Rechtspraak
Uitspraakdatum
23-08-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2013:4
Zaaknummer
77/12
Inhoudsindicatie
Het feit dat een advocaat redelijk positief is over de kans op succes voor zijn clënt in een procedure betekent niet dat, als de rechter de cliënt niet in het gelijk stelt, daarmee de kwaliteit van het werk beneden de maat is geweest. Klacht ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 23 augustus 2013
in de zaak 77/12
naar aanleiding van de klacht van:
mevrouw [ ]
klaagster
tegen:
mr. [ ]
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 24 april 2012 met kenmerk 1112/28, door de raad ontvangen op
25 april 2012, heeft de deken van de orde van advocaten in het voormalige arrondissement Z.de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 24 mei 2013 in aanwezigheid van klaagster en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van:
- het van de deken ontvangen dossier;
1.4 Zaken die op 31 december 2012 aanhangig waren bij de raden van discipline in de ressorten Arnhem en Leeuwarden zijn op grond van de inwerkingtreding op 1 januari 2013 van de Wet Herziening Gerechtelijke Kaart voor de verdere behandeling overgedragen aan de raad van discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden. Deze zaak wordt daarom verder beslist door de raad van discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Klaagster is buiten gemeenschap van goederen getrouwd geweest met de heer B. Op 2 december 2005 hebben klaagster en B. ten gunste van de ABN Amro Bank in het kader van de financiering van de toenmalige echtelijke woning een hypotheek verleend voor een geldlening van in hoofdsom € 272.000,00. In de hypotheekakte is bepaald dat deze hypotheek onder meer is gegeven tot zekerheid voor de voldoening van al hetgeen klaagster en B. aan de ABN Amro Bank nu of op enig tijdstip mochten blijken verschuldigd te zijn uit welke hoofde ook.
2.3 Na de vestiging van deze hypotheek is door B. een aantal kredietovereenkomsten gesloten buiten medeweten, laat staan instemming, van klaagster. B. heeft daartoe valse - handtekeningen geplaatst op de overeenkomsten. In 2010 zijn klaagster en B. gescheiden. De echtelijke woning is verkocht voor € 550.000,00. De ABN Amro Bank was echter slechts bereid afstand te doen van haar hypotheekrecht na ontvangst van een bedrag gelijk aan de hoofdsom vermeerderd met het bedrag dat B. op grond van verstrekte en openstaande kredieten, met rente en kosten, verschuldigd was. Klaagster heeft vervolgens aangifte gedaan wegens vervalsing van haar handtekening tegen B.
2.4 In juni 2010 heeft klaagster zich tot verweerder gewend met het verzoek om te bezien of de ABN Amro Bank met succes in rechte kan worden betrokken. Verweerder trad op voor klaagster op betalende basis. De afspraak hieromtrent heeft verweerder bevestigd in een e-mailbericht aan klaagster d.d. 17 juni 2010. De ABN Amro Bank is door klaagster gedagvaard. Op 11 januari 2011 heeft de comparitie van partijen plaatsgevonden, waarbij de rechter heeft laten weten hoe hij over de zaak dacht. Op 23 februari 2011 heeft de rechtbank de vordering van klaagster afgewezen en klaagster veroordeeld in de kosten van het geding tegen de ABN Amro Bank.
2.5 Verweerder heeft klaagster in overweging gegeven om in hoger beroep te gaan. Hij zag goede mogelijkheden.
2.6 Klaagster heeft een andere advocaat, mr. D., gevraagd om een second opinion. Deze gaf aan dat de kans van slagen hooguit 50% was. Klaagster besloot niet in hoger beroep te gaan.
3 KLACHT
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
a) verweerder klaagster niet juist, dat wil zeggen veel te rooskleurig heeft geadviseerd over de mogelijkheid de ABN Amro Bank met succes in rechte te betrekken. Ten gevolge daarvan is een procedure aangespannen die haar veel geld en energie heeft gekost.
Als klaagster had geweten dat de kansen zo klein waren, dan was zij niet gaan procederen tegen de ABN Amro Bank. Ook een juriste van Bureau Slachtofferhulp heeft klaagster te kennen gegeven in een gesprek in oktober 2010 dat een procedure tegen de ABN Amro Bank weinig kans van slagen had. De Officier van Justitie, die de aangifte wegens de valse handtekening behandelde, heeft klaagster eveneens laten weten weinig heil te zien in een procedure.
b) verweerder onnodig veel tijd heeft gespendeerd aan de zaak, ten gevolge waarvan de kosten van rechtsbijstand hoog zijn opgelopen.
c) verweerder niet op toevoegingsbasis heeft gewerkt. Hij hield klaagster voor dat zij grote kans zou maken om de zaak te winnen en dan een grote som geld zou ontvangen, waardoor de toevoeging toch ingetrokken zou worden.
d) verweerder niet deskundig heeft gehandeld, daar hij alleen al na het lezen van de hypotheekakte, had kunnen concluderen dat de ABN Amro Bank correct heeft gehandeld.
4 VERWEER
Ad klachtonderdeel a)
4.1 Verweerder voert aan dat hij nimmer een garantie heeft gegeven dat klaagster de zaak zou winnen. Hij is en blijft van mening dat het een bepleitbare zaak was en dat hij goede gronden had om haar te adviseren zoals hij heeft gedaan. Het slagingspercentage van 60% heeft hij slechts genoemd als uitgangspunt voor een schikking.
Ad klachtonderdeel b)
4.2 De zaak was veel complexer dan klaagster aangeeft. Verweerder heeft veel onderzoek moeten doen en veel stukken door moeten nemen op grond waarvan de strategie kon worden bepaald. Kortom, de behandeling van de zaak vergde veel tijd.
Ad klachtonderdeel c)
4.3 Zoals in het bevestigingsbericht d.d. 17 juni 2010 staat vermeld, is met klaagster de afspraak gemaakt dat verweerder de zaak niet op basis van een toevoeging zou behandelen, maar op betalende basis. Dat klaagster een grote som geld kon verwachten, zodat een eventuele toevoeging alsnog zou worden ingetrokken, heeft verweerder niet gezegd.
Ad klachtonderdeel d)
4.4 Verweerder meent dat hij ter zake kundig is en de zaak met de nodige deskundigheid heeft behandeld. Verweerder ontkent dat hij een inschattingsfout heeft gemaakt. Als dat al het geval zou zijn, dan is dat op zichzelf genomen nog niet klachtwaardig. De second opinion is weliswaar negatiever dan de mening van verweerder, maar komt niet tot een wezenlijk ander oordeel dan ‘meer dan 50%’ kans.
5 BEOORDELING
Ad klachtonderdeel a)
5.1 Niet is komen vast te staan dat verweerder klaagster veel te rooskleurig heeft geadviseerd. Van tuchtrechtelijke verwijtbaarheid is slechts sprake als het advies zodanig rooskleurig is, dat het als onjuist kan worden betiteld. Verweerder was weliswaar redelijk positief over de kans op succes, maar niet gebleken is dat zijn procesadvies zondermeer onjuist was. Verweerder geeft in zijn e-mail van 28 juni 2010 aan dat de zaak “bepleitbaar” is, maar meldt tevens dat hij zeker geen garanties kan geven. Het feit dat de rechter klaagster niet in het gelijk heeft gesteld in de procedure betekent niet dat verweerders procesadvies onjuist was. Terzijde merkt de raad op dat het aanbeveling verdient om een cliënt uitvoeriger te adviseren dan verweerder in zijn e-mail van 28 juni 2010 heeft gedaan met betrekking tot het verloop van de procedure en dat het raadzaam is de positieve en negatieve kanten daarvan uitvoeriger te belichten, zodat de cliënt in samenspraak met de advocaat, een weloverwogen keuze kan maken om al dan niet een procedure te starten. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Ad klachtonderdeel b)
5.2 Het verweer van verweerder dat hij veel tijd aan de zaak heeft gespendeerd in verband met de vele stukken en de complexiteit van de zaak, hetgeen door klaagster niet is ontkend, is niet onaannemelijk. Het voorbereiden en het voeren van een procedure is bewerkelijk en brengt kosten met zich mee. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.
Ad klachtonderdeel c)
5.3 Uit de stukken is voldoende gebleken dat verweerder met klaagster schriftelijk de afspraak heeft gemaakt dat verweerder de zaak niet op toevoegingsbasis zou behandelen maar op betalende basis. Zulks blijkt uit het bevestigingsbericht van 17 juni 2010. Klaagster heeft geen stukken overgelegd waaruit anderszins blijkt, zodat dit klachtonderdeel ongegrond is.
Ad klachtonderdeel d)
5.4 Niet gesteld kan worden dat uit de hypotheekakte zondermeer blijkt dat een procedure tegen de ABN Amro Bank kansloos was en dat deze bank correct had gehandeld. Het is immers niet ondenkbaar dat er gronden zijn om de bank aansprakelijk te houden voor haar handelwijze jegens een cliënt. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.
BESLISSING
De raad van discipline:
oordeelt de klacht in al haar onderdelen ongegrond.
Aldus gewezen door mr. F.P. Dresselhuys-Doeleman, voorzitter, mrs. E. van Asselt-Pronk, M.E. Derix, N.H.M. Poort, mr. P.H.F.Yspeert, leden, bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 23 augustus 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op augustus 2013 per aangetekende brief verzonden aan:
- klaagster
- verweerder
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- klaagster
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl