Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

26-08-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2013:40

Zaaknummer

H320-2012

Inhoudsindicatie

Boedelscheiding. Niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door geen beslag te leggen op de woonboot noch door, bij gebreke van (enige zekerheidstelling voor de) betaling van zijn openstaande declaraties, het dossier niet aanstonds aan klaagsters nieuwe advocaat over te dragen. Door stukken onder embargo van de wederpartij in ontvangst te nemen, heeft verweerder zich jegens anderen een geheimhoudingsverplichting laten opdringen die hem als advocaat jegens zijn cliënte niet past en in haar nadeel kan uitpakken.

Inhoudsindicatie

Klacht Deels gegrond. Waarschuwing.

Uitspraak

Beslissing van 26 augustus 2013

     in de zaak H320-2012

naar aanleiding van de klacht van:

 

A

 

klaagster

 

tegen:

 

B

 

verweerder

 

                                          

 

 

 

1                Verloop van de procedure

1.1         Bij brief aan de raad van 3 december 2012 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement OB de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2         Ter zitting van 3 juni 2013 zijn klaagster en verweerder verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3         De raad heeft kennis genomen van:

-          De brief van de deken d.d. 3 december 2012 en de daarbij gevoegde stukken.

 

 

2        FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1     Verweerder heeft klaagster bijgestaan in haar echtscheidingszaak vanaf november 2007 tot juli 2012. Partijen spraken af dat de declaraties voor de door verweerder verrichte werkzaamheden door klaagster zouden worden betaald uit de nog te verkrijgen boedelopbrengst. Verweerder heeft getracht om door onderhandelingen tot een verdeling van de huwelijksgoeredengemeenschap te komen. Klaagsters ex-echtgenoot, hierna: “de man”, woont in Z alwaar zich, mogelijk, tot de gemeenschap behorende vermogensbestanddelen bevinden.

2.2     In de gevoerde onderhandelingen is onder andere afgesproken dat de opbrengst van een in te koop staande woonboot aan beide partijen ten goede zou komen, ieder voor de helft. De man heeft de boot echter verkocht en de volledige verkoopopbrengst onder zich gehouden.

2.3     In 2010 liepen de onderhandelingen spaak, waarna het in mei 2011 tot een zitting kwam, naar aanleiding waarvan de echtscheiding werd uitgesproken en een notaris werd benoemd om de verdeling tot stand te brengen. Partijen moesten in onderhandeling treden over de te betalen alimentatie. Tijdens een bespreking op 8 juni 2011 tussen verweerder enerzijds en de man en zijn advocaat anderzijds heeft de man financiële stukken in het vooruitzicht gesteld, die verweerder op 17 augustus 2011 toegestuurd kreeg met de mededeling “ter vertrouwelijke inzage/bespreking met [klaagster]. Niet om in kopie aan [klaagster] te verstrekken.”

2.4     Begin juli 2012 heeft klaagster verweerder laten weten dat zij verder wilde worden bijgestaan door mr. W. Verweerder heeft geweigerd het dossier aan de nieuwe advocaat van klaagster af te geven, omdat hij eerst afspraken wilde maken over zijn openstaande declaraties tot een bedrag van € 57.895,58.

 

3        KLACHT

3.1     De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.             hij heeft verzuimd om beslag te leggen op een woonboot met aangrenzend terrein van de man, waardoor de man kans heeft gezien deze te verkopen en er met de opbrengst - die (mede) aan klaagster had moeten toekomen - vandoor te gaan;

 

2.             uit de brief van verweerder van 17 september 2012 aan mr. W blijkt dat verweerder er zonder overleg met klaagster mee heeft ingestemd om financiële stukken van de man - van belang voor de bepaling van de omvang van de gemeenschap - in ontvangst te nemen en over de inhoud daarvan geheimhouding te bewaren, zulks in strijd met het recht van klaagster op kennisname van die stukken;

 

3.             hij werkt niet meewerkt aan de overdracht van het dossier aan mr. W en stelt dat eerst zijn declaraties betaald moeten worden. Partijen hadden echter afgesproken dat deze betaald zouden worden uit de boedelverdeling, die verweerder niet tot stand heeft weten te brengen.

 

4        VERWEER

          Klachtonderdeel 1

4.1     De woonboot behoorde niet tot de huwelijksgoederengemeenschap maar was eigendom van een vennootschap van de man. Beslaglegging behoorde derhalve niet tot de mogelijkheden. Er was geen reden om te twijfelen aan effectuering van het destijds besproken uitgangspunt dat de netto-verkoopopbrengst van de boot aan beide partijen ten goede zou komen, ieder voor de helft.

          Klachtonderdeel 2

4.2     Het repareren van een informatieachterstand ter zake een persoon die in Z woont en aldaar vermogen heeft dan wel zou hebben is een schier onmogelijk iets en in gesprekken met de wederpartij heeft verweerder geprobeerd om informatie los te krijgen. Het embargo is verweerder voorafgaand aan en bij de toezending van de financiële informatie opgelegd en daarin heeft verweerder niets te willen. Verweerder wil niet geconfronteerd worden met claims van de zijde van de man, wanneer als gevolg van het door verweerder schenden van een opgelegd vertrouwelijkheidsembargo er schade voor hem zou ontstaan, bijvoorbeeld door een handelen van klaagster. Verweerder heeft wel met klaagster over de stukken gesproken.

          Klachtonderdeel 3

4.3     Het is juist dat ter zake verweerders declaraties is afgesproken dat deze betaald zouden worden uit de boedelverdeling. Deze afspraak geldt echter enkel zolang verweerder de zaak behandelt. Het is logisch dat bij een overdracht van het dossier finaal wordt afgewikkeld met klaagster, tenzij er duidelijke afspraken worden gemaakt en wordt vastgelegd op welke wijze met de openstaande declaraties van verweerder wordt omgegaan. Verweerder is bereid om met (de advocaat van) klaagster te praten over een door klaagster te verstrekken zekerheid. De advocaat van klaagster was echter niet meer bereid om over de overdracht van het dossier te praten.

5        BEOORDELING

        5.1     De klacht heeft betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening van verweerder. De raad overweegt dat de advocaat voor de wijze waarop hij de belangen van zijn cliënt heeft behartigd ten volle verantwoordelijk is. De tuchtrechter dient in dit opzicht te beoordelen of sprake is van enig handelen of nalaten van de advocaat in strijd met de zorg die de advocaat behoort te betrachten ten opzichte van degene wier belangen hij behartigt of behoort te behartigen.

5.2         Uitgangspunt daarbij is dat een advocaat voor het –in overleg met zijn cliënt- te voeren beleid een ruime mate van vrijheid toekomt en dat in het algemeen een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd kan zijn indien de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt of adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. De tuchtrechter toetst in volle omvang, maar hij zal bij zijn beoordeling rekening houden met de vrijheid die de advocaat dient te hebben met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt, alsmede met de keuzes waarvoor de advocaat bij de behandeling van een zaak kan komen te staan. Dit kan, bijvoorbeeld, meebrengen dat niet iedere misslag of ieder verzuim aanstonds leidt tot een tuchtrechtelijk verwijt. De raad zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

Klachtonderdeel 1

5.3     Uit de aan de raad overlegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, blijkt dat in de gevoerde onderhandelingen onder andere is afgesproken dat de opbrengst van een te koop staande woonboot aan beide partijen ten goede zou komen, ieder voor de helft. Uit de aan de raad overlegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt geenszins dat verweerder er rekening mee moest houden dat de man zich niet aan deze afspraak zou houden. Beslag op de boot behoorde voorts niet tot de mogelijkheden, nu de boot niet tot de huwelijksgemeenschap behoorde.

5.4     De raad is van oordeel dat verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt dat ook hij werd verrast door het eigenmachtig optreden van de man. Het eerste onderdeel van de klacht is derhalve ongegrond.

          Klachtonderdeel 2

5.5     Klaagster heeft betwist dat zij akkoord was met het door verweerder onder embargo in ontvangst nemen van de stukken. Uit de aan de raad overgelegde stukken is niet gebleken dat verweerder voorafgaand aan het onder embargo in ontvangst nemen van de stukken met klaagster heeft besproken of zij hiermee kon instemmen, noch dat hij haar de risico’s daarvan heeft voorgehouden.

5.6       Voor een goede beroepsuitoefening en belangenbehartiging is de vertrouwensrelatie tussen advocaat en cliënt van essentieel belang. De advocaat moet alle informatie die hij in een zaak van de wederpartij c.q. diens advocaat en / of van derden verkrijgt in beginsel onbeperkt en onbelemmerd met zijn cliënt kunnen delen. Daarin past niet dat een advocaat zich door een wederpartij en / of diens advocaat van informatie laat voorzien onder de voorwaarde dat hij deze informatie niet vrijelijk aan zijn cliënt ter beschikking mag stellen althans inhoudelijk niet dan wel slechts in beperkte mate met zijn cliënt mag delen. Aldus zou immers niet alleen de vertrouwensrelatie met de cliënt en de partijdigheid van de advocaat maar ook zijn onafhankelijkheid jegens de wederpartij en / of diens advocaat onder druk komen te staan.

Door zonder voorafgaande instemming van klaagster stukken onder een embargo, zoals opgelegd door de advocaat van de wederpartij, in ontvangst te nemen, heeft verweerder zich door die advocaat c.q. de wederpartij een vertrouwelijkheid laten opdringen die de vertrouwensrelatie met klaagster als zijn cliënte onder aanzienlijke druk heeft gezet en een optimale belangenbehartiging heeft kunnen beperken. Verweerder had de informatie niet onder embargo zoals opgelegd - wat er ook zij van de door verweerder geschetste informatie-achterstand - mogen aanvaarden zonder tevoren met klaagster overleg te hebben gepleegd over het al dan niet aanvaarden van het embargo, haar daarbij te hebben gewezen op de consequenties van het embargo - bijvoorbeeld in het geval van overdracht van het dossier aan een opvolgend advocaat, hetgeen zich in casu voordoet - en haar instemming (‘informed consent’) daarop te hebben verkregen, en dit tot slot schriftelijk te hebben vastgelegd.

De raad is derhalve van oordeel dat het tweede deel van de klacht gegrond is.

         

Klachtonderdeel 3

5.7     Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, blijkt dat ter zake verweerders declaraties is afgesproken dat deze door klaagster zouden worden betaald uit de boedelverdeling. De raad is evenwel van oordeel dat verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar handelt door - nadat klaagster de cliënt/advocaat relatie had verbroken en het verweerder aldus onmogelijk had gemaakt nog enige invloed uit te oefenen op het tot stand komen van die boedelverdeling - gebreke van (enige zekerheidstelling voor de) betaling van zijn openstaande declaraties, het dossier niet aanstonds aan klaagsters nieuwe advocaat over te dragen. Naar het oordeel van de raad mag van klaagster en haar nieuwe advocaat worden verwacht dat zij proberen om met verweerder een regeling te treffen over de betaling dan wel ter zake door klaagster te verstrekken zekerheid. Dit onderdeel van de klacht is derhalve ongegrond.

5.8     De raad komt tot de slotsom dat de klachtonderdelen 1 en 3 ongegrond zijn en dat klachtonderdeel 2 gegrond is.

 

6        MAATREGEL

6.1     De raad acht ter zake het gegrond verklaarde onderdeel van de klacht de maatregel van enkele waarschuwing passend en geboden.

 

 

BESLISSING

 

De raad van discipline:

1.      verklaart de klachtonderdelen 1 en 3 ongegrond;

 

2.      verklaart klachtonderdeel 2 gegrond en legt er zake aan verweerder op de maatregel van enkele waarschuwing.

 

Aldus gegeven door mr. E.P. van Unen, voorzitter, mrs. E.P.C.M. Teeuwen, A.L.W.G. Houtakkers, L.W.M. Caudri, I.E.M. Sutorius, leden, bijgestaan door mr. Th.H.G. van de Langenberg en uitgesproken ter openbare zitting van 26 augustus 2013.

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                     

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op       27 augustus 2013

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-         klaagster

-         verweerder

-         de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement OB

-         de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-              verweerder

-              de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

en, voor zover de klacht ongegrond is verklaard, tevens door:

-              klaagster

-              de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement OB

 

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.       Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.       Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.       Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl