Rechtspraak
Uitspraakdatum
16-04-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2013:YA4195
Zaaknummer
12-235A
Inhoudsindicatie
Klachten tegen eigen advocaat. Klaagster beklaagt zich er o.m. over dat verweerder de materie niet beheerste, niet voortvarend heeft gehandeld, en heeft nagelaten brieven in concept aan klaagster voor te leggen alvorens deze aan de wederpartij te versturen. Klachten in zoverre gegrond. Voorwaardelijke schorsing van een maand.
Uitspraak
Beslissing van 16 april 2013
in de zaak 12-235A
naar aanleiding van de klacht van:
mevrouw
klaagster
tegen:
de heer mr.
advocaat te
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 24 juli 2012 met kenmerk 1112-745, door de raad ontvangen op 26 juli 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 19 februari 2013 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van:
- de hiervoor genoemde brief van de deken;
- de stukken genummerd 1 tot en met 13, genoemd in de inventarislijst bij de brief van de deken.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Klaagster ontving sinds 2002 van haar ex-partner (hierna: de wederpartij) maandelijks een bedrag van EUR 225,- aan kinderalimentatie ten behoeve van haar zoon.
2.3 Dit bedrag is nooit verhoogd met de wettelijke indexering.
2.4 Verweerder heeft klaagster vanaf november 2011 bijgestaan bij het invorderen van de als gevolg daarvan door de wederpartij te weinig betaalde kinderalimentatie.
2.5 Verweerder heeft klaagster bij aanvang van de zaak bericht dat zij het te weinig betaalde kon navorderen vanaf 2002.
2.6 Verweerder heeft voor klaagster een toevoeging aangevraagd en verkregen. De eigen bijdrage is vastgesteld op ongeveer € 550,-.
2.7 Op 19 december 2011 heeft verweerder de wederpartij per e-mail bericht dat deze aan klaagster een bedrag van EUR 574,92 verschuldigd was wegens het niet toepassen van de wettelijke indexering. Voorts heeft verweerder de wederpartij in deze e-mail geïnformeerd over de hoogte van de kinderalimentatie per 1 januari 2012. Verweerder heeft deze e-mail rechtstreeks naar de ex-partner van klaagster verstuurd zonder de e-mail in concept aan klaagster voor te leggen.
2.8 Klaagster heeft verweerder er vervolgens op gewezen dat het bedrag van EUR 574,92 niet juist was. Verweerder heeft klaagster daarop toegezegd opnieuw een berekening te maken. Omdat klaagster vervolgens niets meer hoorde, heeft zij het door de wederpartij te betalen bedrag zelf uitgerekend met behulp van een indexeringsprogramma op internet, waarbij zij is uitgegaan van de door verweerder genoemde navorderingstermijn. Dit bedrag heeft zij aan verweerder gestuurd, die het heeft overgenomen in zijn mail aan de wederpartij van 16 januari 2012, die – voor zover van belang – luidt:
“In navolging op mijn email van 19 december jl. deel ik u mede dat daar een ernstige fout in is geslopen. De daarin genoemde achterstand van kinderalimentatie was niet € 574,92 maar € 2.850,88, zodat u nog dient te betalen een bedrag van € 2.275,96.”
Ook deze mail is niet eerst in concept aan klaagster gestuurd.
2.9 De wederpartij heeft vervolgens bezwaar gemaakt tegen de hoogte van het gevorderde bedrag en verweerder erop gewezen dat de vordering slechts voor de laatste vijf jaar kan worden ingesteld en voor het overige is verjaard.
2.10 Op 14 februari 2012 heeft verweerder een concept voor een reactie aan de wederpartij toegezonden, waarin dit laatste wordt erkend. In de concept e-mail heeft verweerder het te vorderen bedrag opengelaten. Vervolgens heeft klaagster nogmaals voor verweerder de berekening van het te vorderen bedrag gemaakt, uitgaande van een navorderingsperiode van vijf jaar.
2.11 Bij brief met bijlagen van 17 april 2012 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder:
a) de materie niet beheerste; met name klaagster onjuiste informatie heeft verstrekt over de termijn waarover de achterstallige alimentatie kon worden gevorderd; bij herhaling onjuiste bedragen heeft vermeld in zijn sommatiebrieven aan de wederpartij; en uiteindelijk niet in staat bleek de juiste bedragen te berekenen en het door klaagster uitgerekende bedrag klakkeloos heeft overgenomen in zijn correspondentie aan de wederpartij;
b) de wederpartij heeft geïnformeerd ten aanzien van de hoogte van de alimentatie per 1 januari 2012 terwijl op die datum geen aanspraak op alimentatie meer bestond en klaagster daarop ook geen aanspraak wenste te maken;
c) traag en in afwijking van de gemaakte afspraken heeft gehandeld;
d) heeft nagelaten brieven in concept aan klaagster voor te leggen alvorens deze aan de wederpartij te versturen;
e) geen initiatieven nam en slecht bereikbaar was.
3.2 Klaagster stelt ter toelichting op de klacht dat verweerder door zijn handelen de verhoudingen tussen klaagster (en haar zoon) en de wederpartij op scherp heeft gesteld.
4 VERWEER
4.1 Met betrekking tot klachtonderdeel a) heeft verweerder erkend dat hij in zijn e-mails van 19 december 2011 en 16 januari 2012 aan de wederpartij onjuiste bedragen vermeld heeft. Hij heeft daarvoor, aldus verweerder, zijn excuses aan klaagster aangeboden. Voorts heeft verweerder ter zitting bevestigd dat hij in eerste instantie van mening was dat over negen jaar nagevorderd kon worden en dat hij dit ook aan klaagster heeft medegedeeld. Pas later is hem gebleken dat slechts over vijf jaar nagevorderd kon worden. Volgens verweerder kan daaruit echter niet worden afgeleid dat hij de materie niet beheerste of dat hij niet in staat zou zijn de juiste bedragen te berekenen. Hij heeft de door klaagster berekende bedragen nagerekend.
4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel b) heeft verweerder gesteld niet in te zien wat hem verweten wordt.
4.3 De verwijten in de klachtonderdelen c) en e) zijn naar het oordeel van verweerder onterecht. Klaagster nam soms wel drie keer per dag contact op met verweerder. Wegens een drukke praktijk was verweerder niet altijd direct in staat terug te bellen. Door altijd binnen 24 uur opnieuw te bellen heeft klaagster verweerder niet de tijd gegeven om binnen een redelijke termijn te reageren.
4.4 In reactie op klachtonderdeel d) heeft verweerder erkend dat hij twee e-mails rechtstreeks aan de wederpartij heeft verzonden zonder het concept eerst naar klaagster te hebben gestuurd. Verweerder heeft gesteld dat hij hiervoor zijn excuses heeft aangeboden.
5 BEOORDELING
Ad klachtonderdeel a)
5.1 Voorop staat dat de advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Wel moet de advocaat zijn cliënt daarbij duidelijk maken hoe hij te werk wil gaan. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is in het algemeen pas sprake als de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Het handelen van verweerder zal aan de hand van deze maatstaf worden beoordeeld.
5.2 Dat verweerder klaagster bij aanvang van de zaak heeft voorgehouden dat zij de te weinig betaalde alimentatie over negen jaar kon navorderen, is naar het oordeel van de raad een kennelijk onjuist advies, waardoor de belangen van klaagster konden worden geschaad. Klaagster heeft immers haar beslissing om tot navordering over te gaan mede op deze informatie gebaseerd. Die beslissing bracht voor klaagster niet alleen de verplichting tot het betalen van een eigen bijdrage met zich, maar ook risico’s voor de relatie met de wederpartij, de vader van haar kind. Verweerder heeft voorts erkend dat hij twee maal een onjuist bedrag in zijn sommatiebrieven aan de wederpartij heeft opgenomen: de eerste keer een veel te laag bedrag en de tweede keer een veel te hoog bedrag. De tweede vergissing was terug te voeren op het al besproken kennelijk onjuiste advies; de eerste fout is verweerder evenzeer tuchtrechtelijk aan te rekenen, nu het om een eenvoudige berekening gaat, waarvoor rekenprogramma’s bestaan en het een kennelijke fout betreft, die verweerder zelf had moeten opmerken. Voor beide fouten geldt dat de belangen van klaagster daardoor konden worden geschaad. Voorts staat vast dat verweerder het er tot twee maal toe op aan heeft laten komen dat klaagster de berekening van het te vorderen bedrag zelf maakte, de eerste keer door veel te lang te wachten met een vervolgbericht aan de wederpartij om de gemaakte fout te herstellen; de tweede keer door in de conceptbrief van 14 februari 2012 voor de wederpartij het te vorderen bedrag nog open te laten, met de kennelijke bedoeling dat klaagster dit zou invullen. Dit alles leidt tot de conclusie dat de inhoudelijke kwaliteit van de dienstverlening van verweerder in deze zaak van onvoldoende niveau is geweest.
5.3 De raad acht klachtonderdeel a) derhalve gegrond.
Ad klachtonderdeel b)
5.4 Verweerder heeft de wederpartij zonder overleg met klaagster gewezen op de hoogte van de alimentatie die vanaf 1 januari 2012 van kracht zou zijn, hoewel klaagster verweerder al had laten weten dat vanaf die datum geen alimentatie meer betaald hoefde te worden. Door niettemin zonder vooroverleg (impliciet) namens klaagster aanspraak te maken op doorbetaling na 1 januari 2012, heeft verweerder de verhoudingen tussen haar en de wederpartij onnodig op scherp gezet, wat – zeker in familierechtelijke verhoudingen – dient te worden vermeden.
5.5 De raad acht het handelen van verweerder dan ook klachtwaardig. Klachtonderdeel b) is gegrond.
Ad klachtonderdeel c)
5.6 Ten aanzien van dit klachtonderdeel stelt de raad voorop dat een advocaat gehouden is de aan hem toevertrouwde belangen met de nodige voortvarendheid te behartigen. Van een advocaat mag verwacht worden dat hij zijn cliënt op de hoogte houdt van zijn werkzaamheden ten behoeve van die cliënt. Aan de hand van de omstandigheden van het geval moet beoordeeld worden of een handelen of nalaten in deze zin tuchtrechtelijk verwijtbaar is.
5.7 In het licht van de omstandigheid dat verweerder in zijn eerste e-mail aan de wederpartij een verkeerd bedrag had opgenomen, is de raad van mening dat verweerder na het maken van deze fout te lang heeft gewacht door de wederpartij pas na een maand opnieuw te berichten. Ook na ontdekking van de fout in de tweede e-mail had verweerder voortvarender moeten handelen dan hij heeft gedaan om die fout recht te zetten. Verweerder is er door de wederpartij op 21 januari 2012 op gewezen dat een verjaringstermijn van vijf jaar gold. Eerst op 14 februari 2012 heeft hij klaagster een concept voor een reactie aan de wederpartij toegezonden. Het onderdeel is dus gegrond.
Ad klachtonderdeel d)
5.8 Een advocaat dient zijn cliënt op voorhand een kopie te zenden van relevante stukken en dient geen informatie aan de wederpartij te verstrekken zonder de toestemming van zijn cliënt.
5.9 Verweerder heeft erkend dat hij twee maal een e-mail aan de wederpartij van klaagster heeft verzonden, waarin hij de hoogte van de vordering van klaagster noemt, zonder het concept eerst naar klaagster te hebben gestuurd. Daarmee heeft verweerder het risico genomen dat klaagster zich onvoldoende goed een oordeel heeft kunnen vormen over namens haar gedane voorstellen en ingenomen stellingen. Of verweerder hiervoor zijn excuses aanklaagster heeft aangeboden – wat klaagster betwist – kan in het midden blijven, nu dit de klachtwaardigheid van het onderdeel niet wegneemt. Dit klachtonderdeel is gegrond.
Ad klachtonderdeel e)
5.10 De raad heeft niet kunnen vaststellen dat verweerder niet (voldoende) bereikbaar was, zodat klachtonderdeel e) ongegrond is.
6 MAATREGEL
6.1 Gelet op de ernst van de feiten die zijn komen vast te staan en het feit dat verweerder een groot aantal tuchtrechtelijke antecedenten heeft, met name op het terrein van de zorg voor de eigen cliënt, acht de raad een zware sanctie voor verweerder op zijn plaats. De raad acht de maatregel van een voorwaardelijke schorsing voor de duur van een maand passend en geboden.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart klachtonderdeel a), b), c) en d) gegrond;
- verklaart klachtonderdeel e) ongegrond;
- legt aan verweerder op de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van een maand;
- bepaalt dat de schorsing niet ten uitvoer zal worden gelegd tenzij de raad van discipline later anders zal bepalen op de grond dat verweerder zich binnen de hierna te vermelden proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een in artikel 46 van de Advocatenwet bedoelde gedraging;
- stelt de proeftijd op een periode van twee jaar ingaande op dag dat deze uitspraak onherroepelijk wordt;
- bepaalt dat deze beslissing wordt toegezonden aan de voorzitter van de raad voor rechtsbijstand te Amsterdam conform artikel 50 lid 1 sub e Advocatenwet.
Aldus gewezen door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mrs. L.D.H. Hamer, J.M. van de Laar, M. Pannevis, S. Wieberdink, leden, bijgestaan door mr. G.E. Wiebenga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van dinsdag 16 april 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op16 april 2013 per aangetekende brief verzonden aan:
- klaagster
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
- de voorzitter van de raad voor rechtsbijstand te Amsterdam
Van deze beslissing kan voor wat betreft de gegrond verklaarde klachtonderdelen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- verweerder
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Van deze beslissing kan voor wat betreft het ongegrond verklaarde klachtonderdeel hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- klaagster
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl