Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

05-11-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2013:146

Zaaknummer

13-166A + 13-167A

Inhoudsindicatie

Klacht tegen eigen advocaat gegrond wegens het onvoldoende afleggen van verantwoording over in rekening gebrachte kosten. Dekenbezwaar gegrond wegens het niet voldoen aan verzoek deken om inlichtingen te verstrekken.

Uitspraak

Beslissing van 5 november 2013

in de zaken 13-166A en 13-167A

naar aanleiding van de klacht van:

de heer  

klager

alsmede naar aanleiding van het bezwaar van:

de deken van de Orde van Advocaten

in het arrondissement

tegen:

mr.

advocaat te

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 19 juni 2013 met kenmerk 1112-563, door de raad ontvangen op 20 juni 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht alsmede het dekenbezwaar ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 10 september 2013 in aanwezigheid van klager en de deken. Verweerder is zonder bericht van verhindering niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de onder 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad alsmede van de stukken genummerd 1 t/m 29 zoals vermeld op de bij die brief gevoegde inventarislijst;

- het proces-verbaal van de op 5 maart 2013 gehouden behandeling van de zaken 13-054A en 13-055A;

- de beslissing van de raad van 7 mei 2013 in de zaken 13-054A en 13-055A.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht alsmede het dekenbezwaar wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Verweerder heeft klager bijgestaan in een bestuursrechtelijke procedure. Bij brief van 1 maart 2012 aan de deken heeft klager zich erover beklaagd dat verweerder niet reageerde op een (schriftelijke) aansprakelijkstelling wegens het niet tijdig indienen van een beroepschrift.

2.3 De deken heeft verweerder bij brief van 7 maart 2012 om een reactie gevraagd. Bij brief van 27 april 2012 aan de deken heeft verweerder kort op de klacht gereageerd. Daarna heeft verweerder de deken in het bezit gesteld van een brief van zijn assurantietussenpersoon in verband met een door hem gedane melding bij de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar. Na overleg met partijen heeft de deken het onderzoek naar de klacht aangehouden en verweerder verzocht bij de verzekeraar vinger aan de pols te houden en hem op de hoogte te houden. Vervolgens heeft de deken verweerder herhaaldelijk verzocht hem op de hoogte te brengen van de stand van zaken. Omdat een reactie van verweerder uitbleef, heeft de deken een dekenbezwaar ingediend.

2.4 De klacht en het dekenbezwaar zijn ter zitting van 5 maart 2013 behandeld onder de klachtnummers 13-054A en 13-055A. Ter zitting heeft klager desgevraagd meegedeeld dat hij verweerder in totaal een bedrag van € 822,-- heeft betaald. Het betrof tweemaal € 111,-- griffierecht voor twee zaken, een eigen bijdrage van € 100,-- en nog € 500,-- extra, van welk bedrag klager aangaf niet te weten waarop het precies betrekking heeft. Omdat verweerder ter zitting niet aanwezig was om aanvullende vragen over de financiële afwikkeling te beantwoorden, heeft de deken het onderzoek hervat.

2.5 Op 2 april 2013 heeft verweerder de deken toegezegd na te zullen gaan welke betalingen hij van klager had ontvangen, zulks onder toezending aan de deken van kopieën van de toevoeging en de declaratie. Bij brieven van 9 april en 22 april 2013 heeft de deken verweerder verzocht deze toezegging na te komen. Verweerder heeft op deze verzoeken niet gereageerd.

2.6 Bij beslissing van 7 mei 2013 heeft de raad de klacht en het dekenbezwaar in de zaken 13-054A en 13-055A gegrond verklaard, naar aanleiding waarvan de raad op 7 mei 2013 de maatregel van voorwaardelijke schorsing heeft opgelegd

2.7 Bij brieven van 14 mei en 16 mei 2013 heeft de deken verweerder aangemaand hem te voorzien van de benodigde inlichtingen. Klager heeft de deken op 24 mei 2013 per fax een kopie van de brief van 7 mei 2013 van de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar toegezonden. De aansprakelijkheid is afgewezen. Bij brief van 29 mei 2013 heeft de deken verweerder laten weten een dekenbezwaar te overwegen. Verweerder heeft op die brief niet gereageerd.  

2.8 Op 29 augustus 2013 heeft verweerder een bedrag van € 500,-- aan klager geretourneerd door overboeking op de bankrekening van klager met de omschrijving “creditnota”.

3 KLACHT

3.1 De raad leest in de brief van 19 juni 2013 van de deken aan de raad een nieuwe klacht van klager, inhoudende dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij onvoldoende verantwoording heeft afgelegd over de bij klager in rekening gebrachte kosten van rechtsbijstand en griffierechten.

4 DEKENBEZWAAR

4.1 Het bezwaar van de deken houdt – zakelijk weergegeven – in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de norm neergelegd in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a. verweerder ondanks zijn toezegging niet heeft voldaan aan het   

   verzoek van de deken hem te voorzien van de benodigde

   inlichtingen betreffende de  betalingen door klager aan verweerder;

b. verweerder onvoldoende voortvarend heeft gehandeld in de

   afwikkeling van de aansprakelijkstelling door klager en de deken

   dienaangaande onvoldoende te informeren.

5  BEOORDELING VAN DE KLACHT (ZAAK 13-166A)

5.1 Bij de beoordeling van de klacht stelt de raad voorop dat verweerder blijkens de stukken van het klachtdossier in de zaak 13-154A heeft erkend dat hij een beroepsfout heeft gemaakt door het hoger beroep niet tijdig in te stellen en dat hij middels inschakeling van zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekering de bedoeling had om verweerder schadeloos te stellen. In dat verband heeft verweerder de deken op 2 april 2013 toegezegd om de door klager gedane betalingen te controleren, welke toezegging verweerder – ondanks herhaalde verzoeken zijdens de deken – niet is nagekomen. Ruim twee maanden na ontvangst van de eerste uitnodiging voor de behandeling van de onderhavige klacht heeft verweerder een bedrag van € 500,-- aan klager geretourneerd, zonder een deugdelijke omschrijving te geven.

5.2 Naar het oordeel van de raad heeft verweerder met zijn handelwijze de indruk gewekt klager schadeloos te zullen stellen, althans duidelijkheid te zullen verschaffen over de door hem in rekening gebrachte kosten van rechtsbijstand. Door zulks vervolgens na te laten, heeft klager gehandeld in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt. De klacht is mitsdien gegrond.

6 BEOORDELING VAN HET DEKENBEZWAAR (ZAAK 13-167A)

 Ad bezwaaronderdeel a

6.1 Verweerder heeft niet op de herhaalde verzoeken van de deken tot het verstrekken van inlichtingen in het kader van de financiële afwikkeling van de zaak van klager gereageerd. De eisen van een behoorlijk toezicht op de beroepsgroep brengen met zich dat advocaten tijdig dienen te reageren op verzoeken om informatie over tegen hen ingediende klachten. Door dat na te laten heeft verweerder het tuchtrechtelijk onderzoek door de deken gefrustreerd en daardoor kan de deken de hem in de Advocatenwet opgelegde taak niet goed uitoefenen.

 Ad bezwaaronderdeel b

6.2 Ten aanzien van het tweede bezwaaronderdeel overweegt de raad als volgt. Dit bezwaar is reeds als klachtonderdeel b. in de zaak met nummer 13-054A behandeld, welk klachtonderdeel bij beslissing van 7 mei 2013 gegrond is verklaard. De raad ziet dan ook geen aanleiding om afzonderlijk op dit bezwaaronderdeel te beslissen, nu daarop reeds is beslist. In zoverre is de deken niet-ontvankelijk in zijn bezwaar. Voor zover het onderdeel ziet op het bezwaar dat verweerder de deken onvoldoende heeft geïnformeerd over de afwikkeling van de aansprakelijkstelling, ligt dit bezwaar reeds besloten in het eerste bezwaaronderdeel.

7  MAATREGEL

7.1 De klacht en het dekenbezwaar staan niet op zichzelf, maar houden verband met het feitencomplex in de zaken 13-054A en 13-055A, naar aanleiding waarvan de raad op 7 mei 2013 de maatregel van voorwaardelijke schorsing heeft opgelegd. De gegrondverklaring in de onderhavige zaken is alleen gebaseerd op feiten die zich na 7 mei 2013 hebben voorgedaan. Op basis van die feiten en de daarmee samenhangende verwijten acht de raad de maatregel van berisping passend en geboden.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht gegrond;

- verklaart bezwaaronderdeel a. van het dekenbezwaar gegrond;

- verklaart de deken niet-ontvankelijk in bezwaaronderdeel b;

- legt aan verweerder de maatregel op van berisping.

 

Aldus gewezen door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, mrs. A.G. van Marwijk Kooy, G.J. Pulles, B. Roodveldt, A.M. Vogelzang, leden, bijgestaan door mr. A. Lof als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 5 november 2013.

griffier voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 5 november 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl