Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

02-09-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2013:34

Zaaknummer

L 108, 109 en 110 - 2013

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Sprake van stevig woordgebruik jegens ex-client, maar gelet op de in de loop der jaren tussen partijen ontstane animositeit, zijn de door klager gewraakte bewoordingen niet nodeloos grievend ten aanzien van klager.

Inhoudsindicatie

Klachten ongegrond

Uitspraak

 

Beslissing van 2 september 2013

in de zaak L 108, 109 en 110 - 2013

 

naar aanleiding van de klachten van:

 

 

de heer X

 

klager

 

gemachtigde :

 

mr. Y

 

 

tegen:

 

 

mr. Z

 

                                        verweerder

 

 

 

1                Verloop van de procedure

1.1         Bij brieven aan de raad van 25 maart 2013 met kenmerk DOK 110 (klachtzaak L 108-2013) en DOK 7167 (klachtzaak L 110-2013) en bij brief dd. 26 maart 2013 met kenmerk DOK 129 (klachtzaak L 109-2013) alle door de raad ontvangen op 27 maart 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klachten van klager ter kennis van de raad gebracht.

 

1.2         De klachten zijn behandeld ter zitting van de raad van 10 juni 2013 in aanwezigheid van klager, diens gemachtigde en verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3          De raad heeft kennis genomen van:

-       de brieven van de deken dd. 25 en 26 maart 2013, met bijlagen.

 

 

 

2                FEITEN

Voor de beoordeling van de klachten wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1         Bij vonnis van 6 december 2010 heeft de voorzieningenrechter  verweerder verboden om vanaf de betekening van dit vonnis zich publiekelijk en/of in de media onheus en/of diskwalificerend uit te laten over klager op de wijze en in de context als aangeduid in rechtsoverweging 4.2 van het vonnis, zulks op straffe van verbeurte van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 5.000,- per overtreding van bovenstaand verbod, met een maximum van € 50.000,-.

2.2         Verweerder is in het D. dd. 17 oktober 2012 als volgt geciteerd:   “Verweerder wordt mistroostig van klager”  en “Heeft klager ook aangifte gedaan tegen de Officier van Justitie? Want die noemde hem in de zaak over de dierenambulance een pathologische leugenaar “.

2.3         Verwe erder is op de website van De T. op 18 oktober 2012 als volgt geciteerd: “Ik word een beetje misselijk van de heer X. Deze man gooit al drie jaar lang zijn hele ziel en zaligheid in dat klaagliedje van hem.”

2.4         Op 29 oktober 2012 heeft klager het vonnis dd. 6 december 2010 nogmaals aan verweerder laten betekenen met bevel tot betaling om binnen twee dagen een bedrag te betalen van tweemaal € 5.000,- vermeerderd met kosten, vanwege overtreding van het verbod zoals gegeven in voormeld vonnis, te weten eenmaal in D. op 17 oktober 2012 en eenmaal op de website van dagblad De T. op 18 oktober 2012.

2.5         Op 7 november 2012 stond op de website van M. vermeld dat klager verweerder stalkt.

2.6         Verweerder was van oordeel dat hij het aan hem bij vonnis dd. 6 december 2010 opgelegde verbod niet had overtreden en vorderde in kort geding dat klager werd veroordeeld om de executie van het vonnis dd. 6 december 2010 te staken, althans te schorsen, voor zover de executie zag op het innen van dwangsommen en overige kosten.

2.7         De voorzieningenrechter heeft bij vonnis dd. 20 december 2012 geoordeeld dat verweerder zich had uitgelaten over klager met woordgebruik waarvoor geen aanleiding was gelet op de  vraagsteling van de kant van de media. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter moest het gebruik van die woorden daarmee worden aangemerkt als zich in de media onheus en diskwalificerend uitlaten als bedoeld in het vonnis van 6 december 2010. De voorzieningenrechter heeft de vordering tot het staken of schorsen van de executie van het vonnis van 6 december 2010 afgewezen.

2.8         Verweerder is in Dagblad De T. dd. 28 december 2012 als volgt geciteerd: “X. Is een vuile lasteraar. Hij heeft mij van alles beschuldigd, zelfs dat ik veelvuldig bij hem in de gevangenis ben geweest. Ik heb die man nooit bezocht! Ik ben het helemaal zat.”

2.6    Verweerder is in Dagblad De T. dd. 18 januari 2013 als volgt geciteerd “ Mijnheer X. is het spoor bijster. Ik vind hem zielig.”

 

3                klacht

3.1         De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerder zich onnodig grievend over klager heeft uitgelaten in

1.         de D. dd. 17 oktober 2012; de T. online dd. 18 oktober 2012 en de M. online dd. 7 november 2012 (klachtzaak L 110-2013).

2.         de T. van 28 december 201 (klachtzaak L 108-2013);

3.         de T. dd. 18 januari 2013 (klachtzaak L109-2013).

 

 

4                VERWEER

4.1         Klagers klaagzang duurt inmiddels al drie jaren. Klager heeft het nooit aangedurfd te ontkennen dat verweerder hem gedurende zijn detentie nooit heeft bezocht. Eerst op 5 september 2009 heeft klager zich aan verweerder opgedrongen. Klager acht zich onkwetsbaar voor commentaar van verweerder en liegt er lustig op los over aan verweerder toegedichte louche activiteiten gedurende de detentie van klager. Dat verweerder zich in de media tegen deze aantijgingen verweert, komt voor verantwoording van klager.

4.2         Verweerder heeft in zijn commentaar, zoals verschenen in de D. dd. 17 oktober 2012 verwezen naar het artikel dat in De D. was verschenen op de dag na het eerste strafproces tegen klager. Het aldaar geopenbaarde inzicht bij het Openbaar Ministerie, dat aan een op vertrouwen gebaseerde omgang met klager op den duur risico’s zijn verbonden, heeft verweerder vreugdevol gestemd. De kwalificatie “pathologische leugenaar” is niet door verweerder gebezigd, maar door een magistraat en in het openbaar.

 

 

 

5                BEOORDELING

Klachtzaak L 110-2013

5.1         De klacht in klachtzaak L110-2013 heeft betrekking op de volgende uitlatingen van verweerder:

“Verweerder wordt mistroostig van klager. Heeft klager ook aangifte gedaan tegen de Officier van Justitie? Want die noemde hem in de zaak over de dierenambulance een pathologische leugenaar. Deze man gooit al drie jaar lang zijn hele ziel en zaligheid in dat klaagliedje van hem”, alsmede op de melding op 7 november 2012 op de website van M. dat verweerder heeft gezegd dat hij door klager werd gestalkt.

 

5.2         Verweerder heeft naar voren gebracht dat hij zich tegenover journalisten wel heeft moeten verdedigen tegen aantijgingen van klager, aangezien zijn  clienten immers ook de krant lezen. Uit de aan de raad overgelegde stukken en uit hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, is niet gebleken dat verweerder zelf de pers heeft opgezocht. Hoewel verweerder zich bedient van stevig woordgebruik, is de raad van oordeel dat verweerder zich in deze, gelet op de in de loop der jaren tussen partijen ontstane animositeit, met de door klager gewraakte bewoordingen niet nodeloos grievend heeft uitgelaten over klager. De term pathologisch leugenaar is bovendien niet door verweerder zelf gebruikt, maar betreft een verwijzing naar een door de Officier van Justitie gebezigde kwalificatie. Evenmin is gebleken dat verweerder klager zou hebben uitgemaakt voor stalker. Verweerder heeft immers enkel gesteld dat hij door klager wordt gestalkt, waarmee verweerder niet heeft gezegd dat klager een stalker is.

 

Klachtzaak L 108-2013

5.3         De klacht in deze klachtzaak heeft betrekking op de volgende uitlatingen van verweerder:

“X. Is een vuile lasteraar. Hij heeft mij van alles beschuldigd, zelfs dat ik veelvuldig bij hem in de gevangenis ben geweest. Ik heb die man nooit bezocht! Ik ben het helemaal zat.”

Verweerder heeft ter zitting verklaard dat hij onjuist is geciteerd. Hij heeft de woorden vuige laster gebezigd, waarmee hij doelde op gedragingen van klager en niet de woorden vuile lasteraar, die op klager als persoon betrekking zouden hebben gehad. Als niet weersproken staat vast dat tijdens een zitting dd. 21 december 2012 door het Openbaar Ministerie het Proces Verbaal van bevindingen dd. 8 juli 2009 openbaar is gemaakt. Uit dit PV blijkt dat klager destijds over gedragingen van verweerder heeft verklaard. Met het oog op de inhoud van dit PV is het niet onbegrijpelijk dat verweerder zich heeft willen verweren tegen aantijgingen jegens zijn persoon. Gelet op de omstandigheid dat het PV van bevindingen van 8 juli 2009 kort voor 28 december 2012 boven tafel was gekomen en gelet op de hierboven reeds weergegeven animositeit tussen partijen is de raad van oordeel dat verweerder zich ook met deze uitlating niet nodeloos grievend jegens klager heeft uitgelaten.

 

              Klachtzaak L 109-2013

5.4         De klacht in deze klachtzaak heeft betrekking op de volgende uitlatingen van verweerder:

“Mijnheer X. is het spoor bijster. Ik vind hem zielig.”

5.5         Ook ten aanzien van deze uitlating is de raad, gelet op de tussen partijen ontstane animositeit, van oordeel dat verweerder zich aldus niet nodeloos grievend jegens klager heeft uitgelaten.

 

 

5.6         Op grond van al het bovenstaande zal de raad de klachten in de klachtzaken L108, 109 en 110-2013 ongegrond verklaren.

 

 

 

 

BESLISSING

 

De raad van discipline:

 

verklaart alle klachten in de klachtzaken L 108-2013, L 109-2013 en L 110-32013 ongegrond.

 

 

 

Aldus gegeven door mr. M.I.J. Hegeman, voorzitter, mrs. L.R.G.M. Spronken, P.A.M. van Hoef, A.J. Sol en P.J.W.M. Theunissen, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van   2 september 2013 .

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                     

 

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 3 september 2013

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-            klager

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-      klager

-            verweerder

-            de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Limburg

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.    Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.    Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl