Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

28-01-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2013:YA3963

Zaaknummer

12-123

Inhoudsindicatie

Verweerder wordt het verwijt gemaakt geen (afzonderlijke) nota te hebben gestuurd voor de eigen bijdrage die werd opgelegd en het griffierecht dat mogelijk was verschuldigd voor de procedure bij het gerechtshof, maar die bedragen in een e-mail bericht aan klagers in rekening te hebben gebracht waarin ook andere (vertrouwelijke) informatie stond vermeld over de aard van de verleende rechtsbijstand terwijl teneinde de kosten van verweerder als bijzondere bijstand vergoed te krijgen klager genoodzaakt was om het e-mailbericht met de vertrouwelijke informatie aan de gemeente over te leggen en klagers tijdens de mondelinge behandeling van 23 september 2011 vermoedelijk onvoldoende deskundig te hebben bijgestaan.  Het niet toezenden van de gevraagde nota beoordeelt de raad niet als een vergrijp in tuchtrechtelijke zin, te meer daar het belang bij een aparte nota niet nader door klager is geadstrueerd. Dat neemt niet weg dat het verweerder niet had misstaan als hij aan een verzoek conform had voldaan. Voor het overige is de klacht ongegrond bij gebrek aan feitelijke grondslag.

Uitspraak

Beslissing van 28 januari 2013

in de zaak 12-123

naar aanleiding van de klacht van:

De heer X en mevrouw Y

wonende te A

klagers, respectievelijk klager en klaagster

tegen:

mr. Z

advocaat te B

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 20 juni 2012 met kenmerk K 12/12, door de raad ontvangen op 22 juni 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het voormalig arrondissement Arnhem de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 29 oktober 2012 in aanwezigheid van verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de in 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken zoals vermeld op de bij de brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 De klacht betreft het optreden van verweerder in 2011 als advocaat van klager in een beroepsprocedure tegen de raad voor de kinderbescherming bij het gerechtshof te Arnhem met betrekking tot een ondertoezichtstelling van minderjarige kinderen. Het beroepschrift is door verweerder namens klager en op diens verzoek ook nadrukkelijk mede namens klaagster ingediend. Rechtsbijstand werd verleend op basis van gefinancierde rechtsbijstand.

2.3 Bij e-mail van 6 juli 2011 heeft verweerder het volgende aan klager geschreven: “Morgen, donderdag 17 juli a.s. is mijn agenda gevuld met zittingen en afspraken, terwijl komende vrijdag er evenmin ruimte bestaat. Ik hoop u morgen beiden mail een concept te kunnen zenden van het beroepsschrift. Het is mijn voornemen om dit beroepsschrift uiterlijk vrijdag 8 juli bij het gerechtshof in te dienen, maar niet na verkregen fiat van uw zijde. De kosten van de eigen bijdrage ad € 50 verzoek ik u over te maken naar mijn rekeningnummer... onder vermelding van eigen bijdrage en dossier nummer... Nu het een ondertoezichtstelling procedure betreft ga ik ervan uit dat geen griffierecht zal zijn verschuldigd. In het andere geval zal het griffierecht € 284 bedragen, welke kosten door u van de gemeente Arnhem terug te verkrijgen zullen zijn als bijzondere bijstand. Het spijt mij voor het maken van een afspraak u op dit moment niet anders te kunnen berichten, maar indiening van het beroepsschrift kent een hogere urgentie dan elkaar te spreken. “

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) verweerder geen (afzonderlijke) nota heeft gestuurd voor de eigen bijdrage die werd opgelegd en het griffierecht dat mogelijk was verschuldigd voor de procedure bij het gerechtshof, maar door die bedragen in een e-mail bericht aan klagers in rekening te brengen waarin ook andere (vertrouwelijke) informatie stond vermeld over de aard van de verleende rechtsbijstand. Teneinde de kosten van verweerder als bijzondere bijstand vergoed te krijgen was klager genoodzaakt om het e-mailbericht met de vertrouwelijke informatie aan de gemeente over te leggen.

b) verweerder klagers tijdens de mondelinge behandeling van 23 september 2011 vermoedelijk onvoldoende deskundig heeft bijgestaan, hetgeen volgens klagers zal blijken als de ondertoezichtstelling van de kinderen opnieuw wordt getoetst.

4 VERWEER

Ad klachtonderdeel a)

4.1 In zijn e-mail van 6 juli 2011 heeft verweerder gevraagd om de eigen bijdrage te betalen die de volgende dag op zijn rekening is overgemaakt. Later heeft klager aangegeven een nota met een accept-giro te willen ontvangen. In zijn opdrachtbevestiging had verweerder vermeld dat klager een nota zou ontvangen. In de visie van verweerder voldeed de e-mail aan de eisen die aan het begrip nota gesteld kunnen worden. Bij e-mail van 9 augustus 2011 heeft verweerder (nogmaals) de eigen bijdrage èn het griffierecht in rekening gebracht. Het griffierecht heeft hij  later teruggedraaid.

Ad klachtonderdeel b)

4.2 Verweerder ontkent dat hij de zaak niet goed heeft behandeld. Verweerder heeft klager tweemaal uitgenodigd voor een bespreking ter voorbereiding van de zitting. Tijdens de gesprekken kwam klager altijd zonder zijn partner (klaagster). Hij vertelde dan dat zij verhinderd was, maar dat namens haar wel alle stukken moesten worden ingediend. Dat was ook noodzakelijk omdat zij in ieder geval van één van de kinderen waarover werd geprocedeerd de enige gezagsdraagster was. In eerste aanleg waren de belangen van klaagster door een meneer N behandeld, die deskundig zou zijn op het gebied van Europese regelgeving. Klaagster is bij het gerechtshof niet verschenen. Er ontstond toen een probleem omdat klaagster geen cliënt van verweerder was. Klager verklaarde tijdens de zitting dat hij instond voor de heer N en uiteindelijk heeft het hof zijn aanwezigheid geaccepteerd. Op de zitting van 23 september 2011 heeft de heer N namens klaagster het woord gevoerd en heeft ook klager zelf in krachtige bewoordingen het nodige naar voren gebracht. Verweerder heeft met name naar de inhoud van het beroepsschrift verwezen. Per mail en per brief van 3 november 2011 heeft verweerder klager in kennis gesteld van de beschikking van het gerechtshof van 3 november 2011, waarbij hij klager heeft gewezen op de mogelijkheid van cassatie en hem heeft geadviseerd – zo nodig – contact op te nemen met de Raad voor Rechtsbijstand te Den Haag om hem in contact te brengen met een cassatieadvocaat. Tevens heeft verweerder klager toen bericht dat hij zou overgaan tot sluiting van het dossier.

5 BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

5.1 Dit klachtonderdeel spitst zich toe op de e-mail van verweerder van 6 juli 2011. In de opdrachtbevestiging is gesproken over toezending van een nota. Dat is iets anders dan een betalingsverzoek per e-mail. Verweerder erkent dat klager na zijn betaling alsnog om toezending van een nota  heeft verzocht. Niet is komen vast te staan dat na bemiddeling van de deken (en meer in het bijzonder mr. I) alsnog een nota is toegezonden. In antwoord op de verzoeken van klager heeft verweerder volhard in zijn standpunt dat een betalingsverzoek per e-mail een nota is die aan de daaraan te stellen eisen voldoet.

5.2 Het niet toezenden van de gevraagde nota beoordeelt de raad niet als een vergrijp in tuchtrechtelijke zin, te meer daar het belang bij een aparte nota niet nader door klager is geadstrueerd.

5.3 Dat neemt niet weg dat het verweerder onder de geschetste omstandigheden (de opdrachtbevestiging en een zich herhalend verzoek) niet had misstaan als hij aan een verzoek conform de in de opdrachtbevestiging gedane mededeling had voldaan in plaats van te verwijzen naar het woordenboek van Van Dale, temeer daar daarmee weinig inspanning gemoeid zou zijn geweest. Daarop lijkt ook mr. I in haar e-mail van 18 augustus 2011 aan klager te doelen. Hoewel verweerder zich dus jegens klagers welwillender had kunnen opstellen dan hij heeft gedaan maakt dit enkele feit de handelwijze van verweerder nog niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.

5.4 Klachtonderdeel a is derhalve ongegrond.

 Ad klachtonderdeel b)

5.5 Dit klachtonderdeel is niet, althans onvoldoende, door klagers onderbouwd en derhalve feitelijk niet komen vast te staan.

5.6 Klachtonderdeel b is derhalve ongegrond.

BESLISSING

De klacht van klagers tegen verweerder is in al zijn onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door  mr. H.M.M Steenberghe, voorzitter, mrs. G.R.M. van den Assum, I.P.A. van Heijst, C.J. Lunenberg-Demenint en P.J.F.M. de Kerf, leden, bijgestaan door mr. A.M. van Rossum als griffier, uitgesproken ter openbare zitting van 28 januari 2013.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 28 januari 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klagers

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Nederland

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.