Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

13-03-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2013:YA4270

Zaaknummer

13-45

Inhoudsindicatie

voorzittersbeslissing, klacht tegen advocaat wederpartij kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 13 maart 2013

in de zaak 13-45

naar aanleiding van de klacht van:

De heer [naam]

[adres]

klager

tegen:

mr. [naam]

advocaat te [plaats]

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 14 februari 2013, met kenmerk RvT 1213-9536, door de raad ontvangen op 15 februari 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken genummerd 1 t/m 5, alsmede van de brief met bijlage d.d. 25 februari 2013 van klager aan de raad.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.1 Verweerster behartigt sinds 2007 de belangen van de ex-partner van klager. Tussen klager en zijn ex-partner zijn vele gerechtelijke procedures gevoerd over de gevolgen van het verbreken van de relatie. Klager en zijn ex-partner hebben samen twee thans nog minderjarige kinderen.

1.2 Op 29 september 2009 heeft het gerechtshof een arrest gewezen waarbij de ex-partner van klager is belast met het eenhoofdig gezag over de kinderen en waarbij klager (voorlopig) het recht op omgang met de kinderen is ontzegd. De rechtbank Utrecht heeft bij beschikking bepaald dat klager aan zijn ex-partner met ingang van 1 mei 2010 een bedrag van € 278,00 per kind per maand aan kinderalimentatie dient te voldoen.

1.3 Klager heeft zich al eerder, bij brief d.d. 7 maart 2011, bij de deken beklaagd over verweerster. Deze klacht is op 9 september 2011 door de deken aan de raad gestuurd. Op 3 oktober 2011 heeft de voorzitter van de raad deze klacht in al zijn onderdelen kennelijk ongegrond verklaard. Het door klager ingestelde verzet tegen de beslissing van de voorzitter is op 6 februari 2012 door de raad niet ontvankelijk verklaard omdat het door klager ingediende verzetschrift 1 dag te laat ontvangen was door de raad.

1.4 Bij brief van 27 november 2012 heeft klager de onderhavige klacht bij de deken ingediend.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) verweerster de belangen van de kinderen van haar cliënte met voeten heeft getreden;

b) verweerster heeft verzuimd een ouderschapsprofiel op te stellen, zoals verplicht per maart 2009;

c) verweerster de geschillen tussen klager en zijn ex-partner op de spits heeft gedreven in plaats van haar best te doen te komen tot een schikking in der minne waarbij de zaak buiten de rechtbank om wordt afgedaan, terwijl zij zich op haar website profileert als mediator;

d) verweerster een eenzijdige feministische visie op klagers zaak heeft.

2.2  In zijn toelichting op klachtonderdeel d) stelt klager dat “de beroepsmatige geslachtelijke onpartijdigheid” van verweerster dient te worden betwijfeld en dat verweerster hiermee in strijd met art. 1 van de Grondwet handelt.

3 BEOORDELING

3.1 Op de klacht kan met toepassing van art. 46g Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.

3.2 Van belang is allereerst dat de klacht zich richt tot verweerster in haar kwaliteit van advocaat van de wederpartij van klager. Dat bepaalt het toetsingskader. In die kwaliteit komt aan verweerster een grote mate van  vrijheid toe om datgene te doen wat in het belang van haar cliënte is: zij mag zich daardoor in beginsel laten leiden. Daarbij geldt in een geval als dit dat een advocaat pas dan aan de gerechtvaardigde belangen van de wederpartij tekort doet als hij of zij optreedt op een wijze die in dat perspectief de zaken afgezet tegen de belangen van die wederpartij, onnodig en onredelijk belastend en gecompliceerd maakt of anderszins wezenlijk tekort doet aan die belangen.

Ad klachtonderdeel a)

3.3 Uit de stukken blijkt dat het gerechtshof op 29 september 2009 heeft bepaald dat er (voorlopig) geen omgang tussen klager en zijn kinderen zou plaatsvinden. Het is niet aan de tuchtrechter om deze uitspraak  van de civiele rechter te toetsen. Klager heeft zijn verwijt aan verweerster op geen enkele wijze geconcretiseerd. Dit klachtonderdeel is dan ook kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

3.4 De voorzitter gaat ervan uit dat klager met een “ouderschapsprofiel” een ouderschapsplan bedoelt dat gehuwde ouders en ouders die een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan sinds 1 maart 2009 verplicht zijn op te stellen indien zij willen scheiden.

3.5 Verweerster trad op als advocaat van de ex-partner van klager. Nog afgezien van het feit dat het opstellen van een ouderschapsplan in de situatie van klager en zijn ex-partner geen wettelijke verplichting was, valt niet in te zien waarom verweerster op verzoek van klager een ouderschapsplan zou hebben moeten opstellen. Klachtonderdeel b) is kennelijk ongegrond.

 Ad klachtonderdeel c)

3.6 In deze zaak trad verweerster op als advocaat en niet als mediator. Zoals in r.o. 3.2 is overwogen mag een advocaat zich in beginsel laten leiden door de belangen van zijn cliënt. Een advocaat doet pas aan de gerechtvaardigde belangen van de wederpartij tekort als hij of zij optreedt op een wijze die in dat perspectief de zaken afgezet tegen de belangen van die wederpartij, onnodig en onredelijk belastend en gecompliceerd maakt of anderszins wezenlijk tekort doet aan die belangen.

3.7 Klager heeft zijn verwijt niet concreet gemaakt en heeft niet met feiten onderbouwd dat en op welke wijze verweerster gemeten naar deze maatstaf tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Ook klachtonderdeel c) is kennelijk ongegrond. 

 Ad klachtonderdeel d)

3.8  Verweerster behartigde als advocaat de belangen van de ex-partner van klager. Zelfs al zou zij een feministische grondhouding hebben dan valt niet in te zien waarom dat tuchtrechtelijk verwijtbaar zou zijn. Ook hier geldt dat niet uit de verf komt dat en op welke wijze verweerster tekort heeft gedaan aan de gerechtvaardigde belangen van klager. Klachtonderdeel d) is eveneens kennelijk ongegrond.

BESLISSING

Wijst de klacht in al zijn onderdelen af.

Aldus gewezen door mr. M.J.F.N. van Osch, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. H.A.M. Ritsma-Hartman als griffier op 13 maart 2013.

griffier  voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 13 maart 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

en per gewone post aan:

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten