Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

12-03-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2013:YA4030

Zaaknummer

12-188A + 12-189A

Inhoudsindicatie

Een advocaat heeft een grote mate van vrijheid de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Deze vrijheid wordt onder meer beperkt indien de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarbij een redelijk doel wordt gediend.

Inhoudsindicatie

Een advocaat die na verkregen verhaalsinformatie van zijn cliënt en na verlof conservatoir beslag laat leggen, handelt niet klachtwaardig ook al blijkt een of meer van de beslagobjecten aan anderen dan de beslagdebiteur toe te behoren. Het staat een advocaat vrij om de verkregen informatie van zijn cliënt te verifiëren bij derden en ook deze derden te benaderen met een concept tekstvoorstel teneinde deze te gebruiken in getuigenverklaring zolang genoemd tekstvoorstel de juistheid van de verklaring geen geweld aandoet.

Uitspraak

Beslissing van 12 maart 2013

in de zaak 12-188A en 12-189A

naar aanleiding van de klacht van:

1.  de heer

2.  de heer

klagers

tegen:

1. mr.

 advocaat te Amsterdam

2. mr.

 advocaat te Amsterdam     

verweerders

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 18 juni 2012 met kenmerk 1112-183, door de raad ontvangen op 19 juni 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 17 december 2012 in aanwezigheid van klagers en verweerders. Verweerders werden bijgestaan door mr. H., advocaat te Amsterdam. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de in 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 t/m 14 in de in die brief genoemde inventarislijst;

- de pleitnota van klagers;

- de pleitnota namens verweerders;

- het proces-verbaal van de zitting van 17 december 2012.

 

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klagers zijn zowel persoonlijk als in hoedanigheid van (feitelijk) bestuurder van een aantal vennootschappen als gedaagden door verweerders cliënt in rechte betrokken. Inzet van het geschil is -kort gezegd- terugbetaling van een bedrag van een kleine € 14 miljoen, welk bedrag door verweerders cliënt is geïnvesteerd in vastgoedprojecten. Verweerders cliënt stelt zich op het standpunt dat klagers hem bij zijn investeringen een onjuiste voorstelling van zaken hebben gegeven en hem hebben misleid.

2.3 Een of meer vastgoedprojecten, waar klagers direct of indirect bij betrokken waren, is in december 2010 gepresenteerd in de RAI te Amsterdam op de Miljonair Fair.

2.4 Tot zekerheid van verhaal van de vordering van verweerders cliënt is krachtens een verlof van de Voorzieningenrechter van de rechtbank Den Bosch op 17 november 2011 conservatoir beslag gelegd op een wijnvoorraad in het bezit van  klager sub 1, welke voorraad krachtens het verlof in bewaring is gesteld. Klager sub 1 heeft daarvan aangifte wegens verduistering gedaan. Na overleg tussen partijen is het beslag gedeeltelijk opgeheven.

2.5 Bij ongedateerde brief heeft de heer T. namens een autogaragebedrijf aan klager sub 1 bevestigd dat verweerder sub 2 tezamen met zijn cliënt op bezoek is geweest teneinde de verifiëren of er twee voertuigen waren besteld en afgerekend op naam van de vennootschap waarin verweerders cliënt heeft geïnvesteerd. In die brief heeft de heer T. ondermeer geschreven:

“Maar ik kan wel bevestigen dat de wijze waarop [verweerder sub 2] zich uitliet over de vermeende zakelijke praktijken van u en [klager  sub 1] zeker niet positief was en dat hij de sterke indruk achterliet dat het hier om bewuste malversatie ging”.

2.6 De heer R.D. heeft in zijn verklaring van 17 oktober 2011, welke verklaring is voorbereid met en ingebracht door verweerders in de procedure tegen klagers, zijn negatieve ervaringen met klagers (en hun ondernemingen) opgetekend. Deze verklaring is bij brief van 16 januari 2012 aan verweerder sub 2 weer ingetrokken. In laatstgenoemde brief heeft de heer R.D. ondermeer gesteld dat verweerders cliënt bereid was voor 4 ton zijn eigen lopende projecten te financieren.

2.7 Bij e-mailbericht van 14 november 2011 heeft verweerder sub 2 een heer D.  in kennis gesteld van het feit dat de autofirma D.W. contact met hem zou opnemen.

2.8 Bij e-mailbericht van 12 december 2011 heeft verweerder sub 1 de heren T. en W. aangeschreven met een korte introductie van het geschil om te verifiëren of het inderdaad zo is dat een deel van de in beslaggenomen wijnvoorraad hen toebehoort.

2.9 Bij ongedateerde mail heeft de heer M.B. namens een leasemaatschappij verweerder sub 2 bericht dat de lease van de twee bestelde voertuigen geen doorgang zal vinden.

2.10 Ter gelegenheid van een kort geding te Utrecht op 20 februari 2012 hebben verweerders onder meer als productie in het geding gebracht afschrift van een folder met de titel ‘Creating Global’ op naam van A.G.V.I. AG en ook genoemde verklaring van de heer R.D. van 17 oktober 2011.

2.11 Bij brieven van 6 en 17 februari 2012 hebben klagers zich bij de deken beklaagd over verweerders.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

a) zich schuldig hebben gemaakt aan verduistering;

b) relaties van klagers hebben benaderd en zich op smadelijke wijze over klagers hebben uitgelaten;

c) valsheid in geschrifte hebben gepleegd;

d) getuigen hebben geronseld en deze hebben aangezet tot het afleggen van valse verklaringen;

e) valse verklaringen in een procedure hebben ingebracht;

f)   zich schuldig hebben gemaakt aan omkoping en misleiding;

g) hebben getracht klagers onderuit te halen.

4 VERWEER

4.1 Verweerders hebben gemotiveerd verweer gevoerd, waarop voor zover van belang, hierna zal worden ingegaan.

5 BEOORDELING

5.1 De klacht is gericht tegen de advocaten van de wederpartij van klagers. Het is de primaire taak van een advocaat om de belangen van zijn cliënt zo goed mogelijk te behartigen, dat wil zeggen om partijdig te zijn. Daarbij komt aan de advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Daartoe kan hij bij voorbeeld namens zijn cliënt stellingen innemen en rechtsmaatregelen nemen. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een tegenpartij worden beknot, tenzij daarbij haar belangen op ontoelaatbare wijze worden geschaad.

 5.2 Voorts geldt volgens vaste jurisprudentie van het hof van discipline dat, indien de achtergrond van de klacht een civiel geschil betreft, het niet de taak van de tuchtrechter is om  over dat geschil een oordeel te geven. Hier staat centraal de vraag of de handelwijze van verweerders een behoorlijk advocaat betaamt.

5.3 De raad zal het optreden van verweerders derhalve aan de hand van genoemde maatstaven beoordelen.

Ad klachtonderdeel a)

5.4 Klagers stellen dat verweerders zich schuldig hebben gemaakt aan verduistering en hebben daarvan aangifte gedaan. Dit betekent echter op zichzelf niet, dat klagers ook werkelijk schuldig zijn aan verduistering. Of dit het geval is kan alleen de strafrechter vaststellen. Klagers hebben hun ernstige verwijt bijvoorbeeld niet met een veroordelend vonnis onderbouwd. Reeds hierom is dit klachtonderdeel ongegrond. Bovendien stelt de Raad vast, dat verweerders verlof van de voorzieningenrechter hebben gevraagd en gekregen tot beslaglegging op en bewaarneming van de wijnvoorraad. De raad is het met verweerders eens dat de wet afdoende waarborgen biedt om indien het beslag op onjuiste gronden zou zijn gelegd dit beslag opgeheven te krijgen. Klagers hebben de rechter niet om opheffing van het beslag verzocht. Van klachtwaardig handelen is geen sprake. Klachtonderdeel a) is derhalve ongegrond.

 Ad onderdeel b)

5.5 Verweerders cliënt meent door toedoen van klagers op onrechtmatige wijze veel geld te hebben verloren. Hij heeft in dat kader een groot en rechtmatig belang te (laten) onderzoeken waar het geld is gebleven en/of duidelijkheid te verkrijgen waarvoor het geld binnen A.G.V.I. AG door klagers is aangewend. Die duidelijkheid hebben klagers -ondanks herhaaldelijk verzoek- verweerders cliënt niet kunnen geven, zo stelt de raad vast. Verder stelt de raad - als niet weersproken - vast, dat volgens informatie afkomstig van verweerders cliënt enerzijds kostbare auto’s werden besteld op naam van A.G.V.I. AG, terwijl anderzijds klagers hadden aangegeven dat er bij A.G.V.I. AG geen geld was om de boekhouder enkele duizenden SFR te betalen teneinde de jaarrekening 2010 af te ronden. In het licht van dergelijke feiten en omstandigheden heeft het verweerders -als belangenbehartigers van hun cliënt- vrijgestaan om alleen of tezamen met hun cliënt nadere informatie bij derden in te winnen. Met de navraag door verweerders gedaan bij diverse auto(lease)bedrijven en mogelijke getuigen die eventueel de stellingen en vermoedens van hun cliënt zouden kunnen ondersteunen, hebben verweerders bovenbedoelde tuchtrechtelijke grenzen niet overschreden. De raad merkt daarbij op dat het, gezien de aard van de aan klagers verweten gedragingen, mogelijk is dat klagers niet rooskleurig zijn afgeschilderd. Van opzettelijke en nodeloze schending van eer en goede naam is echter niet gebleken. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.

 Ad onderdeel c)

5.6 Het verwijt dat verweerders zich schuldig hebben gemaakt aan valsheid in geschrifte is niet komen vast te staan. Ook de beoordeling van dit ernstige verwijt is voorbehouden aan de strafrechter. Ook hier hebben klagers hun verwijt niet met een veroordelend vonnis onderbouwd en is dit klachtonderdeel reeds daarom ongegrond.  Voor zover klagers menen dat ondanks het ontbreken van een strafrechtelijke veroordeling het aannemelijk is geworden dat verweerders klachtwaardig hebben gehandeld, vindt het verwijt geen steun in de feiten. Immers, niet is komen vast te staan dat verweerders er wetenschap van droegen dat volgens de stellingen van klagers de entiteit D. cs en niet A.G.V.I. AG op de Miljonair Fair een presentatie zou hebben verzorgd. Dat de heer D. later deze gang van zaken heeft bevestigd in de verklaring van 16 januari 2012 maakt dat niet anders. Bovendien is deze verklaring bepaald niet overeenkomstig hetgeen de heer D. eerder op dit punt bij brief van 17 oktober 2011 heeft bevestigd zodat de raad goede redenen heeft om aan het waarheidsgehalte van beide verklaringen te twijfelen en deze derhalve op geen enkele wijze kunnen bijdragen aan de ondersteuning van het verwijt van klagers.

 Ad onderdeel d) en e)

5.7 Verweerders hebben aannemelijk gemaakt, dat zij concrete aanwijzingen hadden dat een aantal aanwezigen op de Miljonair Fair konden verklaren dat A.G.I.V. AG op een stand was vertegenwoordigd en aldaar eigen vastgoedprojecten presenteerde. Het benaderen van deze mensen teneinde een verklaring te verkrijgen ter ondersteuning van de stellingen van de cliënt is niet klachtwaardig. Van ronselen is niet gebleken. Het staat een advocaat verder vrij om bij de opmaak van schriftelijke verklaringen bepaalde tekstvoorstellen te doen zolang die tekstvoorstellen de juistheid van de verklaring geen geweld aandoen. Waar het om gaat is correcte vastlegging van feiten en omstandigheden die de getuige uit eigen wetenschap bekend zijn. Blijft een advocaat binnen dat kader dan is van klachtwaardig handelen geen sprake. Zo ook in dit geval. Niet is gebleken dat verweerders welbewust verklaringen hebben uitgelokt of hebben willen uitlokken evident in strijd met de waarheid om zo klagers te schaden. In lijn met het voorgaande stond het verweerders dan ook vrij de gewraakte verklaringen in te brengen in de procedure. Dat de heer D. nadien om hem moverende redenen de verklaring heeft ingetrokken maakt het voorgaande niet anders. Klachtonderdelen d) en e) zijn ongegrond.

 

Ad onderdeel f)

5.8 Ook dit onderdeel faalt. Klagers verwijten verweerders’ cliënt omkoping, maar -wat daar ook van zij- niet valt in te zien wat verweerders daar mee van doen hebben gehad.

 Ad onderdeel g)

5.9 Als de raad het goed ziet, verwijten klagers verweerders dat zij onder valse voorwendselen informatie hebben opgevraagd bij derden. Dit wordt  overigens door verweerders betwist. Ter ondersteuning van het verwijt hebben klagers e-mailberichten in het geding gebracht, maar -nog afgezien van de betwisting door verweerders - valt daaruit niet op te maken dat verweerders onder valse voorwendselen informatie hebben opgevraagd. Dit klachtonderdeel mist feitelijke grondslag en is ongegrond.

 Ad onderdeel h)

6.0 Klagers verwijten verweerders dat zij de dagvaarding van 21 november 2011 (vol met onwaarheden en feitelijke onjuistheden) als productie hebben ingebracht in het kort geding om op die wijze klagers ‘onder uit te halen’. De raad overweegt dat de advocaat als belangenbehartiger van zijn cliënt bij het in rechte betrekken van feitelijke stellingen, zo volgt uit jurisprudentie van het Hof van Discipline, mag afgaan op plausibele informatie van zijn cliënt, ook wanneer de juistheid van die stellingen in en buiten rechte door de wederpartij of een derde wordt betwist. Bijzondere omstandigheden die een uitzondering op deze hoofdregel zouden kunnen rechtvaardigen, zijn gesteld noch gebleken. Ook dit klachtonderdeel faalt.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mrs. M.A. Le Belle, L.D.H. Hamer, G.J.W. Pulles en S. Wieberdink, leden, bijgestaan door mr. L. Koning als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 12 maart 2013.

griffier   voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 12 maart 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- klagers

- verweerders

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klagers

- verweerders

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl