Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

13-09-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2013:10

Zaaknummer

169/12

Inhoudsindicatie

Gedragsregel 12 ziet op de bescherming van de belangen van de cliënt. Ook een cliënt heeft belang bij naleving van die regel en niet slechts de advocaat. Klacht is ontvankelijk. Correspondentie tussen advocaten behoort in beginsel vertrouwelijk te zijn. Toestemming van de advocaat van de wederpartij is vereist in geval van overlegging van correspondentie aan de rechter en, indien toestemming wordt geweigerd, dient advies van de deken te worden gevraagd. Mondelinge toestemming van de advocaat van de wederpartij is niet komen vast te staan. Klacht gegrond; enkele waarschuwing.

Uitspraak

Beslissing van 13 september 2013

in de zaak 169/12

naar aanleiding van de klacht van:

 

de heer [    ]

klager

gemachtigde: mr. [    ]

 

tegen:

mr. [    ]

verweerder

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 22 oktober 2012, door de raad ontvangen op 23 oktober 2012, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Assen de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 14 juni 2013. Klager is ter zitting verschenen vergezeld van mr. B. Verweerder is eveneens ter zitting verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van:

-    het van de deken ontvangen dossier;

-    brief van verweerder d.d. 17 mei 2013 met bijlagen;

1.4.    Zaken die op 31 december 2012 aanhangig waren bij de raden van discipline in de ressorten Arnhem en Leeuwarden zijn op grond van de inwerkingtreding op 1 januari 2013 van de Wet Herziening Gerechtelijke Kaart voor de verdere behandeling overgedragen aan de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden. Deze zaak wordt daarom verder beslist door de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden.

 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Verweerder heeft bouwbedrijf H. bijgestaan in een geschil met klager. Aanvankelijk werd klager bijgestaan door mr. H. De gemachtigde van klager in de onderhavige klachtzaak heeft de behandeling van de zaak op enig moment overgenomen van mr. H.

2.3    In maart 2012 heeft verweerder namens zijn cliënte een procedure bij de kantonrechter te H. aanhangig gemaakt tegen klager. In die procedure heeft verweerder een brief d.d. 8 juni 2011, gericht aan mr. H. in afschrift overgelegd. Dit betreft confraternele correspondentie.

2.4    Verweerder heeft van mr. H., noch van de huidige gemachtigde van klager, schriftelijke toestemming verkregen voor overlegging van genoemde brief. Verweerder heeft gesteld dat mr. H. hem telefonisch heeft meegedeeld geen bezwaar te hebben tegen overlegging van genoemde brief, maar verweerder kan dit niet aantonen.

2.5    Verweerder heeft, alvorens genoemde brief in het geding te brengen, geen advies ingewonnen bij de deken.

2.6    De gemachtigde van klager heeft bij brief d.d. 7 mei 2012 bezwaar gemaakt tegen de handelwijze van verweerder. Verweerder is onder andere verzocht ervoor te zorgen dat de desbetreffende brief uit het procesdossier zou worden verwijderd. Verweerder heeft hieraan geen gehoor gegeven.

 

3    KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerder zonder toestemming van klager confraternele correspondentie als productie in de procedure bij de kantonrechter heeft overgelegd, waarmee hij in strijd heeft gehandeld met Gedragsregel 12.

 

4    VERWEER

4.1    Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij op 21 maart 2012 met mr. H., op dat moment nog advocaat van klager, heeft gesproken over het overleggen van de desbetreffende brief en dat deze geen bezwaar heeft gemaakt. Bovendien heeft de huidige gemachtigde van klager in de procedure bij de kantonrechter gebruik gemaakt van de door verweerder overgelegde confraternele brief. Voorts voert verweerder aan dat genoemde brief “niet meer bevatte dan een rechtsfeit”.

4.2    Gedragsregel 18 lid 2 staat toe dat een aanzegging met rechtsgevolg rechtstreeks aan de wederpartij wordt gedaan, mits de advocaat van deze wederpartij daarvan gelijktijdig een afschrift ontvangt. Deze regel is ook van toepassing is op de brief van 8 juni 2011, in die zin dat verweerder de brief rechtstreeks aan de wederpartij had kunnen sturen en een afschrift aan de advocaat van de wederpartij. In dat geval zou de brief immers zonder problemen in de procedure kunnen worden overgelegd.

4.3    Verweerder heeft voorwaardelijk, voor het geval de klacht zou worden doorgeleid aan de raad, een klacht ingediend tegen de gemachtigde van klager. Bij brief van 18 oktober 2012 heeft verweerder de klacht echter ingetrokken.

 

5    BEOORDELING

5.1    Verweerder heeft ter zitting aangevoerd dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht omdat Gedragsregel 12 slechts van toepassing is op het onderlinge verkeer tussen advocaten. Klager zou daarbij geen belang hebben en derhalve niet-ontvankelijk zijn in zijn klacht. De raad is van oordeel dat dit standpunt onjuist is. Gedragsregel 12 ziet op de bescherming van de belangen van de cliënt hetgeen met zich meebrengt dat de correspondentie van advocaat tot advocaat in beginsel vertrouwelijk behoort te zijn. Klager heeft derhalve belang bij deze regel en is dan ook ontvankelijk in zijn klacht.

5.2    Ten aanzien van de klacht zelf is de raad van oordeel dat deze klacht gegrond is. In rechte mag immers geen beroep worden gedaan op door de ene advocaat aan de andere gerichte brieven in een bepaalde zaak, ongeacht de inhoud daarvan, alleen wanneer het belang van de cliënt dit bepaaldelijk vordert, en dan slechts na voorafgaand overleg met de advocaat van de wederpartij en, zo nodig, advies van de deken. Achtergrond van Gedragsregel 12 is immers dat advocaten over de zaak overleg moeten kunnen plegen zonder dat de rechter aan wie het geschil is voorgelegd, daarmee bekend wordt. Nu niet gebleken is dat mr. H. toestemming heeft verleend voor het overleggen van de desbetreffende brief in de procedure, moet het ervoor gehouden worden dat geen toestemming is verleend. Bovendien staat vast dat de huidige gemachtigde evenmin toestemming heeft verleend, terwijl ook geen advies van de deken is ingewonnen.

5.3    Het feit dat de huidige gemachtigde van klager in de procedure een beroep heeft gedaan op de litigieuze brief betekent niet dat daarmee de handelwijze van klager niet (meer) laakbaar is. Ook het gestelde in Gedragsregel 18 kan verweerder niet baten. De in die regel beschreven situatie deed zich hier niet voor.

5.4    Thans is de vraag aan de orde of het belang van de cliënt van verweerder zo zwaar weegt dat de vertrouwelijkheid daarvoor moet wijken. Naar het oordeel van de raad is dit door verweerder onvoldoende aannemelijk gemaakt. In de visie van verweerder was het weliswaar niet nodig de deken te raadplegen omdat mr. H. reeds toestemming had verleend, maar nu dit niet is komen vast te staan kan hiervan niet worden uitgegaan. Verweerder heeft onvoldoende aangetoond dat het belang van zijn cliënt zo zwaar woog dat de vertrouwelijkheid daarvoor moest wijken. De klacht is dan ook gegrond.

 

6    MAATREGEL

6.1    Alle feiten en omstandigheden in aanmerking nemende komt de raad tot de navolgende maatregel.

 

BESLISSING

De raad van discipline oordeelt de klacht gegrond en legt de maatregel op van een enkele waarschuwing.

 

Aldus gewezen door mr. C. van den Noort, voorzitter, mrs. A.D.G. Bakker, F. Klemann, G.E.J. Kornet, N.H.M. Poort, leden, bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 13 september 2013.

 

griffier                                   voorzitter                           

 

Deze beslissing is in afschrift op 17 september 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    verweerder

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.     Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl