Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

18-11-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2013:110

Zaaknummer

L 48-2013

Inhoudsindicatie

Klager verwijt verweerder hem niet goed te hebben voorgelicht over de inhoud van een gewezen vonnis. Verweerder heeft klager tweemaal schriftelijk bevestigd op welke wijze aan het vonnis zou kunnen worden voldaan.

Inhoudsindicatie

Klacht ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 18 november 2013

in de zaak L 48 - 2013

naar aanleiding van de klacht van:

 

A

 

 

       

klager

 

tegen:

B

 

 

                                        verweerder

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 7 februari 2013 met kenmerk D, door de raad ontvangen op 8 februari 2013, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement L de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van   23 september 2013 in aanwezigheid van klager, zijn echtgenote, de gemachtigde van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van de brief van de deken van 7 februari 2013 met bijlagen. Voorts heeft de raad kennis genomen van de nagekomen fax van de gemachtigde van klager van 26 juni 2013.

 

2          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1     Verweerder heeft klager bijgestaan in een procedure voor de rechtbank  tegen de buurman van klager. Het geschil betrof een burengeschil met betrekking tot de hoogte van de door klager geplaatste schutting. Bij vonnis van 25 augustus 2010 is klager veroordeeld om de schutting binnen 30 dagen na betekening van dat vonnis af te breken en afgebroken te houden, voor zover deze hoger is dan 1.80 meter, zulks op straffe van een dwangsom van € 200,00 per dag of gedeelte daarvan dat klager daarmee in gebreke blijft, met een maximum van € 20.000,00. Klager is daarnaast in de kosten van de procedure veroordeeld.

2.2     Bij brief van 26 augustus 2010 heeft verweerder het vonnis aan klager toegezonden. In die brief wordt door verweerder het volgende gemeld:

“Ik moge verwijzen naar punt 4 van het vonnis, waarin de rechtbank u heeft veroordeeld om de litigieuze schutting binnen 30 dagen na betekening van het vonnis – hetgeen nog dient te gebeuren door de wederpartij – af te breken en afgebroken te houden, voor zover deze hoger is dan 1.80 meter, zulks op straffe van een dwangsom van € 200,00 per dag of gedeelte daarvan, met een maximum van € 20.000,00.

          Vorenstaande betekent concreet dat u de ter plaatse aanwezige schutting van 2.80 meter hoogte terug dient te brengen naar 1.80 meter, gemeten vanaf uw eigen perceel.

Tegen voornoemd vonnis kan binnen drie maanden, derhalve uiterlijk op 24 november a.s. hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te H. (…)

          Ik heb het vonnis bestudeerd en kom tot de conclusie dat het instellen van het rechtsmiddel hoger beroep geen redelijke kans van slagen heeft en derhalve acht ik dit ook niet zinvol, hetgeen betekent dat u binnen de in het vonnis beschreven termijn van 30 dagen na betekening door de wederpartij c.q. een deurwaarder aan u van het vonnis, gehouden bent daaraan uitvoering te geven, met andere woorden de ter plaatse aanwezige schutting terug te brengen tot een hoogte van 1,80 meter.”  

         

2.3     Op 20 september 2010 heeft verweerder vervolgens aan klager een e-mail gestuurd waarin het volgende wordt vermeld:

“Zoals wij op 17 september jl. hebben afgesproken, dient u binnen de gestelde termijn, te weten uiterlijk vóór 23 september 2010, de schutting uwerzijds die grenst aan het perceel van de familie X, te laten zakken, zodat de schutting, gemeten van uw perceel, 1.80 meter bedraagt. Indien en voor zover de wederpartij het met die oplossing niet eens mocht zijn, dan vernemen wij dat nog wel en ligt het op de weg van de wederpartij om hoger beroep in te stellen. Indien u de schutting laat zakken tot het voornoemde peil van 1.80 meter gemeten vanaf het maaiveld van uw perceel, voldoet u immers aan het vonnis van de rechtbank M, waarbij zij aangetekend dat het vonnis nogal onduidelijk is over de wijze waarop de hoogte van de schutting aangepast zou moeten worden. Tevens is onduidelijk over welke lengte die schutting moet worden verlaagd.”

2.4     Klager heeft geen hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank M van 25 augustus 2010 ingesteld. Klager heeft niet, althans niet correct, aan de veroordeling in het vonnis van 25 augustus 2010 van de rechtbank voldaan. In een kort gedingvonnis van 28 juni 2011 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank geoordeeld dat klager niet binnen de daartoe gestelde termijn de prestatie heeft verricht waartoe hij in het vonnis van 25 augustus 2010 is veroordeeld. De schutting is door klager onvoldoende verlaagd. Daarenboven stelde de voorzieningen­rechter vast dat klager heeft erkend pas op 11 februari 2011 de 5 tussenpalen alsook het 1 meter brede deel van de schutting vanaf de volière aan de kant van de tegenpartij van klager te hebben verlaagd. De voorzieningenrechter stelt derhalve vast dat door klager dwangsommen zijn verbeurd.

2.5     Bij brief van 4 augustus 2011 stelt de gemachtigde van klager dat door verweerder een beroepsfout zou zijn gemaakt door klager niet juist voor te lichten over het vonnis van de rechtbank M van 25 augustus 2010 en het risico van de dwangsom die aan de veroordeling was verbonden.  Klager heeft zich  bij brief van 12 september 2012 tot de deken gewend.

 

3          klacht

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerder klager niet goed heeft voorgelicht althans gewaarschuwd terzake de inhoud van een vonnis, waardoor klager begreep dat de wederpartij in hoger beroep zou moeten gaan. Deze mededeling bleek niet juist te zijn, met als gevolg dat klager een dwangsom moest betalen.

 

4          VERWEER

          Verweerder stelt zich op het standpunt dat door hem niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is gehandeld en dat ook overigens geen beroepsfout door hem is gemaakt. Verweerder verwijst naar zijn brief aan klager van 26 augustus 2010, waarin duidelijk wordt vermeld dat klager de ter plaatse aanwezige schutting van 2.80 meter hoogte terug dient te brengen naar 1.80 meter, gemeten vanaf zijn eigen perceel. In die brief wordt klager nadrukkelijk gewezen op het risico van de dwangsom van € 200,00 per dag. Verweerder stelt daarnaast dat hij in zijn e-mail van 20 september 2010 ook duidelijk  heeft aangegeven dat klager tijdig aan het vonnis van 25 augustus 2010 moest voldoen. Zowel het vonnis als de e-mail van 20 september 2010 laten volgens verweerder aan duidelijkheid niets te wensen over. Verweerder is dan ook van mening op generlei wijze klachtwaardig en/of verwijtbaar te hebben gehandeld jegens klager.

 

5          BEOORDELING

5.1     Verweerder heeft in de brief van 26 augustus 2010 duidelijk aangegeven dat klager zijn schutting dient te verlagen naar 1.80 m vanaf zijn eigen perceel.

          Ook het vonnis van de rechtbank M is op dit punt, zowel in het dictum als in de overwegingen, duidelijk. De schutting van klager dient met 1 meter te worden verlaagd naar maximaal 1.80 m, gemeten vanaf het maaiveld. In de e-mail van 20 september 2010 geeft verweerder nogmaals aan dat klager de schutting moet verlagen en voorts dat, als de wederpartij het daarmee niet eens is, de wederpartij maar in hoger beroep moet gaan.

5.2     De raad constateert, gelet op het voorgaande, dat verweerder twee keer nadrukkelijk schriftelijk heeft bevestigd aan klager dat de schutting moet worden verlaagd naar 1.80 m gemeten vanaf zijn eigen perceel. Verweerder heeft daarmee geen onduidelijkheid over het vonnis laten bestaan. Als voor klager niet duidelijk was geweest wat verweerder bedoelde met het maaiveld of met de opmerking “gemeten vanaf uw eigen perceel”, dan had het op de weg van klager gelegen om verweerder om uitleg te vragen. De klacht is derhalve ongegrond.

                       

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht ongegrond.

 

 

Aldus gewezen door W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter, mrs. H.C.M. Schaeken, M.B.Ph. Geeraedts, L.J.G. de Haas, A. Groenewoud, leden, bijgestaan door mr. C.M. van den Reek, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 18 november 2013.         

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                  

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 19 november 2013

 

per aangetekende brief verzonden aan:                   

-        klager

-        verweerder

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement L

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

                  Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door :

-        verweerder

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

en voor zover de klacht ongegrond is verklaard tevens door:

-         klager

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement L

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.      Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl.

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl