Rechtspraak
Uitspraakdatum
15-04-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2013:4
Zaaknummer
R. 4064/12.198
Inhoudsindicatie
Verweerder heeft de tegen hem ingediende klachtonderdelen ter zitting bij de raad erkend.
Inhoudsindicatie
De raad oordeelt dat verweerder niet gehandeld heeft zoals een behoorlijk advocaat betaamt en in de op hem rustende zorgplicht jegens klager tekort is geschoten.
Inhoudsindicatie
Doordat verweerder vele malen op diverse fronten tekort geschoten is in zijn zorgplicht jegens klager en de belangen van klager ernstige schade heeft toegebracht, heeft verweerder niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt.
Inhoudsindicatie
De raad verklaart de klachtonderdelen gegrond en legt verweerder de maatregel van een voorwaardelijke schorsing in de praktijkuitoefening voor de duur van 4 weken met een proeftijd van 2 jaar.
Inhoudsindicatie
De raad heeft daarbij van belang geacht dat verweerder in zijn praktijk maatregelen heeft getroffen die herhaling zullen voorkomen en die voor de deken aanleiding zijn geweest om geen verder onderzoek te doen naar de praktijkvoering door verweerder.
Uitspraak
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 29 oktober 2012 met kenmerk K194 2011/2012 bm/sh, door de raad ontvangen op 30 oktober 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 11 februari 2013 in aanwezigheid van klager bijgestaan door mr. N., kantoorgenoot van de advocaat-gemachtigde van klager, mr. K., alsmede verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan:
2.1 Verweerder heeft de belangen van klager behartigd na de verbreking van de samenleving van klager met zijn voormalige partner, waarbij onder meer zaken over de minderjarige kinderen van klager en diens voormalige partner geregeld dienden te worden.
2.2 Op 28 juni 2011 heeft klager met verweerder een intakegesprek gehad op het kantoor van verweerder.
2.3 Bij brief van 4 juli 2011 heeft verweerder klager een opdrachtbevestiging gestuurd alsmede een voorschotnota ten bedrage van € 2.838,50.
2.4 Bij e-mailbericht van 12 september 2011 heeft klager verweerder zijn voorstel toegestuurd voor de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. In dit e-mailbericht heeft klager verweerder meegedeeld dat hij de door hem voorgestelde regeling graag voorlopig van kracht wil laten zijn totdat er door een onafhankelijke instantie onderzocht wordt wat het beste is voor zijn kinderen.
2.5 Bij e-mailbericht van 28 september 2011 heeft klager verweerder gevraagd om een reactie omdat klager nog geen conceptverweerschrift ontvangen had, terwijl klager de toezegging was gedaan dat het concept uiterlijk dinsdag aan hem toegezonden zou worden.
2.6 Bij e-mailbericht van 28 september 2011 21.56 uur heeft verweerder klager een conceptverweerschrift toegestuurd.
2.7 Bij e-mailbericht van 29 september 2011 heeft klager verweerder een enkele opmerking doorgegeven en meegedeeld verder akkoord te zijn met de inhoud van het conceptverweerschrift.
2.8 Op 29 september 2011 heeft verweerder het verweerschrift bij de rechtbank ingediend.
2.9 Op 1 november 2011 heeft de wederpartij van klager een verweerschrift op de zelfstandige verzoeken van klager ingediend bij de rechtbank.
2.10 Bij e-mailbericht van 24 november 2011 heeft verweerder klager de oproep voor een mondelinge behandeling, bepaald op 6 december 2011 bij de rechtbank, toegestuurd.
2.11 Bij een tweede e-mailbericht van 24 november 2011 heeft verweerder klager verzocht om opgave van zijn verhinderdata in verband met de verhindering van de advocaat van de wederpartij op de door de rechtbank bepaalde datum van de mondelinge behandeling.
2.12 Bij e-mailbericht van 22 december 2011 heeft verweerder klager meegedeeld dat de nieuwe zittingsdatum op 3 februari 2012 is bepaald.
2.13 Bij brief van 27 december 2011 heeft de advocaat van de voormalige partner van klager stukken ingediend bij de rechtbank ten behoeve van een mondelinge behandeling van 10 januari 2012.
2.14 Op 10 januari 2012 is de zaak van klager bij de rechtbank behandeld in aanwezigheid van de voormalige partner van klager en haar advocaat, maar buiten aanwezigheid van klager en verweerder.
2.15 Bij e-mailbericht van 23 januari 2012 heeft klager verweerder gevraagd om contact in verband met het voorbereiden van de op 3 februari 2012 bij de rechtbank geplande zitting.
2.16 Bij beschikking van 24 januari 2012 heeft de Rechtbank 's-Gravenhage bepaald dat de verzoeken tot vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen, de zorgregeling en de kinderalimentatie worden aangehouden tot 1 maart 2012 pro forma, ten einde de voormalige partner van klager in de gelegenheid te stellen om in overleg met klager een ouderschapsplan op te stellen. Tevens heeft de rechtbank bepaald dat de partijen zich uiterlijk zeven dagen voor de pro forma datum schriftelijk dienen uit te laten over het resultaat van het overleg en de voortgang van de procedure.
2.17 Bij brieven van 30 januari 2012 en 13 februari 2012 heeft de advocaat van de voormalige partner van klager verweerder concept-ouderschapsplannen toegestuurd. Deze ouderschapsplannen heeft verweerder niet naar klager toegestuurd.
2.18 Bij brief van 21 februari 2012 heeft de advocaat van de voormalige partner van klager de rechtbank bericht omtrent de stand van zaken.
2.19 Bij faxbrief gedateerd 29 maart 2012, heeft verweerder de Rechtbank 's-Gravenhage primair verzocht om de al verstreken pro forma termijn van 1 maart 2012 te verlengen met een nadere termijn van tien dagen voor het indienen van de zienswijze van klager, en subsidiair verzocht de zaak op zitting te plannen.
2.20 Bij e-mailbericht van 29 maart 2012 heeft klager verweerder laten weten dat hij zijn vertrouwen in verweerder als advocaat geheel kwijt is geraakt. Klager komt tot de conclusie dat verweerder zijn zaak niet goed behartigd heeft en heeft meegedeeld zijn dossier te willen komen ophalen op 2 april 2012.
2.21 Bij e-mailbericht van 29 maart 2012 heeft verweerder klager onder meer geschreven:
"(…)
Ik begrijp uw teleurstelling. Het is niet gelopen zoals ook ik me dat had voorgesteld, waarvoor excuus.
Er is geen zitting op 10 januari 2012 geweest waarbij u niet aanwezig was.
Aan de rechtbank heb ik verzocht de termijn van 1 maart te verlengen, dan wel de zaak op zitting te plannen.
U kunt maandagmiddag aanstaande bij mij op kantoor uw dossier op komen halen en uiteraard zal ik ook voor u een opstelling maken van de aan uw zaak bestede tijd.
Ik adviseer om de (concept)brief aan de rechtbank wel te verzenden (al dan niet na aanpassing), opdat uw zienswijze op alle onderdelen bij de rechtbank naar voren is gebracht.
(…)".
2.22 Bij faxbrief van 2 april 2012 heeft verweerder de Rechtbank 's-Gravenhage de zienswijze van klager op de kwesties van het hoofdverblijf van de kinderen, de zorgregeling en de kinderalimentatie meegedeeld.
2.23 Bij brief van 3 april 2012 heeft de Rechtbank 's-Gravenhage de stukken van verweerder die na de pro forma datum van 1 maart 2012 bij de Rechtbank 's-Gravenhage zijn binnengekomen, teruggestuurd en meegedeeld dat de rechtbank geen kennis zal nemen van deze stukken.
2.24 Bij beschikking van 3 april 2012 heeft de Rechtbank 's-Gravenhage een beslissing gegeven met betrekking tot de hoofdverblijfplaats van de minderjarige kinderen van klager, de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, en de kinderalimentatie vastgesteld op een bedrag van € 175,-- per kind per maand met ingang van 10 april 2011. Klager is bovendien veroordeeld in betaling van de proceskosten van de vrouw tot een bedrag van € 1.303,41 te voldoen.
2.25 De rechtbank heeft in de beschikking van 3 april 2012 onder meer overwogen:
"(…)
De rechtbank zal het verzoek van de vrouw tot vaststelling van kinderalimentatie met ingang van 10 april 2011 op een bedrag van € 175,-- per maand, per kind, toewijzen, nu de man onvoldoende gemotiveerd verweer heeft gevoerd tegen dit verzoek.
(…)
De proceskosten
De vrouw heeft ter terechtzitting d.d. 10 januari 2012 verzocht de man, gelet op zijn proceshouding, te veroordelen in de kosten van de procedure. Bij genoemde brief d.d. 21 februari 2012, van welke brief ook een afschrift naar de advocaat van de man is gestuurd, heeft de vrouw dit verzoek schriftelijk bevestigd en een factuur overgelegd met betrekking tot de werkzaamheden die zien op de mondelinge behandeling, waaronder begrepen de voorbereiding van de zitting en de nasleep daarvan.
Nu de man, zonder opgaaf van redenen, niet ter terechtzitting is verschenen, terwijl de vrouw vergezeld van haar advocaat wel is verschenen, en de man zich ook verder niet heeft uitgelaten over het resultaat van het overleg en de voortgang van deze procedure, zoals opgedragen in genoemde beschikking van 24 januari 2012, ziet de rechtbank aanleiding de man te veroordelen in de kosten van deze procedure, voor zover deze kosten zien op de werkzaamheden van de advocaat van de vrouw ten behoeve van de mondelinge behandeling, waaronder begrepen de voorbereiding van de zitting en de nasleep daarvan.
Voor het overige zal de rechtbank de proceskosten compenseren als na te melden.
(…)".
2.26 Verweerder heeft op 6 april 2012 het bedrag van de proceskostenveroordeling overgemaakt aan klager.
Bij beschikking van 14 november 2012 heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage de beschikking van de Rechtbank 's-Gravenhage vernietigd en de kinderalimentatie opnieuw vastgesteld op een bedrag van € 168,-- per kind per maand. Tevens is bepaald dat klager, in aanvulling op de in de beschikking van de Rechtbank ’s-Gravenhage opgenomen zorgregeling, de minderjarige kinderen eens in de veertien dagen van woensdagmiddag uit school tot donderdag naar school bij zich mag hebben.
2.27 Bij brief met bijlagen van 26 april 2012 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.
3.2 Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat verweerder de belangen van klager onvoldoende heeft behartigd en zijn belangen heeft geschaad onder meer door de in te dienen processen stukken pas op het laatste moment in concept aan klager toe te sturen. Het concept-verweerschrift heeft klager daags voor de laatste termijn ontvangen.
3.3 Verweerder heeft nagelaten in het verweerschrift degelijk verweer te voeren tegen de hoogte van de door de wederpartij verzochte kinderalimentatie. Tevens heeft verweerder nagelaten verweer te voeren tegen de ingangsdatum van de kinderalimentatie.
3.4 Verweerder is niet op de zitting van 10 januari 2012 bij de rechtbank verschenen. Omdat klager niet op de hoogte was van de zitting, is hij niet ter zitting verschenen. De rechtbank heeft de zaak van klager wel inhoudelijk behandeld.
3.5 Verweerder heeft ondanks het bepaalde in de tussenbeschikking van 24 januari 2012 niet tijdig stukken ingediend bij de rechtbank, dat wil zeggen één week voor de pro forma datum van 1 maart 2012.
3.6 Verweerder heeft klager geen kopie toegezonden van de faxen van de advocaat van de wederpartij van 30 januari 2012 en 13 februari 2012, waarbij een concept-ouderschapsplan was gevoegd.
3.7 Verweerder heeft de rechtbank pas na de pro forma datum verzocht om verlenging van de pro forma datum, alsmede pas na de pro forma datum de zienswijze van klager aan de rechtbank naar voren gebracht. De rechtbank heeft de te laat ingediende stukken buiten beschouwing gelaten en een beschikking afgegeven zonder kennis te hebben genomen van de zienswijze van klager.
3.8 Verweerder heeft, ondanks dat hij kennis had van de beschikking van 24 januari 2012, nog op 29 maart 2012 ontkend dat er een zitting is geweest op 10 januari 2012.
3.9 Verweerder heeft de beschikking van de rechtbank van 3 april 2012 niet naar klager toegestuurd.
3.10 Door de handelwijze van verweerder is klager veroordeeld tot betaling van de proceskosten van zijn voormalige partner. Verweerder heeft geen verweer gevoerd tegen de door de wederpartij verzochte proceskostenveroordeling.
3.11 Verweerder is slecht bereikbaar geweest voor klager.
3.12 Verweerder heeft ten onrechte in het verweerschrift opgenomen dat klager een onderzoek bij de Raad voor de Kinderbescherming wenst, hetgeen de verhouding tussen klager en zijn ex-partner heeft bemoeilijkt en verhard.
3.13 Verweerder heeft nagelaten bewijsstukken in het geding te brengen.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft ter zitting de door klager geformuleerde klachten erkend.
4.2 Verweerder heeft zich in de dekenprocedure vooral zakelijk opgesteld. Verweerder heeft missers gemaakt, de ene groter dan de ander.
4.3 In de periode dat verweerder fouten gemaakt heeft bij de behandeling van de zaak van klager verkeerde hij in moeilijke persoonlijke omstandigheden. Verweerder heeft mede als oorzaak voor zijn tekort schieten gewezen op de moeilijke situatie die ontstond op het moment dat zijn dochter, na lange tijd geen contact gehad te hebben met haar vader, bij hem op de stoep stond. Er was sprake van psychiatrische problematiek, ten gevolge waarvan de jonge kinderen van de dochter van verweerder onder toezicht zijn gesteld en uit huis zijn geplaatst. De dochter van verweerder is uiteindelijk opgenomen in een afdeling van een psychiatrisch ziekenhuis.
4.4 Mede door deze omstandigheden en het feit dat de secretaresse van verweerder uitviel, had verweerder onvoldoende greep meer op zijn praktijk.
4.5 Verweerder heeft maatregelen getroffen om te zorgen dat de situatie zich niet herhaalt. Verweerder gaat samen met een ander kantoor. Verweerder heeft inmiddels een secretaresse en, indien deze mocht uitvallen, is er back-up afkomstig van het kantoor waar verweerder mee samen gaat. De computersystemen van het kantoor van verweerder en het kantoor, waarmee hij zal samengaan, zijn aan elkaar verbonden, terwijl er wekelijks overleg is met elkaar. Verweerder heeft de deken hierover geïnformeerd.
4.6 De deken heeft geoordeeld dat het dan niet nodig is om een onderzoek te doen naar de praktijkvoering door verweerder.
4.7 Verweerder bestrijdt dat klager relevante schade geleden heeft, alsmede de hoogte van de door klager gevorderde schade en wijst er op dat dit niet een zaak van de tuchtrechter is.
5 BEOORDELING
5.1 Verweerder heeft ter zitting de klacht in volle omvang erkend.
5.2 De raad oordeelt dat verweerder niet gehandeld heeft zoals een behoorlijk advocaat betaamt en dat verweerder in zijn hoedanigheid van advocaat te kort geschoten is in de op hem jegens klager rustende zorgplicht.
5.3 De klachtonderdelen zijn gegrond.
6 MAATREGEL
6.1 Verweerder is vele malen op vele fronten tekort geschoten in zijn zorgplicht jegens klager. Verweerder heeft de belangen van klager ernstige schade toegebracht door onder meer niet ter zitting te verschijnen, door de rechtbank niet tijdig te informeren, alsmede door niet adequaat verweer te voeren tegen bijvoorbeeld de ingangsdatum van de alimentatieverplichting, de hoogte van de alimentatieverplichting en de verzochte proceskostenveroordeling.
6.2 Verweerder heeft daarmee niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt.
6.3 Gelet op de ernst en de mate van verwijtbaar handelen acht de raad een schorsing in de uitoefening van de praktijk passend en geboden. Slechts omdat verweerder onweersproken heeft gesteld, dat hij in zijn praktijk maatregelen heeft getroffen die herhaling zullen voorkomen en die voor de deken aanleiding zijn geweest om geen verder onderzoek naar de praktijk van verweerder te doen, zal de raad volstaan met een voorwaardelijke schorsing.
7 BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klachtonderdelen gegrond;
- legt verweerder de maatregel op van schorsing in de praktijkuitoefening voor de duur van vier weken;
- bepaalt dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de raad van discipline later anders mocht oordelen op grond dat verweerder zich binnen de hierna te vermelden proeftijd heeft schuldig gemaakt aan een in artikel 46 Advocatenwet bedoelde gedraging;
- stelt de proeftijd op een periode van twee jaar, ingaande op de dag dat deze beslissing in kracht van gewijsde gaat.
Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, mrs. W.P. Brussaard, T. Hordijk, P.C.M. van Schijndel, A.J.N. van Stigt, leden, bijgestaan door mr. A.H. van Haga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 april 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 16 april 2013 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- verweerder
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl