Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

29-07-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2013:96

Zaaknummer

R. 4273/13.180a

Inhoudsindicatie

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken of gesteld, waaruit volgt dat verweerder had moeten twijfelen aan de juistheid van de inhoud van het rapport dat in opdracht van zijn cliënt is opgesteld. Verweerder is dan ook binnen de grenzen gebleven die hij als advocaat van de wederpartij heeft

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

In deze klachtprocedure is geen plaats voor een inhoudelijke beoordeling van de door verweerder verrichte werkzaamheden, tenzij uit de stukken zou volgen dat verweerder klagers sub 1, 2 en 3 tegen beter weten in heeft gedagvaard, tegen beter weten in evident onjuiste bedragen heeft gevorderd, dan wel feiten heeft gesteld waarvan hij wist dat deze niet juist waren. Een en ander kan op basis van de stukken niet worden vastgesteld.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Klachtonderdelen a tot en met c zijn kennelijk ongegrond

Uitspraak

De voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam van 11 juli 2013, door de raad ontvangen op 12 juli  2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

 

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1    Klagers sub 1 en 2 zijn in augustus 1961 met hun ouders verhuisd naar de ouderlijke woning. Klager sub 1 heeft tot 2003 met beide ouders in deze woning gewoond.

1.2    Eind 2003 is de vader van klagers sub 1, 2 overleden. Klaagster sub 3 (moeder) is in 2003/2004 opgenomen in een verzorgingstehuis.

1.3    Klager sub 1 is in de ouderlijke woning blijven wonen. Klager sub 2 heeft door omstandigheden gedurende een periode van 1,5 jaar weer bij zijn broer (klager sub 1) in de ouderlijke woning gewoond.

1.4    Op 24 mei 2011 hebben twee medewerksters van de verhuurder van de ouderlijke woning, X., en een door X. ingeschakelde onderzoeker een bezoek gebracht aan de ouderlijke woning.

1.5    X. heeft klagers sub 1, 2 en 3 bij brief van 10 juni 2011 aangeschreven met de mededeling dat zij onrechtmatig in de woning verbleven.

1.6    Op 29 september 2011 is een dagvaarding uitgebracht, waarbij X. een vordering heeft ingesteld tot ontbinding van de huurovereenkomst bij de rechtbank Den Haag, sector Kanton. Verweerder behartigt in deze procedure de belangen van X. als gemachtigde.

1.7    Op 18 oktober 2011 heeft mr. S. zich namens klager sub 1, 2 en 3 gesteld en vervolgens de conclusie van antwoord ingediend. Bij brief van 11 december 2011 heeft mr. S. zich aan de zaak onttrokken en hebben klagers sub 1, 2 en 3 de procedure zelf gevoerd.

1.8    Bij brief van 22 december 2011 hebben klagers sub 1, 2 en 3 de huur opgezegd tegen 31 december 2011.

1.9    Op 3 januari 2012 heeft X. een akte van constatering op laten maken om de toestand van de woning vast te leggen bij het einde van de huur.

1.10    X. heeft zich op het standpunt gesteld dat opzegging van de huur eerst tegen 31 januari 2012 mogelijk was en heeft in dat kader op 7 maart 2012 een brief tot eisvermeerdering aan de rechtbank gezonden. X. heeft in de eisvermeerdering eveneens een bedrag van € 3.261,58 opgenomen in het kader van de herstel- en verbouwingswerkzaamheden, het opknappen van de tuin, het reinigen van de woning en het afvoeren van de achtergebleven inboedel.

1.11    Bij brieven van 13 maart en 23 april 2012 hebben klagers een klacht tegen verweerder ingediend bij de deken.

 

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klagers hebben 30 (brief 30 maart 2012) en 18 (brief 23 april 2012) klachtpunten geformuleerd. Samengevat verwijten klagers verweerder:

a.    het bezoek van de medewerkers van X. en de ingeschakelde onderzoeker op 24 mei 2011 en het naar aanleiding daarvan opgestelde rapport;

b.    dat hij zich jegens klagers onnodig grievend heeft uitgelaten;

c.    de wijze waarop hij de zaak (inhoudelijk) heeft behandeld.

 

 

3.    BEOORDELING

3.1    Vooropgesteld wordt dat de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een (processuele) wederpartij worden beknot, tenzij de belangen van die wederpartij nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De advocaat dient de belangen van zijn cliënt te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en hij mag in het algemeen afgaan op de juistheid van die informatie. Verificatie door de advocaat van de door de cliënt verstrekte informatie is slechts dan geboden, indien er aanwijzingen zijn dat de informatie onjuist is. De advocaat dient zich uiteraard te allen tijde te gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt en hij mag bij het optreden namens zijn cliënt niet over de schreef gaan.

3.2    Noch uit de stukken, noch anderszins is gebleken dat verweerder de hiervoor bedoelde hem toekomende ruime mate van vrijheid te buiten is gegaan dan wel zich in enig ander opzicht niet heeft gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt.

Ten aanzien van klachtonderdeel a

3.3    Klagers hebben gesteld dat niet X. maar verweerder opdracht heeft gegeven tot het opstellen van het rapport. Dit laatste wordt door verweerder betwist en kan op basis van de stukken niet worden vastgesteld. Gelet hierop wordt niet toegekomen aan de beoordeling of dit bezoek en aansluitend onderzoek op zichzelf als klachtwaardig kan worden beschouwd.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

3.4    Klagers verwijten verweerder dat hij in de processtukken een onjuist beeld van klager sub 1 heeft geschetst door bijvoorbeeld te stellen dat klager sub 1 een wietplantage in de woning zou hebben. Uit de stukken volgt dat een groot gedeelte van de uitlatingen waar klagers aan refereren niet zijn opgenomen in de (proces)stukken van verweerder, maar in het door hem als productie opgenomen onderzoeksrapport. Verweerder was niet gehouden van overlegging van dat rapport af te zien dan wel afstand te nemen van (enig onderdeel van) de inhoud van dit rapport. Het betreft een rapport dat in opdracht van zijn cliënt is opgesteld en dat als ondersteuning voor het door die cliënt ingenomen standpunt is benut. In de procedure hebben klagers alle gelegenheid gekregen het rapport te weerspreken. Verweerder mag zich als advocaat van X. laten leiden door de belangen van X. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken of gesteld, waaruit volgt dat verweerder had moeten twijfelen aan de juistheid van de inhoud van het rapport. Verweerder is dan ook binnen de grenzen gebleven die hij als advocaat van de wederpartij heeft.

Ten aanzien van klachtonderdeel c

3.5    Het is aan de civiele rechter om een oordeel te geven over de inhoudelijke behandeling van de zaak. In deze klachtprocedure is geen plaats voor een inhoudelijke beoordeling van de door verweerder verrichte werkzaamheden, tenzij uit de stukken zou volgen dat verweerder klagers sub 1, 2 en 3 tegen beter weten in heeft gedagvaard, tegen beter weten in evident onjuiste bedragen heeft gevorderd, dan wel feiten heeft gesteld waarvan hij wist dat deze niet juist waren. Een en ander kan op basis van de stukken niet worden vastgesteld.

Voor zover klagers menen dat zij door toedoen van verweerder schade hebben geleden, dienen zij zich te wenden tot de civiele rechter, nu de tuchtrechter ter zake niet bevoegd is.

3.6    Gelet op het voorgaande dienen de klachtonderdelen a tot en met c kennelijk ongegrond te worden verklaard.

 

4    BESLISSING

Wijst de klachtonderdelen a tot en met c als kennelijk ongegrond af.

Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 29 juli 2013.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 30 juli 2013 per aangetekende post verzonden aan:

-    klagers

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kan klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ’s-Gravenhage (faxnummer: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.