Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

27-05-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2013:YA4422

Zaaknummer

13-32

Inhoudsindicatie

Klager beklaagt zich er over dat verweerster niet met hem heeft besproken of hij voor door de overheid gefinancierde rechtsbijstand in aanmerking komt. De klacht is gegrond. Verweerster heeft niet kunnen volstaan met het bespreken van de normen om in aanmerking te komen voor gefinancierde rechtsbijstand. Zij had op grond van de concrete financiële positie van klager en zijn (ex)-echtgenote moeten vaststellen of hij in aanmerking kwam voor gefinancierde rechtsbijstand en de concrete financiële omstandigheden schriftelijk aan klager moeten bevestigen of aan klager moeten bevestigen dat hij in aanmerking kwam voor door de overheid gefinancierde rechtsbijstand maar dat hij haar desondanks zelf wenst te betalen.

Uitspraak

Beslissing van 27 mei 2013

in de zaak 13-32

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

advocaat te [X]

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 28 januari 2013 met het kenmerk RvT 1112-9364/LB/sd, door de raad ontvangen op 29 januari 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 6 mei 2013 in aanwezigheid van mr. R.A. Steenbergen, voorzitter,

mrs. P.J.F.M. de Kerf, P.R.M. Noppen, H.J.P. Robers en E.A.T.M. Steverink, leden, bijgestaan door mr. A. Huber als griffier. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken genoemd in de brief van de deken van 28 januari 2013 en de door verweerster op 3 mei 2013 aan de raad toegestuurde zittingsaantekeningen.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klager heeft zich in verband met zijn echtscheidingsprocedure tot verweerster gewend.

2.3 Toen klager telefonisch een afspraak voor een eerste gesprek met verweerster maakte is door het secretariaat van het kantoor van verweerster met klager gesproken over de mogelijkheden om in aanmerking te komen voor door de overheid gefinancierde rechtsbijstand.

2.4 Op [….] 2009 heeft het eerste gesprek tussen klager en verweerster plaatsgevonden. Tijdens dit gesprek heeft verweerster de geldende regels ten aanzien van gefinancierde rechtsbijstand met klager besproken. Klager heeft verweerster laten weten dat hij niet in aanmerking kwam voor gefinancierde rechtsbijstand. Daarom heeft verweerster geen toevoeging voor de behandeling van de zaak van klager aangevraagd.

2.5 Bij brief van [….] 2009 heeft verweerster onder meer het volgende aan klager geschreven: ‘Tot slot het volgende: tijdens de bespreking die ik met u had kwam ik met u gezamenlijk tot de conclusie dat u niet in aanmerking komt voor gefinancierde rechtsbijstand. Dit in verband met de aanzienlijke overwaarde op de echtelijke woning en het feit dat de 50% van de saldi op bankrekeningen de vermogensgrenzen van de Raad voor Rechtsbijstand overschrijdt.’

2.6 Op [….] 2012 heeft een bespreking plaatsgevonden op het kantoor van de orde van advocaten te Utrecht. Tijdens deze bespreking heeft klager meegedeeld dat hij niet wenst dat zijn klacht wordt voorgelegd aan de raad. Bij brief van [….] 2012 heeft klager aan de waarnemend deken, die was belast met de behandeling van de klacht, bericht dat hij de klacht toch door wenst te zetten.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet omdat zij niet met klager heeft besproken of hij in aanmerking komt of kon komen voor door de overheid gefinancierde rechtsbijstand.

4 VERWEER

4.1 Gezien de brieven van [….] en [….] 2009 is het evident onjuist dat klager niet is geïnformeerd over de mogelijkheid om gefinancierde rechtsbijstand aan te vragen. Verweerster is daarom van mening dat de klacht van klager ongegrond is.

4.2 Aan het einde van het gesprek dat op [….] 2012 in het kader van de behandeling van de klacht heeft plaatsgevonden, heeft klager ondubbelzinnig meegedeeld dat zijn klacht niet diende te worden voorgelegd aan de raad. Aldus heeft klager afstand gedaan van zijn recht om zijn klacht voor te leggen aan de raad. Daarom dient de klacht van klager niet-ontvankelijk te worden verklaard.

