Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-10-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2013:146

Zaaknummer

R. 3553/10.183

Inhoudsindicatie

Wrakingsverzoek(en). Verweerders maakten deel uit van de kamer van de Raad van Discipline die op 11 februari 2013 zitting hield. Uit het proces-verbaal blijkt dat alle feiten die aan de wrakingsverzoeken ten grondslag zijn gelegd, zich tijdens deze zitting hebben voorgedaan. Verzoeken eerst ingediend op respectievelijk 11 maart en 17 april 2013. Niet-ontvankelijk.

Uitspraak

 1. Het verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 29 maart 2010 heeft de heer R, advocaat te Antwerpen (België), een klacht tegen verzoekster ingediend. Dat dossier is door de raad ontvangen op 5 november 2010.

1.2 De griffier heeft klager en verweerster (thans: verzoekster) opgeroepen voor de voortgezette behandeling van de klacht op 11 februari 2013 en daarbij de samenstelling van de raad medegedeeld.

1.3 De voortgezette behandeling van de klacht heeft op 11 februari 2013 plaatsgevonden. Het onderzoek is afgesloten en de uitspraak is bepaald op 15 april 2013.

1.4 Bij brief van 11 maart 2013 heeft verzoekster de raad, zoals die was samengesteld op 11 februari 2013, gewraakt.

1.5 Naar aanleiding van het wrakingsverzoek is een wrakingskamer vastgesteld, bestaande uit: Jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, plaatsvervangend voorzitter, mrs. W.J. Hengeveld,  J.A. van Keulen, P.J.E.M. Nuiten en L.Ph.J. van Utenhove, leden. Verzoekster, klager, de gewraakte voorzitter en leden van de raad zijn schriftelijk opgeroepen voor de behandeling van het wrakingsverzoek.

1.6 Klager, de voorzitter en de leden van de raad zijn in de gelegenheid gesteld te reageren op het wrakingsverzoek.

1.7 De voorzitter heeft mede namens de leden bij brief d.d. 3 april 2013 bericht niet in het wrakingsverzoek te berusten en verzocht dit af te wijzen. Tevens heeft hij laten weten dat hij en de gewraakte leden niet bij de behandeling van het wrakingsverzoek aanwezig zullen zijn.

1.8 Bij faxbrief d.d. 17 april 2013 heeft verzoekster mr. B., die tijdens de voortgezette behandeling van de klacht op 11 februari 2013 in de kamer van de raad zitting heeft gehad, nogmaals – op andere gronden - gewraakt.

1.9 Mr. B. is in de gelegenheid gesteld op het wrakingsverzoek te reageren.

1.10 Mr. B. heeft per e-mail d.d. 19 april 2013 laten weten niet in het wrakingsverzoek te berusten en heeft verzocht dit af te wijzen.

1.11 Naar aanleiding van het tweede wrakingsverzoek heeft de griffier verzoekster en de gewraakte voorzitter en de leden van de raad opgeroepen voor de behandeling van het wrakingsverzoek. Daarbij werd de samenstelling van de raad medegedeeld.

1.12 Mr. B. heeft telefonisch aan de raad bericht niet bij de behandeling van het wrakingsverzoek aanwezig te zullen zijn.

1.13 De verzoeken zijn op 23 september 2013 in aanwezigheid van verzoekster behandeld.

 

2.  Het verzoek tot wraking

2.1 Verzoekster heeft als grond voor haar eerste wrakingsverzoek aangevoerd dat vier van de vijf leden die op 11 februari 2013 zitting hadden, al zitting hadden genomen in de wrakingskamer in 2011 toen zij een ander lid van de Raad van Discipline had gewraakt. Om die reden gelooft zij niet in de onbevangenheid en onpartijdigheid van de gewraakte voorzitter en leden van de raad.

Als grond voor het tweede wrakingsverzoek (tegen Mr. B.) heeft verzoekster aangevoerd dat zij de week voor indiening ervan van een voormalig cliënt heeft vernomen dat mr. B. zich als opvolgend advocaat zeer negatief over haar werkzaamheden voor die cliënt zou hebben uitgelaten en tijdens deze behandeling op 11 februari 2013 negatief gedrag zou hebben vertoond.

3.  De beoordeling van het wrakingsverzoek.

3.1 Niet is gebleken dat in de wraking is berust, zodat de raad aanneemt dat dit niet het geval is.

3.2 Wraking is een middel dat partijen ten dienste staat om het hen, onder meer, ingevolge artikel 6 lid 1 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM) toekomende recht op behandeling van hun zaak door (een) onpartijdige (tucht)rechter(s) af te dwingen.

3.3 Wraking is mogelijk op grond van feiten en omstandigheden waardoor de (tucht)rechtelijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

3.4 Van dergelijke feiten en omstandigheden kan in de eerste plaats sprake zijn door de subjectieve instelling van de tuchtrechter ten opzichte van een partij dan wel het voorliggend geschil. Wraking is voorts mogelijk als feiten en omstandigheden, los van de persoonlijke instelling van de tuchtrechter, een partij in objectieve zin grond geven te vrezen dat de tuchtrechter niet onpartijdig is, in welk kader van belang is dat ook de schijn van partijdigheid wordt vermeden.

3.5 Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking van een (plaatsvervangend) voorzitter van de raad en haar overige leden dient voorop te staan dat deze uit hoofde van hun aanstelling moeten worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de (plaatsvervangend) voorzitter en/of (een van de) leden jegens een partij enige vooringenomenheid koestert/koesteren, althans dat de bij de partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.

3.6 De door verzoekster ingediende verzoeken tot wraking zijn gebaseerd op artikel 47 lid 2 van de Advocatenwet jo de artikelen 512 t/m 519 van het Wetboek van Strafvordering. Met betrekking tot de ontvankelijkheid van een dergelijk verzoek bepaalt artikel 513 lid 1 Strafvordering dat het verzoek dient te worden gedaan zodra de feiten en omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Vanuit dit uitgangspunt zal de raad de ontvankelijkheid van verzoekster beoordelen.

3.7 Verweerders maakten allen deel uit van de kamer van de raad van discipline, die op 11 februari 2013 zitting hield. Uit het proces-verbaal van die zitting blijkt dat alle feiten, die aan de onderhavige verzoeken ten grondslag worden gelegd, zich op deze zitting hebben voorgedaan, zodat niet valt in te zien waarom niet aanstonds ter zitting – mondeling – is gewraakt.

3.8 Ook indien verzoekster nog wenste na te denken over het al of niet wraken valt niet in te zien waarom zij de wrakingsverzoeken niet enkele dagen nadien zou hebben kunnen indienen.

3.9 Nu verzoekster haar verzoeken eerst op respectievelijk 11 maart en 17 april 2013 heeft ingediend en verweerders te kennen hebben gegeven niet in de verzoeken te berusten, zal de raad verzoekster in haar verzoek niet ontvankelijk verklaren.

 

4. De beslissing.

 De wrakingskamer:

 - verklaart verzoekster niet ontvankelijk in haar verzoek tot wraking van mr. A, B (2x), C, D en E. 

 

Aldus gedaan door: Jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, plaatsvervangend voorzitter, mrs. W.J. Hengeveld, J.A. van Keulen, P.J.E.M. Nuiten en L.Ph.J. van Utenhove, leden, in aanwezigheid van de griffier en uitgesproken op 7 oktober 2013.

  

  voorzitter        griffier

Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open