Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

09-01-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2013:YA3717

Zaaknummer

12-358H

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht tegen advocaat wederpartij over onnodig grievende uitlatingen in processtuk. Kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 9 januari 2013

in de zaak 12-358H

naar aanleiding van de klacht van:

mevrouw mr.

advocaat te

klaagster

tegen:

mr.

advocaat te

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Haarlem van 6 december 2012 met kenmerk td/md/559, door de raad ontvangen op 10 december 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Klaagster is enig erfgename van erflaatster, die in 1990 is overleden. Erflaatster heeft in haar testament mevrouw H. tot executeur-testamentair benoemd. De kantonrechter heeft mevrouw H. , op haar verzoek, met ingang van 1 januari 2009 ontslagen als executeur-testamentair in de nalatenschap van erflaatster.

1.3 Klaagster procedeert sinds 2009 tegen de executeur-testamentair. Zij vordert onder meer betaling van een hogere rentevergoeding (van 3%, in plaats van de door haar ontvangen 0,75%) over het uit de nalatenschap ontvangen bedrag (in hoofdsom circa NLG 17.900/EUR 8.170).

1.4 Klaagster treedt in deze procedure voor zichzelf op. Verweerder is advocaat van de executeur.

1.5 De vorderingen van klaagster zijn in twee instanties afgewezen, door de Rechtbank Haarlem op 20 oktober 2010 en door het Gerechtshof Amsterdam op 17 juli 2012.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij zich in de memorie van antwoord van 6 maart 2012 onnodig grievend heeft uitgelaten over klaagster.

2.2 Ter toelichting stelt klaagster dat verweerder onvoldoende afstand tot haar heeft bewaard en zich te veel heeft vereenzelvigd met zijn cliënte.

2.3 Bij brief van 23 april 2012 heeft klaagster haar klacht ter kennis van de deken gebracht.

3 VERWEER

3.1 Verweerder betwist zich onnodig grievend te hebben uitgelaten over klaagster. Met de bewoordingen die hij de memorie van antwoord heeft gebruikt, heeft hij aandacht willen vestigen op de, in de visie van zijn cliënte, onjuiste handelwijze van klaagster in deze procedure. Overigens heeft hij in de procedure in eerste instantie vergelijkbare bewoordingen gebruikt en heeft klaagster daar destijds niet tegen geageerd.

4 BEOORDELING

4.1 De voorzitter stelt voorop dat, nu de klacht is gericht tegen de advocaat van klaagsters wederpartij, heeft te gelden de door het Hof van Discipline – de hoogste instantie in het advocatentuchtrecht – gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Het is immers de primaire taak van een advocaat zijn cliënt bij te staan en dus partijdig te zijn.

4.2 Bedoelde vrijheid is echter niet onbegrensd. Deze kan onder meer worden ingeperkt, indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen is gehouden de juistheid daarvan te verifiëren. De voorzitter zal het optreden van verweerder aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

4.3 Het is de voorzitter uit het, in het klachtdossier nagenoeg volledig opgenomen, procesdossier in beide instanties niet gebleken dat verweerder de belangen van klaagster onnodig of op onevenredige wijze heeft geschaad. Uit dit procesdossier, en uit de memorie van antwoord in het bijzonder, blijkt niet dat verweerder bij de behartiging van de belangen van zijn cliënte bovenomschreven tuchtrechtelijke grenzen heeft overschreden. Klaagster verwijt verweerder in feite dat hij namens zijn cliënte bepaalde stellingen uitdraagt. Deze stellingen, wat daarvan ook zij, betreffen de inhoud van het civielrechtelijke geschil dat klaagster en de executeur-testamentair verdeeld hield. Het was aan klaagster om de onjuistheid daarvan in de civielrechtelijke procedure te bestrijden. Het is niet aan de tuchtrechter daarover te oordelen, tenzij verweerder daarbij de bovenomschreven tuchtrechtelijke grenzen zou hebben overgeschreden. Van dat laatste is hier naar het oordeel van de voorzitter geen sprake.

4.4 Uit het voorgaande volgt dat de klacht, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond moet worden verklaard.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 9 januari 2013.

griffier  voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 9 januari 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klaagster

en per gewone post aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Haarlem.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klaagster en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Haarlem binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.