Rechtspraak
Uitspraakdatum
26-08-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2013:69
Zaaknummer
13-069A
Inhoudsindicatie
Klacht tegen eigen advocaat. Kwaliteit van dienstverlening. Ontvankelijkheid in verband met behandeling door Geschillencommissie. Klacht ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 26 augustus 2013
in de zaak 13-069A
naar aanleiding van de klacht van:
1.
2.
klagers
tegen:
mr.
advocaat te Amsterdam
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 26 februari 2013 met kenmerk 13-13-0146, door de raad ontvangen op 4 maart 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 25 juni 2013 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van:
- de in 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad;
- de stukken genummerd 1 tot en met 6, zoals opgenomen bij de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam gevoegde inventarislijst.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Verweerder heeft klagers bijstand verleend in verband met een kwestie waarbij klagers door hun voormalige accountant werden aangesproken tot betaling van openstaande declaraties. Tussen klagers en hun voormalige accountant is een schikking bereikt, waarna verweerder de dossiers heeft gesloten.
2.3 Bij brief van 30 maart 2011 hebben klagers zich bij de deken beklaagd over verweerder. Na bemiddeling door de deken zijn partijen overeengekomen om de geschillen voor te leggen aan de geschillencommissie advocatuur. Zowel tussen klaagster sub 1 en verweerder als tussen klager sub 2 en verweerder is een akte van compromis gesloten waarin partijen hebben afgesproken om hun geschillen voor te leggen aan de geschillencommissie advocatuur.
2.4 In het geschil met klaagster sub 1 is door de geschillencommissie uitspraak gedaan bij vonnis van 18 april 2012. De geschillencommissie heeft de klachten van klaagster sub 1 ongegrond verklaard.
2.5 Klager sub 2 heeft bij dagvaarding van 19 april 2012 de zaak voorgelegd aan de civiele rechter. Bij vonnis van 9 januari 2013 heeft de rechtbank Amsterdam klager sub 2 grotendeels niet ontvankelijk verklaard in zijn vorderingen omdat partijen bindend advies zijn overeengekomen.
2.6 Bij brief van 12 oktober 2012 aan de deken heeft klager sub 2 namens klaagster sub 1 en namens zichzelf zich alsnog bij de deken beklaagd over verweerder.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
a) door verweerder geen restitutie heeft plaatsgevonden van een voorschotnota uit 2008;
b) verweerder geen urenspecificaties heeft overgelegd;
c) verweerder zich in de procedures bij de geschillencommissie en de rechtbank niet juist heeft gedragen c.q. heeft misdragen;
d) verweerder zijn werk niet of niet correct heeft gedaan en door zijn gedrag en leugens iedereen van te voren tegen zich in het harnas jaagt;
e) verweerder de belangen van zijn praktijk vennootschap op basis van gefinancierde rechtsbijstand behartigde en klager geadviseerd heeft zijn B.V. “leeg te trekken”;
f) het vermoeden bestaat dat verweerder niet voor beroepsaansprakelijkheid verzekerd is.
4 BEOORDELING
4.1 Verweerder stelt zich primair op het standpunt dat klagers in hun klacht deels niet kunnen worden ontvangen, nu de geschillencommissie advocatuur zich in het hiervoor onder 2.4 genoemde bindend advies reeds over het handelen van verweerder heeft uitgelaten. De raad volgt verweerder niet in dit verweer en overweegt hiertoe het volgende. De geschillencommissie advocatuur hanteert voor haar advies als maatstaf of de desbetreffende advocaat heeft gehandeld zoals mag worden verwacht van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot. In een tuchtprocedure wordt het optreden van een advocaat getoetst aan een andere maatstaf, welke grondslag vindt in artikel 46 van de advocatenwet. Klagers zijn derhalve ontvankelijk in hun klacht.
Ad klachtonderdeel a)
4.2 Met klachtonderdeel a verwijt klager sub 2 verweerder dat hij zou weigeren om een voorschotbedrag aan klager sub 2 terug te betalen, ondanks het feit dat alle nota’s waren voldaan. Volgens verweerder heeft hij bij het begin van de relatie een voorschot gevraagd met de bedoeling om dat met de laatste declaratie te verrekenen. Omdat de tweede nota niet werd betaald, heeft verweerder deze nota verrekend met het voorschot. Zonder nadere onderbouwing zijdens klager sub 2 kan de raad niet vaststellen dat verweerder heeft geweigerd een voorschotbedrag terug te betalen. Dat klachtonderdeel is mitsdien ongegrond.
Ad klachtonderdeel b)
4.3 Met klachtonderdeel b verwijten klagers verweerder geen urenspecificaties te hebben overgelegd. De geschillencommissie heeft inmiddels in een bindend advies geoordeeld dat niet is gebleken dat de hoogte of de omvang van de declaraties gelet op de verrichte werkzaamheden bovenmatig of buitenproportioneel kan worden geacht. De raad heeft geen reden aan dit oordeel te twijfelen en maakt het dan ook tot het zijne. Klagers hebben dan ook geen belang meer bij het onderhavige klachtonderdeel, zodat klagers niet ontvankelijk zijn ter zake van dit klachtonderdeel.
Ad klachtonderdeel c en d)
4.4 Deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke beoordeling. Klagers verwijten verweerder zich schuldig te hebben gemaakt aan ongepast gedrag, het niet reageren op klachten, het uitstellen en liegen over de redenen en het niet of niet correct verrichten van zijn werkzaamheden. Verweerder heeft de verwijten bestreden. De raad kan in het dossier geen aanknopingspunten vinden voor de verwijten die klagers verweerder hebben gemaakt zodat de raad deze niet kan vaststellen. Uit het dossier blijkt wel dat klager sub 2 zich gedurende de bijstand door verweerder herhaaldelijk per e-mail tot verweerder heeft gericht met vragen en verzoeken om een reactie, maar van klachtwaardig handelen door verweerder is de raad niet gebleken. Verweerder heeft met gepaste regelmaat op de e-mails van klager sub 2 gereageerd. Nu ook overigens niet is gebleken van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen zijdens verweerder zijn de klachtonderdelen ongegrond.
Ad klachtonderdeel e)
4.5 Volgens klagers zou verweerder in de civiele procedure tegen zijn praktijk vennootschap een toevoeging hebben aangevraagd voor de bijstand aan deze praktijk vennootschap. Daarnaast zou verweerder klager hebben geadviseerd zijn B.V. “leeg te trekken”. Verweerder heeft een en ander betwist. Uit het vonnis dat zich bij de stukken van het dossier bevindt, blijkt niet dat verweerder voor zichzelf een toevoeging heeft aangevraagd, terwijl het bovendien niet mogelijk is om voor een vennootschap een toevoeging aan te vragen. Evenmin is gebleken dat verweerder klager sub 2 zou hebben geadviseerd om zijn B.V. leeg te trekken. Het klachtonderdeel is mitsdien ongegrond.
Ad klachtonderdeel f)
Klagers verwijten verweerder ten slotte dat hij zich niet zou hebben verzekerd tegen beroepsaansprakelijkheid. Verweerder heeft zulks betwist en gesteld dat hij wel degelijk is verzekerd. Klagers hebben dit klachtonderdeel niet nader onderbouwd, noch van bewijs voorzien. Aldus is niet komen vast te staan dat verweerder niet verzekerd is, zodat ook dit klachtonderdeel ongegrond dient te worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.
Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mrs L.D.H. Hamer,
H.C.M.J. Karskens, R. Lonterman, S. Wieberdink, leden bijgestaan door mr. A. Lof als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 26 augustus 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 26 augustus 2013 per aangetekende brief verzonden aan:
- klagers
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- klagers
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl