Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

08-04-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2013:YA4182

Zaaknummer

12-248A

Inhoudsindicatie

Ongegronde klacht tegen advocaat wederpartij. Vast komen te staan dat namens klager uitstel is verzocht en niet door verweerder onder opgave van drogredenen. Voorbij gaan aan persoonlijk en vertrouwelijk karakter van e-mail klager niet klachtwaardig. Niet vast komen te staan dat verweerder een schikkingsvoorstel heeft toegezegd en vervolgens niet is nagekomen. Niet vast komen te staan dat sprake is van stemmingmakerij achter de rug van klager. Niet vast komen te staan dat getracht is deken op verkeerde been te zetten.

Uitspraak

Beslissing van 8 april 2013

in de zaak 12-248A

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

klager

tegen:

mr.

advocaat te Amsterdam

gemachtigde: mr.

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 21 augustus met kenmerk 1112-611, door de raad ontvangen op 23 augustus 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 6 februari 2013 in aanwezigheid van klager, verweerder en diens gemachtigde. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de in 1.1 bedoelde brief van de deken;

- de stukken genummerd 1 tot en met 11 in de bij die brief behorende inventarislijst.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klager is bestuurder van het in staat van faillissement verkerende beleggingsfonds P. B.V. Twee investeringsmaatschappijen, S. Ltd. en S. N.V., hebben financieringen aan klager verstrekt. Verweerder treedt op voor de twee hiervoor genoemde investeringsmaatschappijen in het kader van geschillen met P. B.V. over terugbetaling en de afwikkeling hiervan. In 2010 hebben partijen getracht hieromtrent een schikking te treffen, hetgeen niet is gelukt. Klager werd hierin bijgestaan door mr. H.

2.3 In oktober 2011 heeft klager S. Ltd. en S. N.V. tegen 30 januari 2012 in een zogenaamd 'incasso- kort geding' gedagvaard. Op dat moment was mr. A. de advocaat van klager. In januari 2012 heeft mr. A. zich als advocaat van klager onttrokken en nam mr. R. de belangenbehartiging over.

2.4 Mr. R. heeft zich bij brief aan de rechtbank van 27 januari 2012 gesteld voor klager en verzocht het kort geding pro forma aan te houden in verband met overleg tussen partijen. Verweerder heeft voorafgaand ingestemd met dit verzoek om uitstel. De rechtbank heeft de behandeling van het kort geding vervolgens verplaatst naar 18 april 2012.

2.5 Bij e-mail van 2 februari 2012 heeft verweerder een uitnodiging en agenda verzonden aan de diverse betrokken partijen voor een overleg op 9 februari 2012 op het kantoor van verweerder. Op de agenda stonden - onder meer - de volgende agendapunten: "Korte inventarisatie van alle lopende kwesties en geschillen", "Korte uitleg positie door curatoren (...)", "Korte uitleg positie door [S. Ltd. en S. N.V.] (...)","Korte uitleg positie doorbestuurders P. B.V.", "Verkenning van eventuele openingen en schikking", "Data pleidooien/kort geding - hoe verder?" en "Eventuele datum voor vervolgoverleg met het oog op interne afweging door partijen". Uitgenodigd voor de bespreking waren klager en diens advocaat, verweerder, curatoren en vertegenwoordigers van S. Ltd. en S. N.V. met hun advocaten. Tijdens het overleg werd klager bijgestaan door mr. Ro. en stond mr. R. een andere betrokkene bij.

2.6 Op 19 maart 2012 heeft klager verweerder een e-mail verzonden met als onderwerp: "Strikt persoonlijk en vertrouwelijk". Hierin heeft hij verweerder - onder meer - medegedeeld dat hij bereid was "confidentieel en nu eerst zonder vooroverleg met curatoren het oplossingsgericht overleg voort te zetten". Verweerder heeft hierop klager diezelfde dag per e-mail laten weten: "Cliënten, noch ik zijn gepositioneerd om kwesties met u buiten het zicht van curatoren te behandelen. Ik heb bovendien aangegeven dat advocaten dienen te werken aan een eventuele regeling. Uw rechtstreekse communicatie past daarin niet. Om die reden kopieer ik de relevante betrokkenen op mijn onderhavige antwoord aan u. (...)". Verweerder heeft zijn antwoord niet alleen aan klager verzonden, maar ook aan de curatoren van P. B.V. en andere bij de zaak betrokkenen.

2.7 Bij brief van 12 april 2012 heeft mr. R. de rechtbank bericht dat hij zich onttrekt aan de kort geding procedure als advocaat van klager. In een fax van eveneens 12 april 2012 heeft klager verweerder medegedeeld dat hij een aanvraag voor gefinancierde rechtsbijstand heeft ingediend bij de Raad voor Rechtsbijstand en dat - zodra de toevoeging is verleend - mr. H. hem bij zal staan in de zaak tegen de cliënten van verweerder. Reden waarom klager verweerder verzoekt akkoord te gaan met een uitstel voor de duur van minimaal twee maanden in de kort geding procedure.

2.8 Op 17 april 2012 heeft mr. H., naar aanleiding van een - bij de raad verder onbekende - fax van mr. A. van eveneens 17 april 2012, de voorzieningenrechter medegedeeld dat hij niet als advocaat van klager optreedt.

2.9 Op 18 april 2012 heeft klager de kort geding procedure per fax ingetrokken.

2.10 Bij brief met bijlagen van 19 maart 2012 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) onder opgave van drogredenen uitstel heeft gevraagd van een kort gedingzitting;

b) zijn toezegging aan klager om met een voorstel te komen niet is nagekomen;

c) voorbij is gegaan aan het persoonlijke en vertrouwelijke karakter van een e-mail van klager aan verweerder;

d) achter de rug van klager stemming jegens klager creëert hetgeen klager ongepast acht;

e) onnodig kwetsend jegens klager handelt;

f) de deken volledig op het verkeerde been tracht te zetten.

4 BEOORDELING

Ad klachtonderdeel c) en e)

4.1 Bij de beoordeling van klachtonderdeel c) stelt de raad voorop dat een advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem (al dan niet in overleg met zijn cliënt) goeddunkt. Het tuchtrecht dient er niet toe om deze vrijheid van de advocaat te beknotten. Deze vrijheid brengt evenwel niet mee dat de advocaat de belangen van de wederpartij van zijn cliënt nodeloos en op ontoelaatbare wijze mag schaden. Klager verwijt verweerder dat hij voorbij is gegaan aan het persoonlijke en vertrouwelijke van zijn e-mail door deze e-mail en zijn antwoord aan klager hierop tevens te verzenden aan andere belanghebbenden, waaronder de curatoren van het in staat van faillissement verkerende beleggingsfonds P. B.V. Verweerder heeft zulks gemotiveerd weersproken en heeft gesteld dat het doorsturen van deze e-mail aan genoemde betrokkenen hem vrij stond, nu hij met klager geen rechtsverhouding had op basis waarvan hij jegens klager een geheimhoudingsplicht in acht zou moeten nemen.

4.2 De raad stelt voorop dat de handelswijze van verweerder minder gelukkig is en dat het onder de gegeven omstandigheden wellicht beter was geweest klager te antwoorden zonder dit antwoord ook aan andere betrokkenen te sturen. De vraag die voorligt is echter niet of verweerder verstandig heeft gehandeld, maar of hij klachtwaardig heeft gehandeld. De raad oordeelt dat verweerder, mede gelet op de context waarin verweerder de bewuste e-mail heeft geschreven en verzonden, de grenzen van het tuchtrechtelijk toelaatbare niet heeft overschreden noch dat hij de belangen van klager nodeloos en op ontoelaatbare wijze heeft geschaad. Het klachtonderdeel is mitsdien ongegrond.

4.3 Met betrekking tot klachtonderdeel e) overweegt de raad dat de uitlatingen van de advocaat van de wederpartij in een juridisch conflict als onaangenaam kunnen worden ervaren. Dat brengt op zichzelf nog niet mee dat die advocaat de grens heeft overschreden van hetgeen hem als advocaat tegenover de wederpartij van zijn cliënt vrijstond.

4.4 Op basis van de stukken uit het dossier en het verhandelde te zitting is de raad niet gebleken dat verweerder de grenzen van het tuchtrechtelijke in zijn e-mail van 19 maart 2012 heeft overschreden. De raad acht het klachtonderdeel ongegrond.

Ad klachtonderdelen a), b), d) en f)

4.5 Ten aanzien van de klachtonderdelen a), b), d) en f) is niet vast komen te staan dat verweerder zich daaraan schuldig heeft gemaakt. De raad is van oordeel dat de verwijten geen steun vinden in de feiten en omstandigheden zoals die in het klachtdossier naar voren komen. Verweerder heeft aangevoerd dat namens klager uitstel aan de rechtbank is gevraagd en niet door verweerder, zoals klager beweert. De stellingname van verweerder wordt bevestigd door de brief van 27 januari 2012 van mr. R., destijds advocaat van klager, aan de rechtbank waarin hij namens klager uitstel verzoekt. Verweerder betwist dat hij klager heeft toegezegd hem na de bespreking van 9 februari 2012 een schikkingsvoorstel te doen toekomen. De raad kan op basis van de stukken van het dossier en het verhandelde ter zitting niet vaststellen dat verweerder deze toezegging heeft gedaan. Hetzelfde geldt voor de vermeende stemmingmakerij achter de rug van klager om door verweerder en het op het verkeerde been trachten te zetten van de deken. Daarmee ontvalt de grondslag aan de klachtonderdelen a), b), d) en f). De verwijten zijn door klager niet aannemelijk gemaakt. De raad is mitsdien van oordeel dat de klachtonderdelen a), b), d) en f) eveneens ongegrond zijn.

 

BESLISSING

De raad van discipline verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. Th. S. Röell, voorzitter, mrs. A.S. Kamphuis, A. van Marwijk Kooy, H.B. de Regt en B.J. Sol, leden, bijgestaan door mr. E.F.E. Hoekstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 8 april 2013.

griffier voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 8 april 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl