Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

16-09-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2013:94

Zaaknummer

13-078A

Inhoudsindicatie

"Klacht tegen eigen advocaat wegens het te laat instellen van hoger beroep en het zekerheidshalve instellen van hoger beroep zonder voorafgaande toestemming van klager. Klacht is ongegrond."

Uitspraak

Beslissing van 16 september 2013

in de zaak 13-078A

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

klager

tegen:

mr.

advocaat te Amsterdam     

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 19 maart 2013 met kenmerk 1112-735, door de raad ontvangen op 21 maart 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 15 juli 2013 in aanwezigheid van verweerder, bijgestaan door mr. M.. Klager is niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- De in § 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad, alsmede de stukken 1 tot en met 20 met bijlagen zoals vermeld in de bij de brief genoemde inventarislijst.

 

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Verweerder heeft klager vanaf 5 augustus 2011 bijgestaan in een strafzaak die verweerder tijdens zijn piketdienst ontving. Op verzoek van klager heeft verweerder op 12 september 2011 hoger beroep ingesteld tegen een verstekvonnis in een andere strafzaak tegen klager, die verweerder tot die tijd niet voor klager behandelde. Op 14 september 2011 vernam verweerder dat het hoger beroep te laat was ingesteld. 

2.3 In de strafzaak die verweerder vanaf 5 augustus 2011 behandelde, werd klager bij vonnis van 24 november 2011 veroordeeld tot acht maanden celstraf. Het Openbaar Ministerie is tegen dit vonnis in hoger beroep gegaan. Omdat verweerder klager voor het verstrijken van de appeltermijn niet kon bereiken en klager richting verweerder de wens had uitgesproken om met het Openbaar Ministerie een deal te sluiten, heeft verweerder zekerheidshalve hoger beroep ingesteld. 

2.4 Bij brief van 22 april 2012 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) hij in een strafzaak te laat hoger beroep heeft ingesteld tegen een verstekvonnis dat aan klager in de penitentiaire inrichting op 19 augustus 2012 was uitgereikt;

b) hij in een andere strafzaak zonder toestemming van klager hoger beroep heeft ingesteld;

c) het verzoek van klager tot onmiddellijke vrijlating, als gevolg van het feit dat verweerder te laat hoger beroep had ingesteld, is afgewezen.

4 VERWEER

4.1 Verweerder stelt dat hij klager niet bijstond in de zaak waarin het verstekvonnis is gewezen. Toen klager hem op 12 september 2011 verzocht om hoger beroep in te stellen tegen dit vonnis, heeft verweerder dit direct gedaan, waarop hij op 14 september 2011 vernam dat het hoger  beroep te laat was ingediend.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel b stelt  verweerder dat hij zekerheidshalve hoger beroep heeft ingesteld omdat hij klager voor het verstrijken van de appeltermijn niet kon bereiken en met klager had besproken dat hoger beroep zou worden ingesteld om te trachten een deal met het Openbaar Ministerie te sluiten.

4.3 De overdracht van het dossier aan de nieuwe advocaat van klager heeft enige tijd gekost. De zaak was op dat moment echter al onherroepelijk afgerond, zodat niet in strijd met de belangen van klager is gehandeld. 

 

5 BEOORDELING

Ad klachtonderdelen a en c

5.1 Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de raad dat niet is gebleken dat verweerder klager bijstond in de procedure waarin het verstekvonnis is gewezen. Ook is niet komen vast te staan dat klager verweerder voor het verstrijken van de appeltermijn heeft verzocht om hoger beroep in te stellen tegen het verstekvonnis. Verweerder heeft direct na het verzoek van klager daartoe hoger beroep ingesteld tegen het verstekvonnis, op welk moment de appeltermijn reeds verstreken bleek te zijn. In dit licht is het niet aan verweerder te wijten dat het hoger beroep van klager te laat is ingediend. Klachtonderdeel a is om die reden ongegrond.

5.2 Ten aanzien van klachtonderdeel c overweegt de raad in de eerste plaats dat niet is gebleken dat het verzoek van klager tot onmiddellijke invrijheidstelling is afgewezen omdat te laat hoger beroep is ingesteld. Nu het bovendien niet aan verweerder is te wijten dat te laat hoger beroep is ingesteld, kan dit klachtonderdeel eveneens niet slagen. Klachtonderdeel c is om die reden ook ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

5.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de raad dat verweerder terecht zekerheidshalve hoger beroep heeft ingesteld om daarmee de appeltermijn veilig te stellen, terwijl hij klager niet kon bereiken. Verweerder heeft daarmee niet klachtwaardig gehandeld. Sterker, de raad meent dat verweer met zijn optreden heeft gehandeld zoals het een behoorlijk advocaat betaamt.

BESLISSING

De raad van discipline:

Verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. mr. H. Brouwer, voorzitter, mrs. L.D.H. Hamer, H.C.M.J. Karskens, B.J. Sol en S. Wieberdink, leden, bijgestaan door mr. A.C. Beijering-Beck als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 16 september 2013.

griffier voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 16 september 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Amsterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl