Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

04-06-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2013:YA4436

Zaaknummer

12-342A

Inhoudsindicatie

Verzetzaak. Klaagster beklaagt zich over de advocaat van de wederpartij, die onder andere een persoonlijke brief van klaagster zonder diens toestemming zou hebben overgelegd en uit zijn verband zou hebben getrokken. Verzet ongegrond

Uitspraak

Beslissing van 4 juni 2013

in de zaak 12-342A

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 17 december 2012 op de klacht van:

mevrouw

p/a gemachtigde mevrouw mr.

klaagster

tegen:

mevrouw mr.

advocaat te AMSTERDAM

 

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 16 november 2012 met kenmerk 1112-1035, door de raad ontvangen op 19 november 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 17 december 2012 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 17 december 2012 is verzonden aan klaagster.

1.3 Bij e-mail van 31 december 2012 door de raad ontvangen op 31 december 2012, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 8 april 2013 in aanwezigheid van de gemachtigde van verweerster, mr. M.. Klaagster en verweerster zijn met bericht van verhindering niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klaagster van 31 december 2012.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.2 Verweerster staat A bij in een procedure tegen een stichting Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam (“Bureau Jeugdzorg”) over de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van de minderjarige dochter van A. De ex-partner van A is de zoon van klaagster. De dochter van A, tevens kleindochter van klaagster, verblijft thans bij klaagster, die in het buitenland woont. De gemachtigde van klaagster treedt op voor de ex-partner van A.

2.3 Verweerster heeft in een procedure tegen Bureau Jeugdzorg als een van de producties een (ongedateerde) brief overgelegd, die klaagster had geschreven in het kader van een andere procedure tussen A en haar ex-partner.

Voorts heeft verweerster ter gelegenheid van een zitting over de door Bureau Jeugdzorg verzochte ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing een pleitnota voorgedragen en overgelegd. In de pleitnota is, voor zover hier relevant, het volgende opgenomen:

“20. Grootmoeder heeft onlangs een sms gestuurd aan [A] waarin zij aangeeft geen contact met [A] te willen onderhouden zolang er een procedure omtrent het gezag loopt. Ook hieruit blijkt dat het contact tussen [A] en [A’s dochter] ernstig gefrustreerd wordt door de grootouders. Het vertrouwen van [A] in de grootouders is ernstig geschaad.

21. Dat in ieder geval grootmoeder niet in staat is om [A’s dochter] een neutrale plek te bieden blijkt tevens uit productie 10. Grootmoeder geeft in deze brief aan de rechtbank, die in een andere procedure is overgelegd door de advocaat van [A’s ex-partner], aan ernstig getraumatiseerd te zijn doordat zij als kind zelf in een weeshuis heeft verbleven. Tevens blijkt uit de verklaring ondubbelzinnig hoe negatief zij tegen [A] aankijkt en hoe positief tegen [A’s ex-partner]. Uiteraard is dit laatste niet vreemd, aangezien [A’s ex-partner] haar zoon is.

22. Dit maakt echter wel duidelijk dat grootouders geen neutrale plek voor

[A’s dochter] bieden, een negatieve houding hebben en contact tussen [A] en [A’s dochter] frustreren, althans niet stimuleren. Dit alles in strijd met wat goede pleegouders zouden moeten doen. Plaatsing bij grootouders is gezien deze omstandigheden niet langer houdbaar en niet in het belang van

[A’s dochter]. Tevens is het in strijd met het advies van het door BJZ ingeschakelde TMT. Het TMT adviseert namelijk plaatsing op een neutrale plek.”

KLACHT EN VERZET

2.4 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) verweerster in een procedure over de uithuisplaatsing van A’s dochter een persoonlijke brief van klaagster aan de toenmalige gezinsvoogd, zonder toestemming heeft overgelegd en daardoor de reden van de brief geheel uit zijn verband heeft getrokken. De brief wordt daardoor tegen klaagster gebruikt;

b) het verweerschrift en het pleidooi van verweerster aantoonbare leugens en laster bevatten om klaagster verdacht te maken en zo de rechter op ongeoorloofde manier te beïnvloeden;

c) verweerster de rechter opzettelijk een onvolledig rapport van de Bascule heeft gestuurd en pas nadat de advocaat van A’s ex-partner het volledig rapport had opgeëist, het volledig rapport heeft overgelegd.

2.5 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat de voorzitter klakkeloos de argumenten van verweerster heeft overgenomen, dat er wel degelijk contact is tussen haar en A, dat de uitlatingen van verweerster wel degelijk lasterlijk en grievend zijn en dat verweerster bewust een onvolledig rapport heeft ingediend.

3 BEOORDELING

3.1 Met de plaatsvervangend voorzitter is de raad van oordeel dat tegenover het gemotiveerde verweer van verweerster klaagster geen concrete feiten heeft gesteld die tot gegrondverklaring van de klachten zou kunnen leiden. Het stond verweerster vrij de bewuste brief in het geding te brengen. De raad deelt bovendien het oordeel van de plaatsvervangend voorzitter dat verweerster de grens van de vrijheid die haar als advocaat in de behartiging van de belangen van een cliënt toekomt, niet heeft overschreden en dat overigens ook niet is gebleken uit de stukken en hetgeen partijen hebben aangevoerd dat verweerster de hiervoor bedoelde vrijheid heeft overschreden. Tot slot is de raad met de plaatsvervangend voorzitter van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat de verweten gedraging met betrekking tot de overlegging van een onvolledig rapport heeft plaatsgevonden. De plaatsvervangend voorzitter heeft de klacht derhalve terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. De plaatsvervangend voorzitter heeft bij zijn beoordeling voorts acht geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval.

 

3.2 Nu het verzet van klaagster tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek en moet de klacht voor het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. M. Westhoff, M.W. Schüller, J.J. Trap, R. Lonterman, leden, bijgestaan door mr. J.G. Geertsma als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 4 juni 2013.

Griffier voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 4 juni 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.