Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

02-12-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2013:224

Zaaknummer

13-147

Inhoudsindicatie

Klaagster verwijt verweerster onder meer voor haar geen toevoeging te hebben aangevraagd. Verweerster heeft gemotiveerd aangegeven dat en waarom zij niet bereid was om op basis van een toevoeging de zaak voor klaagster te behandelen, dat zij daarover tegenover klaagster duidelijk is geweest en dat de afspraak dat zij betalend zou optreden  door verweerster is vastgelegd. Tussen partijen staat vast dat klaagster niet tegen de opdrachtbevestiging heeft geprotesteerd en ook niet tegen de later verzonden declaratie en deze heeft voldaan. Kennelijk was klaagster op dat moment van mening dat deze declaratie terecht was. Ook heeft klaagster ter zitting nog eens erkend, dat zij bij aanvang van de rechtsbijstand aan verweerster heeft aangegeven dat partijen over een aanzienlijk vermogen beschikten, waaronder aandelen, auto’s, een woning, polissen en voorts is door klaagster ter zitting niet bestreden dat er ook nog vermogen was, dat niet in de aangifte inkomstenbelasting was vermeld.

Inhoudsindicatie

Op een advocaat rust een zware verplichting om met zijn cliënt duidelijke afspraken te maken over de financiële basis waarop de werkzaamheden worden verricht en de cliënt te informeren over de mogelijkheid van een toevoeging. Een advocaat is echter vrij om een zaak al dan niet op basis van een toevoeging te behandelen en verweerster heeft daarover volstrekte helderheid aan klaagster verschaft.

Inhoudsindicatie

Gaat een cliënt met behandeling op betalende basis akkoord dan is een cliënt net als bij willekeurig welke andere aan de gemaakte afspraak gebonden. In de wijze waarop verweerster met deze materie is omgesprongen ziet de raad, mede in het licht van de vermogensbestanddelen die er waren volgens de eigen opgave van klaagster, geen tuchtrechtelijk verwijt.

Inhoudsindicatie

Klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 2 december 2013

in de zaak 13-147

naar aanleiding van de klacht van:

mevrouw X

wonende te A

klaagster

tegen:

mr. Y

advocaat te B

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 1 juli 2013 met kenmerk 1213-0021/RvT/LB/sd, door de raad ontvangen op 2 juli 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 7 oktober 2013 in aanwezigheid van klaagster en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

Klaagster heeft verweerster verzocht haar bij te staan in een echtscheidingsprocedure. De eerste contacten dateren van 16 december 2011. Verweerster heeft op 10 januari 2012 aan klaagster per brief de belangrijkste afspraken uit het intakegesprek bevestigd, waaronder de afspraak dat ze klaagster zal bijstaan tegen het laagste tarief van haar kantoor, € 170,- per uur (exclusief btw en verschotten). In 2012 is verweerster met inachtneming van de in die brief gemaakte afspraken voor klaagster aan de slag gegaan, waarbij de echtscheidingsprocedure vervolgens gedurende een aantal maanden op een laag pitje is gezet omdat klaagster, naar achteraf is gebleken vruchteloos, nog met haar voormalige partner wenste te overleggen. Verweerster heeft op 22 juni 2012 een declaratie aan klaagster verzonden die klaagster zonder protest heeft voldaan.

2.2    Klaagster heeft verweerster een lijstje met afspraken gestuurd die zij zelf met haar ex-echtgenoot over de kinderen had gemaakt. Klaagster ging er van uit dat haar afsprakenlijstje een ouderschapsplan was zoals dat behoorde te zijn. Daarom vond zij het niet nodig dat verweerster nog zelf een ouderschapsplan opstelde. In het klachtdossier bevindt zich een urenspecificatie van verweerster waarbij verweerster tijd voor het opstellen van dat plan vermeldt en waarop klaagster heeft geschreven: “Ik had gevraagd of …… (verweerster) wilde kijken/lezen naar het ouderschapsplan.”

2.3    Bij brief van 5 maart 2013 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerster.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    te verzuimen voor klaagster een toevoeging aan te vragen, terwijl verweerster wist dat klaagster weinig tot geen inkomen had en voor een toevoeging in aanmerking zou kunnen komen,

b)    een ouderschapsplan te concipiëren, terwijl klaagster daarom niet had gevraagd.

4    VERWEER

Verweerster heeft een uitgebreid gratis intakegesprek met klaagster gehad. Tijdens dit gesprek heeft verweerster aan klaagster uitgelegd dat zij niet bereid was om op basis van een toevoeging haar zaak te behandelen. Klaagster kwam met een Excel sheet, waarop een groot aantal in de gemeenschap van goederen vallende vermogensbestanddelen waren vermeld, waaronder bankrekeningen, auto’s, een aanzienlijke hoeveelheid aandelen, een woning en vermogensbestanddelen die niet aan de belastingdienst waren opgegeven. Tijdens dit gesprek heeft verweerster aan klaagster het adres van de Raad voor Rechtsbijstand gegeven en alle ruimte geboden om er over na te denken of zij op betalende basis cliënte van verweerster wilde worden. Vervolgens heeft klaagster enkele dagen nagedacht en verweerster laten weten dat het haar wens was dat verweerster (op betalende basis) voor haar zou optreden. Enige tijd nadien heeft verweerster haar de opdrachtbevestiging gezonden waarin de financiële afspraken waren vastgelegd.

Het feit dat de huidige advocaat een toevoeging heeft ontvangen zegt nog niets of klaagster daarvoor uiteindelijk in aanmerking komt. Dat zal pas blijken na de resultaatsbeoordeling aan het einde van de rechtsbijstand. Verweerster heeft met klaagster niet uitgebreid over de mogelijkheid van en de gang van zaken rond het aanvragen van een toevoeging gesproken omdat verweerster er niets voor voelde om op deze basis haar werkzaamheden te verrichten. Verweerster heeft aan klaagster uitgelegd dat zij een bewuste keuze had gemaakt om haar zaak niet op basis van een toevoeging te behandelen en heeft klaagster vervolgens de keus gelaten om al dan niet van de door verweerster aangeboden diensten gebruik te maken. Het resultaat van de keus van klaagster heeft verweerster schriftelijk vastgelegd.

Als er geen ouderschapsplan wordt overgelegd bestaat de kans dat partijen in een echtscheidingsprocedure niet ontvankelijk worden verklaard. Van klaagster ontving verweerster een geschreven briefje met wat afspraken over de kinderen en de mededeling dat de wederpartij in het land was om het stuk te tekenen. Dat briefje was onvoldoende. Dat heeft verweerster omgezet in een ouderschapsplan dat voor de rechtbank acceptabel zou zijn en daarvoor heeft verweerster tijd gerekend. Verweerster wilde een onnodig lange doorlooptijd vermijden en vond voor klaagster belangrijk dat er een ouderschapsplan tot stand kwam mede gelet op de gespannen verhouding tussen partijen.

5    BEOORDELING

Klachtonderdeel a.

Verweerster heeft gemotiveerd aangegeven dat en waarom zij niet bereid was om op basis van een toevoeging de zaak voor klaagster te behandelen, dat zij daarover tegenover klaagster duidelijk is geweest en dat de afspraak dat zij betalend zou optreden  door verweerster is vastgelegd. Tussen partijen staat vast dat klaagster niet tegen de opdrachtbevestiging heeft geprotesteerd en ook niet tegen de later verzonden declaratie en deze heeft voldaan. Kennelijk was klaagster op dat moment van mening dat deze declaratie terecht was. Ook heeft klaagster ter zitting nog eens erkend, dat zij bij aanvang van de rechtsbijstand aan verweerster heeft aangegeven dat partijen over een aanzienlijk vermogen beschikten, waaronder aandelen, auto’s, een woning, polissen en voorts is door klaagster ter zitting niet bestreden dat er ook nog vermogen was, dat niet in de aangifte inkomstenbelasting was vermeld.

Op een advocaat rust een zware verplichting om met zijn cliënt duidelijke afspraken te maken over de financiële basis waarop de werkzaamheden worden verricht en de cliënt te informeren over de mogelijkheid van een toevoeging. Een advocaat is echter vrij om een zaak al dan niet op basis van een toevoeging te behandelen en verweerster heeft daarover volstrekte helderheid aan klaagster verschaft. Onweersproken is door verweerster gesteld dat zij tijdens een gratis intakegesprek met klaagster over de mogelijkheid van een toevoeging heeft gesproken, klaagster voor informatie daarover naar de Raad voor Rechtsbijstand heeft verwezen en daarbij heeft aangegeven dat klaagster daarvoor naar haar inschatting niet in aanmerking kwam, maar zij daarover geen volledige zekerheid kon verschaffen en klaagster vervolgens de keus heeft gelaten om al dan niet op betalende basis met haar in zee te gaan.

Gaat een cliënt met behandeling op betalende basis akkoord dan is een cliënt net als bij willekeurig welke andere aan de gemaakte afspraak gebonden. In de wijze waarop verweerster met deze materie is omgesprongen ziet de raad, mede in het licht van de vermogensbestanddelen die er waren volgens de eigen opgave van klaagster, geen tuchtrechtelijk verwijt.

Klachtonderdeel a is derhalve ongegrond.

Klachtonderdeel b.

Zeer uitzonderlijke omstandigheden daargelaten dient op straffe van niet- ontvankelijkheid van het echtscheidingsverzoek een door beide echtelieden getekend ouderschapsplan in de echtscheidingsprocedure te worden overgelegd. Van dergelijke uitzonderlijke omstandigheden was geen sprake omdat klaagster – zoals zij zelf stelt – erin geslaagd was in overleg met haar toekomstige ex echtgenoot afspraken over de kinderen te maken. Partijen verschillen van mening over de wijze waarop deze aantekeningen aan verweerster zijn aangeleverd (een handgeschreven kladje, aldus verweerster of een keurig getypt A4’tje, aldus klaagster), maar partijen zijn het er over eens, dat klaagster verweerster heeft verzocht om deze aantekeningen te beoordelen. Vervolgens heeft verweerster aan de hand van deze aantekeningen een ouderschapsplan opgesteld dat aan de wettelijke eisen voldeed teneinde de voortgang van de echtscheiding te bespoedigen en zij heeft de daaraan bestede tijd aan klaagster in rekening gebracht. Niet gebleken is dat verweerster daarbij excessief heeft gedeclareerd. Verweerster had van klaagster de opdracht gekregen de echtscheidingsprocedure tot een goed einde te brengen en het indienen van een deugdelijk ouderschapsplan was daarvoor een voorwaarde. De raad ziet daarom niet in dat klaagster verweerster een tuchtrechtelijk verwijt kan maken van het feit dat zij werk verrichtte om dit te bereiken. Klachtonderdeel b is derhalve (eveneens) ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

De klacht van klaagster tegen verweerster is in beide onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter, mrs. R.J.A. Dil, C.J. Lunenberg-Demenint, L.A.M.P. Pütz en A.M.T. Weersink, leden, bijgestaan door mr. A.M. van Rossum, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 2 december 2013.

griffier    voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 4 december 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klaagster

-    verweerster

en per gewone post aan:

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland.

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.