5 BEOORDELING

5.1 Niet kan worden gezegd dat iedere uiting van een klager, inhoudend dat zijn klacht niet aan de raad zal worden voorgelegd, zonder meer leidt tot het verlies van het recht om een klacht aan de raad voor te leggen. Of van dat verlies sprake is hangt af van de omstandigheden van het geval, waaronder het tijdverloop tussen de desbetreffende uitlating en de herroeping ervan. Gezien het korte tijdsverloop tussen het gesprek dat op [….] 2012 heeft plaatsgevonden, tijdens welk gesprek klager te kennen heeft gegeven de klacht niet te willen doorzetten, en zijn brief van [….] 2012 waarin hij heeft meegedeeld dat hij wenst dat zijn klacht wordt voorgelegd aan de raad is de raad van oordeel dat de klacht van klager ontvankelijk is. Bijkomende omstandigheden die hier tot een ander oordeel aanleiding geven, zijn niet gesteld of gebleken.

5.2 Ten aanzien van de klacht overweegt de raad als volgt. In gedragsregel 24 lid 1 en 3 is het volgende bepaald: Tenzij een advocaat goede gronden heeft om aan te nemen dat zijn cliënt niet in aanmerking kan komen voor door de overheid gefinancierde rechtshulp, is hij verplicht met zijn cliënt bij het begin van de zaak en verder telkens wanneer daartoe aanleiding bestaat, te overleggen of er termen zijn om te trachten door de overheid gefinancierde rechtshulp te verkrijgen. Wanneer de cliënt mogelijk in aanmerking komt voor door de overheid gefinancierde rechtshulp en niettemin verkiest daarvan geen gebruik te maken, dient de advocaat dat schriftelijk vast te leggen.

5.3 Vast staat dat de hoogte van het inkomen van klager er niet aan in de weg stond dat hij in aanmerking kwam voor door de overheid gefinancierde rechtshulp.

5.4 Verweerster heeft zich er op beroepen dat zij de geldende regels om in aanmerking te komen voor door de overheid gefinancierde rechtshulp met klager heeft besproken en dat klager haar heeft meegedeeld dat hij daar niet voor in aanmerking kwam. Verweerster heeft niet met voldoende scherpte gesteld dat daarbij de precieze relevante financiële omstandigheden van klager door verweerster met hem zijn besproken en aan de geldende regels getoetst, zodat het ervoor moet worden gehouden dat dat niet is gebeurd.

5.5 Verweerster had niet mogen volstaan met het bespreken van de regels om in aanmerking te komen voor door de overheid gefinancierde rechtsbijstand en het bevestigen van de mededeling van klager dat hij daar niet voor in aanmerking kwam. Verweerster had het concrete vermogen van klager en zijn (ex)-echtgenote (naar samenstelling en omvang) moeten benoemen en aan de geldende regels moeten toetsen. In het geval klager op grond daarvan niet in aanmerking kwam voor gefinancierde rechtsbijstand, had zij hem dat moeten schrijven. In het geval hij op grond daarvan wel in aanmerking kwam voor gefinancierde rechtsbijstand, had zij hem daar op moeten wijzen of, als hij haar desondanks zelf wenste te betalen, zijn desbetreffende standpunt moeten bevestigen. Indien verweerster bij de aanvaarding van de opdracht nog niet beschikte over bescheiden waaruit de hoogte van het vermogen van klager en zijn (ex)-echtgenote bleek, had zij deze bij klager en/of de advocaat van zijn (ex)-echtgenote op moeten vragen en pas daarna één en ander aan klager moeten bevestigen.

5.6 Door klager op betalende basis bij te staan zonder op zorgvuldige wijze te onderzoeken of hij in aanmerking kwam voor door de overheid gefinancierde rechtsbijstand heeft verweerster niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Daarom is de klacht gegrond.

6 MAATREGEL

Voor het vertrouwen in de advocatuur is het van groot belang dat advocaten uitermate zorgvuldig handelen in financiële aangelegenheden. Van belang is voorts dat de financiële gevolgen van het al dan niet in aanmerking komen voor door de overheid gefinancierde rechtshulp voor de rechtshulpzoekende groot zijn. Verweerster is, anderzijds, niet eerder in aanraking geweest met de tuchtrechter. Daarom is de raad van oordeel dat volstaan dient te worden met na te noemen maatregel.

BESLISSING

De raad van discipline:

De klacht van klager is gegrond. Aan verweerster wordt de maatregel van een enkele waarschuwing opgelegd.

Aldus gewezen door mr. R.A. Steenbergen, voorzitter,

mrs. P.J.F.M. de Kerf, P.R.M. Noppen, H.J.P. Robers en E.A.T.M. Steverink, leden, bijgestaan door mr. A. Huber als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 27 mei 2013.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 27 mei 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerster

en per gewone post aan:

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden- Nederland

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.