overgelegde stukken is niet gebleken dat verweerder zich bij de vervulling van zijn taak als arbiter zodanig heeft gedragen of misdragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad. Verweerder heeft hoor en wederhoor toegepast en vervolgens is een mondelinge behandeling gepland. De tijdens de mondelinge behandeling gemaakte afspraken zijn vastgelegd in een verslag dd. 30 mei 2006. Afgesproken werd dat de mondelinge behandeling na taxatie van de inventarisgoederen zou worden voortgezet. Kort hierna heeft de advocaat van klaagster bericht dat de overeengekomen taxatie niet kon plaatsvinden. Verweerder heeft klaagster bij herhaling bericht dat taxatie nodig was om de taxatieprocedure te kunnen voortzetten. Door zich niet te houden aan de gemaakte processuele afspraken, heeft klaagster zelf teweeg gebracht dat er vertraging is opgetreden in de arbitrageprocedure.
4.3 Ook nadat de voorzitter van de K klaagster er in zijn beslissing op wraking dd. 22 mei 2008 op had gewezen dat klaagster zelf verantwoordelijk was voor de vertraging in de arbitrageprocedure, heeft klaagster nagelaten uitvoering te geven aan de gemaakte afspraken ten aanzien van de taxatie van de inventarisgoederen. Aldus valt verweerder geen verwijt te maken van de daardoor ontstane impasse in de arbitrageprocedure.
4.3 Nu verweerder op grond van het bovenstaande geen tuchtrechtelijk verwijt te maken valt, zal de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afwijzen.
BESLISSING
De voorzitter:
wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.
Aldus gegeven door mr. M.I.J. Hegeman, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op 28 augustus 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 2 september 2013
per gewone en per aangetekende post verzonden aan:
- klaagster
per gewone post verzonden aan:
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Z.
Ingevolge artikel 46h lid 1 van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland West-Brabant binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, Postbus 3115, 4800 DC Breda (fax: 076-5490569) . Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.
Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:
a. Per post
Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad.
Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:
Postbus 3115, 4800 DC Breda
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Lage Mosten 7, Breda.
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u vooraf telefonisch contact op te nemen met de griffie van de raad. Het telefoonnummer van de raad van discipline is : 076-54 90 568.
c. Per fax
Het faxnummer van de raad van discipline is 076 – 54 90 569. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.