Rechtspraak
Uitspraakdatum
02-09-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2013:260
Zaaknummer
R.4170/13.77
Inhoudsindicatie
Verweerder heeft in een huurgeschil niet juist gehandeld door de verzetdagvaarding te laten uitbrengen aan het gekozen domicilie van klager (kantoor van de gerechtsdeurwaarder). De vraag of verweerder ten processe al dan niet terecht voor mevrouw P als procespartij is opgetreden ligt niet ter beoordeling aan de tuchtrechter. Verweerder heeft zich met meerdere e-mails rechtstreeks tot klager gewend zonder daarvan een kopie aan klagers advocaat te sturen. Die gedragingen zijn strijdig met gedragsregel 18 lid 1. Indien zou worden aangenomen dat het gaat om aanzeggingen met rechtsgevolg (hetgeen niet is aangevoerd) geldt dat de gedragingen in strijd zijn met gedragsregel 18 lid 2. Klacht gedeeltelijk gegrond. Enkele waarschuwing.
Uitspraak
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de Raad van Discipline van 10 april 2013, door de raad ontvangen op 11 april 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 1 juli 2013 in aanwezigheid van klager en verweerder. Klager heeft een pleitnota overgelegd. De daarbij aanvankelijk door klager overgelegde producties zijn door de raad geweigerd daar ze niet tijdig voor de zitting waren ingediend. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Klager is verwikkeld in een huurgeschil met de heer J en mevrouw P.
2.3 Bij dagvaarding van 7 juli 2012 heeft klager de heer J en mevrouw P gedagvaard in een procedure tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. De vorderingen zijn bij vonnis van 25 juli 2012 bij verstek toegewezen.
2.4 Bij exploot van 27 augustus 2012 heeft verweerder namens de heer J en mevrouw P een verzetdagvaarding uitgebracht. Het exploot is betekend aan het in eerste aanleg gekozen domicilie van klager, het kantoor van de gerechtsdeurwaarder die de oorspronkelijke dagvaarding heeft betekend.
2.5 Bij vonnis van 4 december 2012 heeft de kantonrechter het verstekvonnis vernietigd en de vorderingen van klager afgewezen.
2.6 In verband met de bij de betekening van het verstekvonnis aangezegde ontruiming per 10 augustus 2012, heeft verweerder namens de heer J een kort geding tegen klager aangespannen. In dit kort geding heeft de voorzieningenrechter bij verkort vonnis van 17 augustus 2012 uitspraak gedaan.
2.7 Bij brief van 13 februari 2013 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.
3.2 Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij:
a. klager op kosten jaagt door de verzetdagvaarding te betekenen aan het kantoor van de gerechtsdeurwaarder, terwijl klager verweerder duidelijk heeft aangegeven dat hij de relatie met de deurwaarder had beëindigd;
b. zonder opdracht van mevrouw P zich heeft uitgegeven als gemachtigde van mevrouw P en klager namens haar heeft gedagvaard;
c. de rechtbank onjuist heeft geïnformeerd door te stellen dat hij mevrouw P vertegenwoordigt; daarnaast heeft verweerder onjuiste informatie over mevrouw P in de dagvaarding vermeld;
d. zich tijdens de procedure rechtstreeks tot klager heeft gewend in plaats van tot diens advocaat mr. R;
e. zich jegens klager bewust grievend opstelt door klager in correspondentie “de heer M” te noemen en zich in rechtstreeks persoonlijk contact met klager onnodig grievend en intimiderend uit te drukken.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 In het algemeen geldt dat slechts in uitzonderlijke gevallen een wederpartij met succes kan klagen over de wijze waarop een advocaat de belangen van zijn cliënt behartigt.
Het tuchtrecht dient er niet toe de advocaat in het voordeel van de wederpartij te beperken in zijn vrijheid zijn cliënt bij te staan op een wijze die hem en de cliënt goeddunkt. Zo staat het een advocaat vrij in het belang van zijn cliënt, zoals die cliënt dat ziet, een bepaald standpunt in te nemen, ook indien dat standpunt achteraf feitelijk of juridisch onjuist zou blijken te zijn. De vrijheid is echter niet onbeperkt. Zo dient de advocaat zich te onthouden van stellingen waarvan hij de onwaarheid kent of aanstonds kan kennen en die schadelijk kunnen zijn voor derden. De advocaat dient zich te onthouden van nodeloos grievende uitlatingen over de wederpartij van zijn cliënt. Voorts dient de advocaat de belangen van de wederpartij niet onnodig te schaden.
Ten aanzien van klachtonderdeel a
5.2 Uit de stukken blijkt dat de verzetdagvaarding is betekend aan het in eerste aanleg door klager gekozen domicilie, te weten het kantooradres van de deurwaarder die de dagvaarding heeft betekend.
Ingevolge het bepaalde bij artikel 63 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan de verzetdagvaarding aan het gekozen domicilie worden betekend.
5.3 Aan verweerder kan gezien het voorgaande niet worden verweten dat hij de verzetdagvaarding aan het kantoor van de gerechtsdeurwaarder heeft betekend. Daaraan doet niet af dat klager, zoals hij heeft gesteld, ten tijde van de betekening van de verzetdagvaarding de relatie met het deurwaarderskantoor had verbroken.
5.4 Klachtonderdeel a is ongegrond.
Ten aanzien van klachtonderdeel b
5.5 De vraag of verweerder ten processe al dan niet terecht voor mevrouw P is opgetreden, is een vraag die niet ter beoordeling aan de tuchtrechter ligt. Het betreft een kwestie van civielrechtelijke aard, terzake waarvan de burgerlijke rechter bevoegd is te oordelen.
5.6 De raad heeft begrip voor de onvrede van klager, die is ontstaan omdat verweerder naar aanleiding van verzoeken van klager dit punt niet opgehelderd heeft. Dit doet echter aan het voorgaande niet af en tuchtrechtelijk verwijtbaar is dit niet.
5.7 Gezien het voorgaande heeft klager geen belang bij het onderhavige klachtonderdeel. In zoverre is de klacht niet-ontvankelijk.
Ten aanzien van klachtonderdeel c
5.8 Hetgeen bij klachtonderdeel b is geoordeeld, geldt hier eveneens. Voor zover klager van mening is dat verweerder ten onrechte mevrouw P vertegenwoordigt dan wel in de dagvaarding onjuiste informatie daarover heeft opgenomen, betreft het vragen waarover klager zijn standpunt in de civiele procedure kenbaar kan maken.
Ook in zoverre is de klacht niet-ontvankelijk.
Ten aanzien van klachtonderdeel d
5.9 Klager heeft dit klachtonderdeel onderbouwd door te verwijzen naar enkele e-mails van verweerder aan hem, verzonden op 18 augustus 2012 en 20 augustus 2012.
5.10 Verweerder heeft niet weersproken dat hij klager rechtstreeks e-mails heeft gestuurd zonder daarvan een kopie aan klagers advocaat te sturen. Uit de door klager overgelegde stukken blijkt niet dat verweerder een kopie aan de advocaat van klager heeft gezonden.
5.11 De verweten gedragingen zijn strijdig met gedragsregel 18, lid 1. Indien zou moeten worden aangenomen – hetgeen verweerder overigens niet heeft aangevoerd – dat het gaat om aanzeggingen met rechtsgevolg, geldt dat verweerder heeft gehandeld in strijd met gedragsregel 18, lid 2, daar verweerder van zijn e-mails geen kopie aan klagers advocaat heeft gezonden.
5.12 Het voorgaande brengt mee dat verweerder herhaaldelijk heeft gehandeld in strijd met de aangehaalde gedragsregel, zodat klachtonderdeel d gegrond is.
Ten aanzien van klachtonderdeel e
5.13 Ter zitting heeft klager ten aanzien van dit klachtonderdeel, door hem behandeld als grief III, meegedeeld dat hij geen prijs stelt op handhaving van het klachtonderdeel, gezien het ondergeschikte belang ervan. De raad zal dan ook verstaan dat dit klachtonderdeel is ingetrokken.
6 MAATREGEL
Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding acht de raad de hierna te melden maatregel passend en geboden.
7 BESLISSING
De Raad van Discipline:
- verklaart klachtonderdeel d gegrond;
- legt terzake als maatregel op een enkele waarschuwing;
- verklaart klager in klachtonderdelen b en c niet-ontvankelijk;
- verklaart klachtonderdeel a ongegrond;
- verstaat dat klachtonderdeel e is ingetrokken.
Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, J.H.M. Nijhuis, L.Ph.J. baron van Utenhove en E.J. van der Wilk, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 2 september 2013.
griffier voorzitter