Rechtspraak
Uitspraakdatum
09-12-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2013:142
Zaaknummer
OB 123 - 2013
Inhoudsindicatie
Klager beklaagt zich over dezelfde feiten als in een eerdere klachtzaak. Deze feiten zijn klager bovendien al sinds 2008 bekend zodat, ook als het om nieuwe feiten ging, de klacht te laat is ingediend.
Inhoudsindicatie
Verzet ongegrond.
Inhoudsindicatie
Uitspraak
Beslissing van 9 december 2013
in de zaak OB 123 - 2013
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 24 april 2013 op de klacht van:
A.
klager
tegen:
B.
verweerster
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief aan de raad van 11 april 2013 met kenmerk 48/13/004 K, door de raad ontvangen op 12 april 2013, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Oost-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 24 april 2013 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk niet ontvankelijk verklaard, welke beslissing op 26 april 2013 is verzonden aan klager.
1.3 Bij brief van 5 mei 2013, door de raad ontvangen op 7 mei 2013, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 21 oktober 2013 in aanwezigheid van klager en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennis genomen van:
- de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;
- het verzetschrift van klager van 5 mei 2013 met bijlagen;
- de nagekomen brief van klager van 3 oktober 2013 met bijlagen.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:
2.1 Verweerster heeft klager in de periode 2007/2008 bijgestaan in een viertal procedures. Klager heeft zich over het optreden van verweerster al eerder beklaagd. Deze klachtzaak is bij de raad bekend onder nr. H 5 - 1011. De raad van discipline heeft bij beslissing van 7 november 2011 onderdeel 1 van de klacht gegrond verklaard en aan verweerster de maatregel van enkele waarschuwing opgelegd. De klachtonderdelen 2, 3 en 4 zijn door de raad ongegrond verklaard.
2.2 Klager heeft hoger beroep ingesteld bij het Hof van Discipline voor zover de raad de klachtonderdelen 2 en 4 ongegrond heeft verklaard. Het Hof van Discipline heeft bij beslissing van 14 mei 2012 de beslissing van de raad, voor zover aan het oordeel van het Hof onderworpen, bekrachtigd.
3 klacht EN VERZET
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
1) verweerster tekort geschoten is in de behartiging van de belangen van klager en klager hiervan niet op de hoogte heeft gesteld;
2) verweerster zonder instemming van klager processtukken heeft ingediend;
3) verweerster tekort geschoten is bij het opstellen van diverse processtukken;
4) verweerster ten overstaan van het Hof van Discipline op 12 maart 2012 heeft gesteld namens klager op 22 mei 2008 aan de hand van een pleitnota verweer te hebben gevoerd, terwijl klager nimmer enig document van verweerster heeft ontvangen waaruit dit verweer blijkt, ook niet in concept;
5) verweerster heeft verzuimd een tegenvordering in te stellen;
6) verweerster haar geheimhoudingsplicht heeft geschonden door stukken ter beschikking van de rechtbank en van de wederpartij te stellen zonder dat klager daarmee instemde.
3.2 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat:
klager bij zijn klachten nieuwe feiten heeft aangevoerd en deze nieuwe feiten pas recent, nadat het Hof van Discipline op 14 mei 2012 haar oordeel had uitgesproken, bij klager bekend zijn geworden. Klager stelt dat hij met het verstrijken van een periode van minder dan een jaar nadat hij bekend was geworden met deze nieuwe feiten, tijdig heeft geklaagd over het optreden van verweerster. Verweerster wordt bovendien volgens klager door het tijdsverloop niet in haar verdediging belemmerd.
4. VERWEER
4.1 Verweerster stelt zich op het standpunt dat de klacht van klager als niet ontvankelijk moet worden afgewezen. Klager heeft zich immers reeds eerder over het optreden van verweerster in de periode 2007/2008 beklaagd en de huidige klachten hebben betrekking op datzelfde optreden in diezelfde periode. Klager kan zich klaarblijkelijk niet verenigen met de beslissing van het Hof van Discipline en tracht middels een herhaling van dezelfde klachten, doch anders geformuleerd, opnieuw een tuchtrechtelijke beslissing te verkrijgen.
4.2 Verweerster stelt daarnaast dat zij de door haar ingediende stukken altijd met klager heeft besproken. Bovendien was klager bij de mondelinge behandeling van het kort geding op 22 mei 2008 aanwezig en heeft hij tijdens die zitting naast verweerster gezeten en dus gezien en gehoord dat verweerster een pleitnota heeft voorgedragen.
5. BEOORDELING VAN HET VERZET
5.1 Het onderzoek van de raad in verzet heeft niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter, waarmee de raad zich verenigt.
5.2 De raad zal het verzet dan ook als ongegrond afwijzen. Klager legt met deze klacht het optreden van verweerster voor de tweede maal ter beoordeling aan de raad voor, dan wel beklaagt zich niet binnen een redelijke termijn over het optreden van verweerster. Zulks geldt temeer nu klager tijdens de mondelinge behandeling heeft erkend bij de zitting van 2008 aanwezig te zijn geweest. Klager wist derhalve al vanaf dat moment, althans had dat kunnen weten, dat door verweerster een pleitnota was voorgedragen. De voorzitter heeft klager terecht niet ontvankelijk verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
wijst het verzet als ongegrond af.
Aldus gewezen door mr. E.P. van Unen, voorzitter, mrs. S.A.R. Lely, A.L.W.G. Houtakkers, P.A.M. van Hoef, J.D.E. van de Heuvel, leden, bijgestaan door mr. C.M. van den Reek, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 9 december 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 10 december 2013
per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Ingevolge het bepaalde in artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan tegen deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.