Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

28-01-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2013:YA3747

Zaaknummer

H110-2012

Inhoudsindicatie

Niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door geen nieuwe voorlopige voorziening te vragen, door niet meteen de echtscheiding in te schrijven, door te verzuimen een gebruiksvergoeding te vorderen en door kansarm herstelverzoek van beschikking te doen. Terugverwijzing naar de deken voor onderzoek naar klachtonderdeel over excessief declareren.

Inhoudsindicatie

Klacht (gedeeltelijk) ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 28 januari 2013

     in de zaak H 110-2012

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

A

klaagster

 

tegen

 

1.     B

2.      C

verweersters

 

 

 

1                Verloop van de procedure

1.1         Bij brief aan de raad van 2 april 2012 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement H de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2         Ter zitting van 19 november 2012 zijn verschenen klaagster en verweersters, vergezeld van hun kantoorgenote mw. mr. D. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3         De raad heeft kennis genomen van:

-          de brief van de deken d.d. 2 april 2012 en de daarbij gevoegde stukken;

-          de nagekomen brief van verweersters d.d. 30 oktober 2012;

-          de nagekomen brief van klaagster d.d. 31 oktober 2012.

 

 

 

 

2        FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende uitgegaan:

2.1     Het kantoor van verweersters heeft klaagster van 24 november 2009 tot en met 21 juli 2011 bijgestaan in een echtscheidingszaak. Klaagster is aanvankelijk bijgestaan door verweerster sub 2, die de behandeling van het dossier in augustus 2010 wegens zwangerschaps- en bevallingsverlof heeft overgedragen aan verweerster sub 1.

2.2     In opdracht van klaagster zijn een verzoekschrift echtscheiding en een verzoekschrift voorlopige voorzieningen ingediend. Op het verzoekschrift voorlopige voorzieningen is beslist bij beschikking d.d. 4 augustus 2010, aldus dat klaagster met ingang van 7 september 2010 aan haar ex-partner een alimentatie van € 1.349,-- bruto per maand moest betalen. Klaagster zou verhuizen per 15 augustus 2010. Op 12 oktober 2010 is een brief aan de advocaat van de wederpartij gestuurd met een verzoek tot aanpassing van de voorlopige partneralimentatie. Op 1 december 2010 is wegens het uitblijven van betaling van de alimentatie door klaagster, loonbeslag gelegd onder de werkgever van klaagster.

2.3     Op 25 januari 2011 heeft de mondelinge behandeling van het echtscheidingsverzoek plaatsgevonden bij de rechtbank te H; de echtscheidingsbeschikking is gegeven op 23 februari 2011. Omdat de beschikking een beslissing bevatte die als fout kon worden opgevat, is om een herstelbeschikking verzocht, welk verzoek is afgewezen. Klaagster heeft zich vervolgens gewend tot een andere advocaat.

2.4     Klaagster heeft geweigerd enkele declaraties van verweersters te betalen. Verweersters’ kantoor heeft begroting gevraagd bij de raad van toezicht, die in zijn begrotingsbeslissing d.d. 10 augustus 2012 opmerkingen heeft gemaakt over dubbele kosten voor intern overleg en kantoorkosten, hetgeen heeft geleid tot een vermindering van de  declaraties van ongeveer 30%. De wel betaalde declaraties zijn niet in de begrotingsbeslissing betrokken.

 

3        KLACHT

3.1     De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat           

verweersters klaagster ondeskundig en gebrekkig hebben bijgestaan door:

1.         geen nieuwe voorlopige voorziening te vragen nadat klaagster een nieuwe woning had betrokken;

2.         niet meteen een akte van berusting te maken en de echtscheiding in te schrijven;

3.         nodeloos, want met nauwelijks kans van slagen, een verzoek tot herstel van de uitspraak te doen;

4.         excessief te declareren en nog een declaratie te sturen nadat klaagster te kennen had gegeven dat zij zich tot een andere advocaat had gewend;

5.         te verzuimen een gebruiksvergoeding te vragen.

 

 

4        VERWEER

4.1     Klachtonderdeel 1

          Dit klachtonderdeel is ongegrond. Verweersters hebben adequaat gereageerd maar een reactie van klaagster op de brief van verweersters bleef uit. Vervolgens is het namens klaagster geformuleerde voorstel door de wederpartij geaccepteerd zodat een voorlopige voorziening niet nodig was.

4.2     Klachtonderdeel 2

          Het ligt niet voor de hand om in afwachting van de herstelbeschikking de echtscheidingsbeschikking in te schrijven. Bovendien was van de wederpartij niet de ondertekende akte van berusting ontvangen, en was niet te verwachten dat hij zou instemmen met inschrijving, omdat daarmee de voorlopige alimentatie zou eindigen.

4.3     Klachtonderdeel 3

          In overleg met klaagster en op goede gronden is besloten een herstelbeschikking te vragen teneinde de partneralimentatie naar beneden te laten bijstellen. Het verzoek was derhalve niet onnodig.

4.4     Klachtonderdeel 4

          Van excessief declareren is geen sprake. De urenspecificaties zijn gecontroleerd en stemmen overeen met de daadwerkelijk verrichte werkzaamheden. Voor de overdracht van het dossier van verweerster sub 2 naar verweerster sub 1 zijn geen extra werkzaamheden in rekening gebracht.

4.5     Klachtonderdeel 5

          Aan klaagster is medegedeeld dat toewijzing van een vordering de ex-partner te veroordelen een gebruiksvergoeding te betalen niet gebruikelijk is, en dat eventuele toewijzing een verhoging van klaagsters draagkracht voor partneralimentatie tot gevolg zou hebben, zodat zij er per saldo niet beter van zou worden.

 

              5        BEOORDELING

5.1     De klacht heeft betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening van verweersters. De raad overweegt dat de advocaat voor de wijze waarop zij de belangen van haar cliënte heeft behartigd ten volle verantwoordelijk is. De tuchtrechter dient in dit opzicht te beoordelen of sprake is van enig handelen of nalaten van de advocaat in strijd met de zorg die de advocaat behoort te betrachten ten opzichte van degene wier belangen zij behartigt of behoort te behartigen.

5.2     Uitgangspunt daarbij is dat de advocaat voor het - in overleg met haar cliënte - te voeren beleid een ruime mate van vrijheid toekomt en dat in het algemeen een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd zal zijn indien de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt of adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad.

5.3     De tuchtrechter toetst derhalve de door de advocaat betrachte zorg voor de cli ë nte in de onder 5.1 bedoelde, volle omvang, maar hij zal bij zijn beoordeling rekening houden met de onder 5.2 bedoelde vrijheid die de advocaat dient te hebben in de wijze waarop zij een zaak behandelt, alsmede met de keuzes waarvoor de advocaat bij de behandeling van een zaak kan komen te staan. Dit kan, bijvoorbeeld, meebrengen dat niet iedere vergissing of achteraf onjuist gebleken keuze aanstonds leidt tot een tuchtrechtelijk verwijt. De raad zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

5.4     Klachtonderdeel 1

          Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, is gebleken dat verweersters adequaat op klaagsters mededeling over de verhuizing hebben gereageerd, door herberekeningen te maken en een brief aan de wederpartij te zenden. Toen een reactie uitbleef, heeft een bespreking met klaagster plaatsgevonden. Vervolgens is het voorstel zoals dat namens klaagster is gedaan door de wederpartij geaccepteerd zodat het aanvragen van een voorlopige voorziening niet (langer) nodig was. De raad is van oordeel dat verweersters in dit opzicht geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

5.5     Klachtonderdelen 2 en 3

          Gelet op de samenhang tussen de klachtonderdelen 2 en 3 zal de raad deze gezamenlijk behandelen. Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, is gebleken dat in overleg met klaagster en na afweging van de kansen van toewijzing en het daarmee te dienen doel is besloten een herstelbeschikking te vragen teneinde de partneralimentatie naar beneden te laten bijstellen. Het aldus indienen van het verzoek kan naar het oordeel van de raad niet als onnodig worden gekwalificeerd; dat het verzoek is afgewezen maakt dit oordeel niet anders.

5.6     De raad volgt verweersters in hun oordeel dat de wederpartij van klaagster er geen belang bij had om mee te werken aan spoedige inschrijving van de echtscheidingsbeschikking. Verweersters kan reeds daarom tuchtrechtelijk niet worden verweten dat zij niet bij hem hebben aangedrongen op ondertekening van de akte van berusting. Verweersters hadden voorts weliswaar de beschikking voor zover betrekking hebbend op de echtscheiding (op door beide partijen te ondertekenen verzoek) kunnen laten inschrijven, maar in het algemeen – en ook in dit geval, zoals uit de stukken blijkt – verstrijkt er weinig tijd tussen een herstelverzoek en de beslissing daarop. Verweersters kan ook daarom tuchtrechtelijk niet worden verweten de beslissing op het herstelverzoek te hebben afgewacht alvorens de beschikking in te schrijven.

5.7     Klachtonderdeel 4

          Uit de aan de raad overgelegde stukken blijkt dat de declaraties waarvan betaling was uitgebleven ter begroting zijn voorgelegd aan de raad van toezicht. Bij begrotingsbeslissing d.d. 10 augustus 2012 heeft de raad van toezicht opmerkingen gemaakt over dubbele kosten voor intern overleg en kantoorkosten, hetgeen heeft geleid tot een vermindering van de  betreffende declaraties van ongeveer 30%.

5.8     Om te kunnen beoordelen of ter zake de w é l betaalde declaraties (ook)  sprake is geweest van excessief declareren, is nader onderzoek noodzakelijk. De raad zal dan ook de zaak voor wat betreft dit onderdeel van de klacht terugverwijzen naar de deken voor nader onderzoek, mogelijk gevolgd door begroting door de raad van toezicht. Het feit dat de declaraties reeds zijn betaald, behoort  daaraan niet in de weg te staan.

5.8     Klachtonderdeel 5

          Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, is gebleken dat verweersters aan klaagster hebben uitgelegd dat toewijzing van een vordering om de ex-partner te veroordelen tot betaling van een gebruiksvergoeding niet gebruikelijk is, en dat bij eventuele toewijzing een verhoging van klaagsters draagkracht zou ontstaan, als gevolg waarvan klaagster een hogere partneralimentatie zou kunnen betalen. De raad acht de beslissing van verweersters om af te zien van een dergelijke vordering derhalve begrijpelijk, en oordeelt deze ook tuchtrechtelijk niet verwijtbaar.

             

BESLISSING

De raad verwijst de zaak voor wat betreft klachtonderdeel 4 terug naar de deken voor nader onderzoek, eventueel gevolgd door begroting van de betreffende declaraties door de raad van toezicht, en houdt iedere beslissing aan in afwachting van bericht van de deken over de resultaten van diens onderzoek.

 

 

Aldus beslist door mr. E.P. van Unen, voorzitter, en mrs. E.P.C.M. Teeuwen, A.L.W.G. Houtakkers, P.A.M. van Hoef en L.R.G.M. Spronken, leden, bijgestaan door mr. Th.H.G. van de Langenberg als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 28 januari 2013

 

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                     

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op      

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-         klaagster

-         verweersters

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement H

-         de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan geen hoger beroep worden ingesteld.