Rechtspraak
Uitspraakdatum
15-04-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2013:YA4149
Zaaknummer
B257-2012
Inhoudsindicatie
Opdracht betrof het treffen van een regeling te met de deurwaarder in verband met een ontstane huurachterstand. De hoofdelijke aansprakelijkheid vloeide voort uit de huurovereenkomst zelf. Niet is komen vast te staan dat verweerster tegen klager heeft gezegd dat hij, na betaling van de helft van de huurschuld, niet meer aansprakelijk zou kunnen worden gesteld voor de restant huurschuld.
Inhoudsindicatie
Klacht ongegrond
Uitspraak
Beslissing van 15 april 2013
in de klachtzaak B 257-2012
naar aanleiding van de klacht van:
X
klager
tegen:
Y
verweerster
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief aan de raad van 17 september 2012 met kenmerk K , door de raad ontvangen op 18 september 2012 , heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement B, thans ZWB, de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 18 februari 2013 in aanwezigheid van klager en verweerster . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van:
- de brief van de deken dd. 17 september 2012, met bijlagen;
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:
2.1 Klager heeft zich tot verweerster gewend in verband met een geschil met de verhuurder van een door klager met zijn compagnon, de heer S., gehuurd bedrijfspand. Het conflict betrof een huurachterstand.
2.2 Na tussenkomst van verweerster is op 9 maart 2010 een regeling in onderling overleg tussen partijen tot stand gekomen. Afgesproken werd dat klager en de heer S. ieder de helft van de op hen rustende vordering zouden betalen. Toen de compagnon van klager niet aan zijn betalingsverplichting voldeed heeft de verhuurder zowel de heer S. als klager aangesproken tot betaling van de restschuld. De kantonrechter heeft klager en de heer S. bij vonnis dd. 29 september 2011 hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de restschuld aan de verhuurder.
3 klacht
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
verweerster de belangen van klager bij het treffen van een regeling onvoldoende in acht heeft genomen.
4 VERWEER
4.1 Verweerster betwist te hebben gezegd dat klager door betaling van de eerste termijn niet meer voor de tweede termijn kon worden aangesproken. Klager was immers hoofdelijk aansprakelijk. Verweerster heeft aan klager gevraagd of hij de onderlinge regeling met zijn compagnon nog wilde vastleggen, maar dat vond klager niet nodig.
4.2 Toen de compagnon van klager verzuimde de tweede termijn te betalen heeft klager zich gewend tot verweerster. Zij heeft geprobeerd om contact met de compagnon van klager te zoeken, maar dat was tevergeefs. Verweerster heeft klager vervolgens naar een andere advocaat verwezen, omdat zij niet tegen een voormalig client mocht optreden. Klager heeft dit niet gedaan. In de door de verhuurder aangespannen procedure heeft klager geen verweer gevoerd, zodat hij hoofdelijk is veroordeeld tot betaling van de restschuld. Verweerster was bij die procedure niet betrokken.
5 BEOORDELING
5.1 Vast staat dat klager hoofdelijk aansprakelijk was voor de restschuld. De tussen klager en de heer S gemaakte afspraak regardeerde de verhuurder niet. Om die reden is klager door de kantonrechter hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de restschuld aan de verhuurder.
5.2 Verweerster stelt klager erop te hebben gewezen dat hij, ondanks de onderlinge regeling met de heer S. hoofdelijk aansprakelijk bleef voor de totale vordering. Uit het dossier blijkt niet dat verweerster dit schriftelijk aan klager heeft bevestigd, terwijl verweerster ter zitting naar voren heeft gebracht zich niet meer te kunnen herinneren of zij een bevestiging heeft gestuurd. De raad stelt voorop dat verweerster er beter aan had gedaan om schriftelijk te bevestigen dat de onderlinge regeling met de heer S. niets afdeed aan de hoofdelijke aansprakelijkheid van klager tegenover de verhuurder. De raad is met de deken van oordeel dat het te ver voert verweerster dit onder de gegeven omstandigheden tuchtrechtelijk aan te rekenen. De hoofdopdracht aan verweerster was om een regeling te treffen met de deurwaarder in verband met de ontstane huurachterstand. In deze zaak waren zowel klager als de heer S. opdrachtgever. Verweerster heeft de deurwaarder geschreven en een regeling getroffen. De hoofdelijke aansprakelijkheid van klager en de heer S. vloeit voort uit de huurovereenkomst zelf. Klager heeft vervolgens zelf op de getroffen regeling geschreven dat de heer S. en hij ieder de helft zouden betalen. Niet is komen vast te staan dat verweerster tegen klager heeft gezegd dat hij, na betaling van de helft van de huurschuld, niet meer aansprakelijk zou kunnen worden gesteld voor de restant huurschuld.
5.3 Toen klager verweerster belde met de mededeling dat de heer S. zijn verplichting niet was nagekomen heeft verweerster geprobeerd met de heer S. contact op te nemen. Toen deze onvindbaar bleek, heeft zij klager geadviseerd zich tot een andere advocaat te wenden om de vordering op de heer S. te incasseren.
5.4 De raad komt op grond van het bovenstaande tot de conclusie dat verweerster geen tuchtrechtelijk verwijt te maken valt en zal de klacht ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart de klacht ongegrond.
Aldus gegeven door mr. J.K.B. van Daalen, voorzitter, mrs. J.C. van den Dries, E.J.P.J.M. Kneepkens, J.J.M. Goumans en J.H. Kikken, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 april 2013 .
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 16 april 2013
per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement ZWB
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- klager
- verweerster
- de deken van de orde van advocaten te ZWB
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl