Rechtspraak
Uitspraakdatum
24-06-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2013:64
Zaaknummer
R. 4091/12.225
Inhoudsindicatie
Dossier omvat geen klacht. Het bureau van de Orde van advocaten had niet mogen overgaan tot doorzending van het dossier aan de Raad van Discipline. Van de klachtenprocedure in de zin van de Advocatenwet is geen sprake. Raad onbevoegd.
Uitspraak
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de Raad van Discipline van 17 december 2012 met kenmerk K224 2011/2012 bm/kme, door de raad ontvangen op 18 december 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de zaak ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De zaak is behandeld ter zitting van de raad van 22 april 2013 in aanwezigheid van de heer Z. vergezeld van zijn advocaat mr. B (opvolger van mr. H), en mr. P. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de zaak wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Bij brief van 6 juni 2012 met bijlagen heeft de toenmalig advocaat van klager, mr. H. verzocht om een dekenoordeel met betrekking tot mr. P. en/of mr. B., advocaat te N.. Daarbij is met zoveel woorden vermeld dat het (nog) niet om een tuchtrechtelijke klacht ging.
2.3 De deken heeft op 25 oktober 2012 “buiten een tuchtrechtelijke klachtprocedure” zijn voorlopig oordeel gegeven over de door mr. H. tegen mr. P. en mr. B. geuite bezwaren en deze ongegrond bevonden. De deken heeft zijn brief besloten met de alinea:
“Ik hoop hiermee de bezwaren van u en uw cliënte tegen de handelwijze van mr. P. en mr. B. te hebben weggenomen. Als ik binnen drie weken na heden schriftelijk niet anderszins van u heb vernomen, ga ik er vanuit dat dit het geval is en zal mijn opvolger overgaan tot sluiten van het dossier.”
2.4 Bij brief van 13 december 2012 heeft mr. H. aan de deken het volgende bericht:
“Zowel cliënte als ik leggen ons niet neer bij het oordeel van de deken en
verzoeken u de klacht ter kennis te brengen van de Raad van Discipline.”
2.5 Bij brief van 14 december 2012 is namens de deken aan betrokkenen bericht dat het dossier gereed wordt gemaakt voor doorzending aan de Raad van Discipline.
2.6 Het dossier is op 18 december 2012 door de Raad van Discipline ontvangen. Begeleidende brief daarbij bevat de volgende tekst:
“Hierbij zend ik bovenvermelde klacht aan u door met het verzoek deze in behandeling te nemen.”
2.7 Bij faxbrief van 28 maart 2013 heeft mr. P. de raad erop gewezen dat door mr. H. nooit een formele klacht is ingediend.
2.8 Bij faxbrief van 4 april 2013 heeft mr. B. zich gemeld als opvolgend advocaat van de heer Z.. In diezelfde brief merkt hij op dat klager in deze de heer Z. is, in zijn hoedanigheid van vennoot van de vennootschap onder firma P.
2.9 De klacht voor zover die was gericht tegen mr. B. is door de heer Z. ingetrokken.
3 BEOORDELING
3.1 Met mr. P. is de raad van oordeel dat er tegen hem (nog) geen klacht in ingediend. In zijn brief van 6 juni 2012 zegt mr. H. daarover:
“Ik heb in overleg met cliënte besloten om, voordat eventueel besloten wordt daadwerkelijk een klacht in te dienen, u de feiten voor te leggen waarover cliënte voornemens is te klagen zodat u reeds een advies/voorlopig oordeel kunt geven dienaangaande.”.
3.2 In zijn voorlopig oordeel van 25 oktober 2012 merkt de deken daarover het volgende op:
“Het gaat als ik u goed begrijp nog niet om een tuchtrechtelijke klacht. Om die reden zal ik u mijn voorlopig oordeel geven over de door u namens uw cliënte geuite bezwaren buiten een tuchtrechtelijke procedure.”.
3.3 In het voorlopig oordeel van de deken ontbreekt de volgende gebruikelijke alinea:
“U kunt genoegen nemen met mijn voorlopig oordeel over de klacht. Het staat u echter vrij te verlangen dat de klacht aan de raad van discipline, het tuchtrechtelijk college, wordt voorgelegd. Als u mij echter niet binnen drie weken na heden schriftelijk bericht dat u dat wenst, zal ik er vanuit gaan dat u daarop geen prijs stelt en zal ik overgaan tot sluiting van het dossier.”.
In plaats daarvan is de volgende alinea opgenomen:
“Ik hoop hiermee de bezwaren van u en uw cliënte tegen de handelwijze
van mr. P. en mr. B.te hebben weggenomen. Als ik binnen drie
weken na heden schriftelijk niet anderszins van u heb vernomen, ga ik er
vanuit dat dit het geval is en zal mijn opvolger overgaan tot sluiting van het
dossier.”.
3.4 In reactie op dit voorlopig oordeel heeft de heer Z. niet aan de deken bericht thans wel een klacht te zullen indienen maar (slechts) verzocht om ‘de klacht’ door te zenden aan de Raad van Discipline. Hier valt echter geen verzoek ex art. 46e Advocatenwet te lezen. Daar komt nog bij dat een dergelijk verzoek niet in de weg staat aan een dekenonderzoek. Integendeel. Ook als de klager de deken verzoekt om de klacht onmiddellijk ter kennis te brengen van de Raad van Discipline, geldt de onderzoeksplicht van de deken onverminderd.
3.5 De conclusie van de raad is dat het bureau van de orde van advocaten niet had mogen overgaan tot doorzending van het dossier aan de raad van discipline, nu dit dossier geen klacht omvat.
3.6 Nu van een klachtprocedure in de zin van de Advocatenwet derhalve geen sprake is, is voor de raad geen rol weggelegd in deze. De raad zal zich dan ook onbevoegd verklaren.
7 BESLISSING
De Raad van Discipline:
- verklaart zich onbevoegd van de zaak kennis te nemen.
Aldus gewezen door Jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, mrs. P.J.E.M. Nuiten, P.C.M. van Schijndel, E.J. van der Wilk, C.A. de Weerdt, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 24 juni 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 25 juni 2013 per aangetekende brief verzonden aan:
- De heer Z.
- Mr. P.
- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- de heer Z.
- mr. P.
- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl