Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

16-12-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2013:186

Zaaknummer

13-125

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond. De raad overweegt aanvullend dat het protocol voor de instructie van klachten een leidraad is, niet meer en niet minder. Een protocol laat ruimte voor afwijking wanneer de omstandigheden daarom vragen. In casu was van dergelijke omstandigheden sprake.

Uitspraak

Beslissing van 16 december 2013

in de zaak 13-125

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 28 juni 2013 op de klacht van:

1.   

en

2.

klagers

tegen:

mr. [X] in zijn hoedanigheid van Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement [Y]

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 3 juni 2013 met kenmerk 2013 KNN 030, door de raad ontvangen op 4 juni 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement [Z] de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    Bij beslissing van 28 juni 2013 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad, hierna ´de voorzitter´, de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 1 juli 2013 is verzonden aan klagers.

1.3    Bij brief van 15 juli 2013, door de raad ontvangen op eveneens 15 juli 2013, hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 21 oktober 2013 in aanwezigheid van zowel klager sub 2, mede namens klager sub 1, als verweerder.

1.5    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klagers van 15 juli 2013.

1.6    Na de zitting heeft klager sub 2 aan de raad bericht dat klager sub 1 de klachten tegen verweerder intrekt.

2    FEITEN EN KLACHT

2.1    Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klagers in verzet in zoverre niet opkomen.

3    VERZET

3.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in.

3.2    De klacht betreft niet de manier van onderzoek door de deken maar het niet onderzoeken van de klacht tegen mr. [A]. Klager vindt het onbegrijpelijk dat de voorzitter aanneemt dat sprake was van een of meer misverstanden en dat als gevolg daarvan het onderzoek van de klacht gestagneerd is.

3.3    Klager wijst in het bijzonder op het door de orde opgestelde protocol dekenale klachtbehandeling. Daarin staat uitgewerkt hoe een klacht onderzocht dient te worden. Verweerder heeft zich ten onrechte niet aan dat protocol gehouden. Hij heeft nagelaten om mr. [A] een afschrift van de klacht toe te sturen en haar om een reactie te vragen. Voorts heeft hij ten onrechte aan klager verzocht de klacht opnieuw in te dienen.

3.4    De vrijheid die de deken bij zijn onderzoek toekomt ziet alleen op de wijze van onderzoek, en ontslaat hem niet van de verplichting elke klacht te onderzoeken.

4    BEOORDELING

4.1    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.2    Het protocol voor de instructie van klachten is een leidraad, niet meer en niet minder. Een protocol laat ruimte voor afwijking wanneer de omstandigheden daarom vragen. In het geval van klagers klacht tegen mr. [A] was sprake van zo’n bijzondere omstandigheid, te weten haar met de klacht samenhangend verzoek om dekenadvies. Die omstandigheid billijkte alleszins het voorstel aan klager om eerst de uitkomst van het dekenadvies af te wachten. Klager heeft op dat voorstel niet gereageerd. Daarmee bleef in het midden of klager al dan niet met de voorgestelde gang van zaken instemde.

4.3    Bij het uitbrengen van het dekenadvies op 25 oktober 2012 is namens de deken aan klager verzocht de klacht bij handhaving daarvan opnieuw schriftelijk bij hem in te dienen. Klager heeft daarop niet gereageerd, noch met de mededeling dat de reeds ingediende klachten werden gehandhaafd, noch anderszins. Dat de deken dit verzoek liet doen acht de raad niet onbegrijpelijk. Het dekenadvies zou immers klager hebben kunnen doen besluiten de klacht in te trekken. Aan klager kan worden toegegeven dat het duidelijker was geweest wanneer hen in dit verband de vraag was voorgelegd of zij de klacht handhaafden. Bij een bevestigend antwoord zou hernieuwde indiening op zichzelf niet nodig zijn geweest. Evengoed zou in dat geval hernieuwde indiening en de daarbij passende ordening van de tot dan fragmentarisch aangeleverde klachtonderdelen bij hebben kunnen dragen aan een kwalitatief beter onderzoek, zo leert de ervaring, en mocht de deken daar om die reden dan ook om (laten) vragen. Het is ook om die reden dat klager daar later, eind januari 2013, toen duidelijk was geworden dat klagers klachten nog niet ter kennis van mr. [A] en (daarna) de raad van discipline waren gebracht, opnieuw om werd gevraagd, zo blijkt uit de brief van de adjunct-secretaris van de raad van toezicht van 30 januari 2013 aan klager ter toelichting van het eerder op die dag telefonisch gedane verzoek daartoe.

4.4    Wat hier ook van zij, met de intentie van het verzoek van 25 oktober 2012 – het verkrijgen van duidelijkheid  omtrent klagers wens tot al dan niet vervolgen van de klachtprocedure – was niets mis. Het valt dan ook te betreuren dat die intentie om welke reden ook aan klager is ontgaan en dat hij nodeloos een paar maanden in de verkeerde veronderstelling heeft geleefd dat zijn klacht gereed werd gemaakt voor doorgeleiding aan de raad. Zo begrepen is de kwalificatie door de voorzitter als misverstand alleszins te billijken.

4.5    Toen de draad van het onderzoek van de klacht tegen mr. [A] eind januari 2013 weer was opgepakt werd die opnieuw onderbroken, nu door indiening door klager van de onderhavige klacht. Voor verweerder lag er vanaf dat moment geen taak meer. Het onderzoek is op voorstel van verweerder verwezen naar een andere deken.

4.6    Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

Verklaart het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter van 28 juni 2013 ongegrond.

Verstaat dat de beslissing van de voorzitter op de klacht van - voorheen - klager sub 1 als gevolg van de intrekking van die klacht is komen te vervallen.

Aldus gewezen door mr. S.H. Bokx-Boom, voorzitter, mrs. J.H. Brouwer, F.A.M. Knüppe, H.H. Tan en B.E.J.M. Tomlow, leden, bijgestaan door mr. M.Y.A. Verhoeven als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 16 december 2013.

griffier    voorzitter

Van deze beslissing kan geen hoger beroep worden ingesteld.