Rechtspraak
Uitspraakdatum
16-12-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2013:180
Zaaknummer
L 36 - 2013
Inhoudsindicatie
Verweerder heeft klaagster onbevoegd vertegenwoordigd bij een Duits rechtscollege. Verzuimd aan klaagster duidelijk te maken dat verweerder geen Rechtsanwalt is en welke bevoegdheden hij als Nederlands advocaat in Duitsland heeft. Verzuimd om de rechtbank expliciet te informeren over de onderbewindstelling van klaagster. Verzuimd om klaagster schriftelijk uitleg te geven over aard en strekking van de beslissing. Verzuimd om op eerste verzoek urenspecificatie te geven aan de bewindvoerder. Niet gebleken dat klaagster nodeloos vaak op kantoor is uitgenodigd. In aanmerking genomen het tuchtrechtelijk verleden legt de raad een onvoorwaardelijke schorsing van drie maanden op.
Klacht (gedeeltelijke) gegrond; schorsing 3 maandenUitspraak
Beslissing van 16 december 2013
in de zaak L36-2013
naar aanleiding van de klacht van:
A.
klaagster
gemachtigde:
B.
tegen:
C.
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij tussenbeslissing d.d. 27 mei 2013 heeft de raad de klachtonderdelen 1, 2 3 en 5 gegrond verklaard en klachtonderdeel 4 ongegrond verklaard.
1.2 Voorts heeft de raad overwogen dat de raad op basis van de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht niet kan vaststellen of verweerder in de onderhavige procedure bij het Amtsgericht al dan niet bevoegd was om klaagster te vertegenwoordigen. De raad heeft geoordeeld dat het onderzoek dient te worden heropend in verband met de bepaling door de raad van een tuchtrechtelijke reactie.
1.3 De raad heeft klaagster in de gelegenheid gesteld om bewijs te leveren van haar stelling dat verweerder in de procedure bij het Amtsgericht niet bevoegd was om klaagster als advocaat te vertegenwoordigen, waarna verweerder in de gelegenheid is gesteld om hierop te reageren.
1.4 De gemachtigde van klaagster heeft bij brieven d.d. 17 juni 2013, 21 juni 2013 en 28 juni 2013 stukken in het geding gebracht, waarvan afschriften zijn gezonden aan verweerder.
1.5 Verweerder is in de gelegenheid gesteld op deze stukken te reageren. Verweerder heeft vanwege zijn gezondheidstoestand bij brieven d.d. 1 augustus 2013, 26 augustus 2013, 3 september 2013 en 19 september 2013 om uitstel gevraagd, welk uitstel hem steeds is verleend. Bij brief d.d. 24 september 2013 heeft de griffie van de raad verweerder bericht dat hem een laatste uitstel wordt verleend tot 1 oktober 2013 en dat na deze datum geen uitstel meer zal worden verleend. Tevens is aan verweerder medegedeeld dat, indien hij niet voor 1 oktober 2013 schriftelijk reageert op de stukken van klaagsters gemachtigde, de behandeling van de klachtzaak zonder zijn reactie zal worden voortgezet.
1.6 Bij brief d.d. 26 september 2013 heeft verweerder de raad bericht dat hij een forse terugval had gehad. Bij brief d.d. 8 oktober 2013 heeft de griffie verweerder medegedeeld dat, nu verweerder niet voor 1 oktober 2013 had gereageerd op de stukken van klaagsters gemachtigde, de behandeling van de klachtzaak zonder zijn reactie zal worden voortgezet.
2 MAATREGEL
2.1 Als niet weersproken is op basis van de door de gemachtigde van klaagster in het geding gebrachte stukken komen vast te staan dat verweerder in de onderhavige procedure bij het Amtsgericht niet bevoegd was om als procesvertegenwoordiger voor klaagster op te treden, nog daargelaten dat verweerder in de periode waarin hij klaagster bijstond de bevoegdheid om als “Rechtsbeistand” in Duitsland op te treden, niet meer had.
2.2 Uit de door de gemachtigde van klaagster overgelegde stukken blijkt immers dat verweerder tot 12 december 2007 in Duitsland een inschrijving had als “Rechtsbeistand met een beperking tot het Nederlandse recht”. Verweerder heeft vervolgens verzuimd om de noodzakelijke inschrijving als “Rechtsbeistand” in het register van het Gerechtshof te Keulen dan wel de Rechtsanwaltskammer te Keulen aan te vragen, zodat verweerder na 12 december 2007 niet langer als “Rechtsbeistand met beperking tot het Nederlandse recht” in Duitsland mocht optreden.
2.3 Klaagsters gemachtigde heeft voorts onweersproken gesteld dat verweerder, zonder in Duitsland als advocaat dan wel als Rechtsbeistand te zijn ingeschreven, op 4 maart 2010 bij de rechtbank een verzoek tot verdeling van pensioenrechten heeft ingediend. Dit betreft een procedure bij het “Familiengericht”, op welke procedure de Wet FamFG van toepassing is. Op basis van § 10 Abs. 2 FamFG was verweerder niet bevoegd om in Duitsland over het Duitse recht te adviseren noch om klaagster bij een Duits familiegerecht te vertegenwoordigen. Verweerder heeft derhalve in strijd met deze wettelijke bepaling gehandeld, hetgeen op grond van §132a StGB een strafrechtelijke overtreding is.
2.4 De raad is van oordeel dat het gegeven dat verweerder klaagster in de procedure bij het Amtsgericht onbevoegd heeft vertegenwoordigd de tuchtrechtelijke reactie dient te verzwaren.
2.5 De raad overweegt voorts dat uit de door de gemachtigde van klaagster overgelegde stukken blijkt dat zowel de heer P, advocaat te Duitsland, als de Rechtsanwaltkammer te Keulen jegens verweerder in 2012 een kort geding aanhangig hebben gemaakt in verband met het ontbreken van de bevoegdheid om in Duitsland als advocaat op te treden en de wijze waarop verweerder zich desondanks op zijn briefpapier en website profileerde. Voorts blijkt uit de stukken dat de rechtbank te Aken aan verweerder een geldboete heeft opgelegd.
2.6 De raad stelt vast dat ter zitting van de raad van 25 maart 2013 aan verweerder vragen zijn gesteld over zijn bevoegdheid om klaagster in de onderhavige kwestie te adviseren en haar te vertegenwoordigen in de procedure bij het Amtsgericht. Verweerder heeft ter zitting op verzoek van de raad het door hem opgestelde verzoekschrift d.d. 4 maart 2010 getoond, waarin was vermeld “C, Advocaat”, terwijl hem voorts is voorgehouden dat in het Beschluss was vermeld “Rechtsanwälte C. Advocaten”. Verweerder heeft desgevraagd uitdrukkelijk verklaard dat hij beschikt over een vergunning op basis waarvan het hem is toegestaan om in Duitsland te adviseren over het Nederlandse recht en dat het hem in casu eveneens was toegestaan om klaagster te vertegenwoordigen in de procedure bij het Amtsgericht. Op de vraag van de voorzitter of verweerder na de beslissing van het Hof van Discipline iets heeft veranderd op zijn website of op zijn briefpapier kon verweerder geen antwoord geven.
2.7 Verweerder heeft bij de beantwoording van de vragen van de raad geen melding gemaakt van de hierboven in overweging 2.5 genoemde procedures en heeft aldus geen openheid van zaken gegeven, hetgeen de raad verweerder zwaar aanrekent.
2.8 De raad is van oordeel dat, mede gelet op de reeds eerder gegrond bevonden klachten die hebben geleid tot een viertal schorsingen in twee jaar tijd, thans niet kan worden volstaan met een lichtere maatregel dan die van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van drie maanden.
BESLISSING
De raad van discipline:
1. legt ter zake de bij beslissing d.d. 27 mei 2013 gegrond verklaarde klachtonderdelen 1, 2 3 en 5 op aan verweerder de maatregel van onvoorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van drie maanden
2. bepaalt dat de opgelegde schorsing ingaat op de veertiende dag nadat deze beslissing in kracht van gewijsde is gegaan, of, indien verweerder uit anderen hoofde is geschorst in de praktijkuitoefening of niet op het tableau staat ingeschreven, onmiddellijk aan het einde van laatstbedoelde schorsing dan wel direct vanaf de hernieuwde inschrijving op het tableau;
3. draagt de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Limburg op om de aan verweerder opgelegde maatregel binnen het arrondissement openbaar te maken op de aldaar gebruikelijke wijze.
Aldus gegeven door mr. G.J.E. Poerink, voorzitter, mrs. W.H.N.C. van Beek, Th. Kremers, A.A. Freriks, R.G.A.M. Theunissen, leden, bijgestaan door mr. Th.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 16 december 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 17 december 2013
per aangetekende brief verzonden aan:
- klaagster
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- verweerder
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
en, voor zover de klacht ongegrond is verklaard, tevens door:
- klaagster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl