Rechtspraak
Uitspraakdatum
04-03-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2013:YA3981
Zaaknummer
H195-2012
Inhoudsindicatie
Van het feit dat verweerster geen schriftelijk advies heeft uitgebracht, kan geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt, omdat zij haar werkzaamheden plotseling op verzoek van klaagster moest neerleggen. Niet gebleken dat verweerster onvoldoende dossierkennis heeft opgebouwd, dat zij ten onrechte geen contact heeft opgenomen, noch dat zij is tekort geschoten door klaagster verkeerd voor te lichten over de termijn voor het instellen van een procedure.
Inhoudsindicatie
Klacht ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 4 maart 2013
in de zaak H195-2012
naar aanleiding van de klacht van:
A
klaagster
tegen:
B
verweerster
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief aan de raad van 2 juli2012 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement H de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Ter zitting van 7 januari 2013 zijn verschenen klaagster en verweerster, vergezeld van haar gemachtigde mr. P. V an de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van:
- De brief van de deken d.d. 2 juli 2012 en de daarbij gevoegde stukken;
- De nagekomen brief met bijlagen d.d. 18 december 2012 van klaagster met bijlagen;
- De nagekomen brief met bijlagen d.d. 21 december 2012 van verweerster met bijlagen.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:
2.1 Klaagster heeft zich op of omstreeks 8 juni 2011 gewend tot verweerster voor advies en rechtsbijstand in een eventuele procedure in verband met de afwikkeling van huwelijkse voorwaarden. Op 17 juni 2011 vond de eerste bespreking plaats. Op of omstreeks 1 juli 2011 is door de vorige advocaat van klaagster het dossier overhandigd aan verweerster. Op 15 augustus 2011 heeft verweerster een opdrachtbevestiging gestuurd aan klaagster, waarin een uurtarief van € 195,-- exclusief BTW en 5% kantoorkosten is vastgelegd.
2.2 Nadat de afspraak voor een bespreking ten kantore van verweerster een aantal malen was verzet, stond een afspraak voor een bespreking gepland op 21 oktober 2012. Bij e-mailbericht d.d. 19 oktober 2011 liet klaagster aan verweerster weten dat zij niet langer gebruik wilde maken van haar diensten en dat zij het dossier op 21 oktober 2011 zou komen ophalen. Klaagster heeft het dossier vervolgens op 21 oktober 2011 bij verweerster opgehaald, bij gelegenheid waarvan partijen hebben afgesproken dat klaagster een declaratie zou ontvangen ter hoogte van de helft van het daadwerkelijk door verweerster aan het dossier van klaagster bestede aantal uren.
2.3 Vervolgens heeft verweerster klaagster een declaratie gestuurd ter hoogte van acht uren. Daartegen heeft klaagster bezwaar gemaakt, daartoe stellende dat niet acht, maar zeven uren waren overeengekomen. Verweerster is daarop akkoord gegaan met betaling van een declaratie ter hoogte van zeven uren. Klaagster heeft de declaratie onbetaald gelaten en verweerster heeft ter zake de openstaande declaratie een incassoprocedure tegen klaagster aanhangig gemaakt.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven , in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:
1. onvoldoende dossierkennis heeft opgebouwd en ondanks 16 uur tijdsbesteding klaagster niet een schriftelijk overzicht of advies heeft kunnen geven;
2. na het telefonisch onderhoud van 4 november 2011 ondanks afspraak geen contact met klaagster heeft opgenomen;
3. tekort is geschoten door klaagster verkeerd voor te lichten over de termijn voor het instellen van een procedure, met als gevolg dat klaagster voor extra proceskosten is gesteld.
4 VERWEER
Klachtonderdeel 1
4.1 Omdat klaagster de opdracht kort voor de bespreking die gepland stond op 21 oktober 2011 heeft ingetrokken, is het niet tot het uitbrengen van een schriftelijk advies gekomen. Verweerster heeft echter wel degelijk 16 uur besteed aan de bestudering van het zeer omvangrijke dossier.
Klachtonderdeel 2
4.2 Verweerster was niet gehouden om nog contact op te nemen met klaagster, tijdens het telefoongesprek van 4 november 2011 is dat ook niet afgesproken. Tijdens het telefoongesprek van 4 november 2011 heeft verweerster aan klaagster gevraagd wat klaagster een redelijk aantal in rekening te brengen uren zou vinden. Verweerster heeft het e-mailbericht van klaagster van 15 november 2011 nooit ontvangen, zodat zij daarop ook niet heeft kunnen reageren.
Klachtonderdeel 3
4.3 Verweerster is niet tekort geschoten door klaagster verkeerd voor te lichten over de termijn voor het instellen van een procedure. Een verjaringstermijn van vijf jaar is niet door verweerster genoemd. Wel is mogelijk in het eerste onderhoud gesproken over een vervalbeding in de huwelijkse voorwaarden. Niet is gebleken dat klaagster voor extra proceskosten is gesteld.
5 BEOORDELING
5.1 De klacht heeft betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening van verweerster. De raad overweegt dat de advocaat voor de wijze waarop hij de belangen van zijn cliënt heeft behartigd ten volle verantwoordelijk is. De tuchtrechter dient in dit opzicht te beoordelen of sprake is van enig handelen of nalaten van de advocaat in strijd met de zorg die de advocaat behoort te betrachten ten opzichte van degenen wier belangen hij of zij behartigt of behoort te behartigen.
5.2 Uitgangspunt daarbij is dat een advocaat voor het –in overleg met zijn cliënt- te voeren beleid een ruime mate van vrijheid toekomt en dat in het algemeen een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd kan zijn indien de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt of adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad.
5.3 De tuchtrechter toetst in volle omvang, maar hij zal bij zijn beoordeling rekening houden met de vrijheid die de advocaat dient te hebben met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt, alsmede met de keuzes waarvoor de advocaat bij de behandeling van een zaak kan komen te staan. Dat kan, bij voorbeeld, met zich meebrengen dat niet iedere misslag of verzuim aanstonds leidt tot een tuchtrechtelijk verwijt.
Klachtonderdeel 1
5.4 Naar het oordeel van de raad is niet gebleken dat verweerster onvoldoende dossierkennis had. De zaak bevond zich nog in de aanvangsfase voor haar.
5.5 Uit de aan de raad overgelegde stukken blijkt dat verweerster geen schriftelijk advies heeft uitgebracht aan klaagster. De raad is van oordeel dat verweerster hiervan geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Naar het oordeel van de raad heeft verweerster voldoende aannemelijk gemaakt dat zij ten gevolge van ziekte en de vakantieperiode nauwelijks gelegenheid heeft gehad om het dossier eerder door te nemen dan zij heeft gedaan.
Voor de geplande bespreking en nog voordat verweerster in de gelegenheid was om een advies op papier te zetten gaf klaagster plotseling aan verweerster te kennen niet langer gebruik te willen maken van haar diensten, zodat verweerster haar werkzaamheden heeft moeten neerleggen.
5.6 Het eerste onderdeel van de klacht is derhalve ongegrond.
Klachtonderdeel 2
5.7 Verweerster heeft de stelling van klaagster, dat tijdens het telefoongesprek op 4 november 2011 is afgesproken dat verweerster met klaagster contact zou opnemen, betwist. In dergelijke gevallen, waarin de lezingen van partijen omtrent de inhoud van de klacht uiteen lopen en niet goed kan worden vastgesteld welke van beide lezingen het meest aannemelijk is, kan die klacht c.q. dat klachtonderdeel in beginsel niet gegrond worden verklaard. Dit berust niet hierop dat het woord van klaagster minder geloof verdient dan het woord van verweerster, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld eerst voldoende aannemelijk moet zijn dat het verweten handelen feitelijk heeft plaatsgevonden. Nu niet is komen vast te staan dat partijen hebben afgesproken dat verweerster contact zou opnemen met klaagster, en verweerster daartoe naar het oordeel van de raad evenmin op basis van een andere grond gehouden was, moet het tweede onderdeel van de klacht als ongegrond worden afgewezen.
Klachtonderdeel 3
5.8 Verweerster heeft de stelling van klaagster, dat verweerster klaagster heeft voorgehouden dat een verjaringstermijn van vijf jaar van toepassing was, betwist. De raad is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat verweerster klaagster heeft geadviseerd over een dergelijke termijn en derhalve evenmin dat verweerster is tekort geschoten.
5.9 Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt voorts dat klaagster nog voldoende tijd heeft had om een procedure op te starten, hetgeen zij feitelijk ook heeft gedaan. Dat klaagster daarbij door toedoen van verweerster met extra proceskosten is geconfronteerd is niet gebleken. Ook dit onderdeel van de klacht is derhalve ongegrond.
5.10 De raad komt tot de slotsom dat niet is gebleken dat verweerster bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist is opgetreden of kennelijk onjuist heeft geadviseerd, waardoor de belangen van klaagster zijn geschaad of konden worden geschaad. De raad is van oordeel dat de klacht in al haar onderdelen ongegrond is.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.
Aldus uitgesproken ter openbare zitting van 4 maart 2013 door mw. mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter, mrs. H.C.M. Schaeken, J.F.E. Kikken, L.J.G. de Haas, A. Groenewoud, leden, bijgestaan door mr. Th.H.G. van de Langenberg, als griffier.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op
per aangetekende brief verzonden aan:
- klaagster
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement H
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- klaagster
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement H
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl