Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

06-12-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2013:173

Zaaknummer

13-277

Inhoudsindicatie

De advocaat van de tegenpartij heeft zich volgens klager onnodig grievend uitgelaten over hem. De klacht is kennelijk ongegrond. Verweerder heeft de grenzen van het toelaatbare niet overschreden.

Uitspraak

Beslissing van 6 december 2013

in de zaak 13-277

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

advocaat te [X]

De voorzitter van de raad van discipline heeft kennisgenomen van de brief van de

deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland van 11 november 2013 met kenmerk K 13/52, door de raad ontvangen op 13 november 2013, en van de daarbij gevoegde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Klager is bestuurder van een B.V. Deze B.V. heeft de aandelen van een B.V gekocht, die zich bezig houdt met accountancy. De B.V. van klager heeft de verkoper van de B.V. gedagvaard tot het nakomen van de verplichtingen uit hoofde van de gesloten overeenkomst. In de gerechtelijke procedure die daarop is gevolgd, is verweerder als advocaat van de verkoper van de B.V. opgetreden.

1.3 Verweerder heeft in de door hem opgestelde conclusie van antwoord onder meer het volgende gesteld:

“De ondernemingsactiviteiten van de B.V.’s van eiser bestaan uit het drijven van een advieskantoor dat zich richt op het MKB en voorziet in een volledige bedrijfsondersteuning. Gedaagde verwijst naar de website van de B.V.’s van eiser. Bij zijn B.V.’s zijn diverse bedrijfskundig adviseurs werkzaam, diverse juristen, controllers etc. Zijn B.V.’s worden geleid door eiser als DGA. Eiser is 37 jaar oud en op 1 januari 2010 aangetreden als directeur. Voor die tijd dreef eiser een incassobureau dat in 2005 onder meer bekend werd door een uitzending van Peter R. de Vries in verband met de dubieuze incasso-activiteiten, waaronder het inschakelen van uitbaters van een in Arnhem bekende discotheek om betaling van vorderingen te bewerkstelligen. Tot circa 2005 was eiser hovenier.

Voor een goed begrip van deze zaak is het van belang te weten dat eiser niet bepaald lijdt aan enige zelfonderschatting, terwijl in die lijn zelfbespiegeling niet de sterkste eigenschap van eiser is.

Wat betreft de stelling dat gedaagde zou hebben gesteld dat eiser een oplichter is, het volgende. Als productie 12 legt gedaagde zijn verklaring over van de situatie die zich heeft voorgedaan. Waar het op neerkomt is dat de eigenaar van een café heeft aangegeven even te hebben gegoogled op eiser. De eigenaar van dit café is gestuit op mededelingen op het internet waaruit volgt dat eiser en zijn voormalig dubieuze incassokantoor een deel van de uitzending van Peter R. de Vries hebben gevuld. Volledigheidshalve benadrukt gedaagde dat hij pas naar aanleiding van die informatie heeft vernomen van het verleden van eiser. Gedaagde was daarvan op een eerder moment niet op de hoogte.”

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet en hij zich niet heeft gedragen zoals een goed advocaat betaamt doordat hij zich in een processtuk onnodig grievend heeft uitgelaten over klager en zodoende in strijd heeft gehandeld met het bepaalde in gedragsregel 31.

Ter toelichting op zijn klacht heeft klager het volgende aangevoerd:

2.2 Met hetgeen verweerder in de geciteerde passages heeft aangevoerd was geen redelijk doel gediend. Het gestelde had slechts tot doel klager in een kwaad daglicht te stellen.

2.3 Verweerder had hetgeen zijn cliënt hem heeft meegedeeld niet zonder nader onderzoek in de conclusie van antwoord mogen vermelden, temeer omdat klager wordt beticht van het runnen van een criminele organisatie met als hoofdactiviteit het op onoorbare wijze innen van incassogelden met behulp van uitbaters.

2.4 Klager is zelf fysiek aangevallen door bedoelde uitbaters. Dat hij thans wordt beticht van samenwerking met deze uitbaters raakt hem ten zeerste.

2.5 Op de informatie van internet die verweerder van zijn cliënt had gekregen, had hij niet af mogen gaan. Internet staat bol van leugens en onwaarheden. Dit behoort een advocaat bekend te zijn.

2.6 Klager is door de uitlatingen aangetast in zijn eer en goede naam.

3 VERWEER

3.1 Klager heeft een accountantskantoor gekocht. Nadien heeft hij op verschillende manieren getracht onder betaling uit te komen. In diverse gesprekken, die verweerder met klager heeft gevoerd, heeft klager hem meegedeeld dat hij al het geld dat hij voor het accountantskantoor heeft betaald zal terughalen. De toonzetting van klager was zodanig dat hij, hetgeen klager hem heeft meegedeeld, als verbale dreigementen heeft ervaren.

3.2 In de stukken die van de zijde van klager zijn overgelegd in de gerechtelijke procedure wordt zijn cliënt afgeschilderd als een prutser, een misleider en een oplichter, terwijl klager zelf de onwetende ondernemer zou zijn die nietsvermoedend een verliesgevend accountantskantoor heeft overgenomen. Hetgeen klager over zijn cliënt heeft gesteld doet bepaald niet onder voor hetgeen hij over klager heeft gesteld.

3.3 Een door zijn cliënt aan klager overgedragen klant heeft klager als een oplichter aangeduid. Op meerdere plaatsen op internet staat dat klager op een voor hem negatieve wijze is geconfronteerd met Peter R. de Vries met zaken die volgens laatstgenoemde niet door de beugel kunnen. Hij heeft geconstateerd dat dit inderdaad op internet staat vermeld en dat heeft hij de rechtbank voorgehouden.

3.4 Hij heeft zich bij zijn uitlatingen slechts gebaseerd op feiten. Het kan zijn dat er onjuistheden op internet staan, maar de feiten die hij onder ogen heeft gekregen gaven hem geen reden om te twijfelen aan de juistheid van hetgeen hij heeft aangevoerd, mede omdat hij zichzelf een beeld van klager heeft kunnen vormen.

3.5 Met zijn uitlatingen heeft hij de belangen van zijn cliënt gediend.

4 BEOORDELING

4.1 Op de klacht kan, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, door de voorzitter worden beslist.

4.2 De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerder als advocaat van klagers tegenpartij. Voorop staat dat ook naar vaste rechtspraak van het hof van discipline bij de beoordeling van een klacht over het optreden van een advocaat van de tegenpartij van de klager ervan moet worden uitgegaan, dat die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze, die hem - in overleg met zijn cliënt - passend voor komt. De wederpartij zal zich slechts in uitzonderlijke gevallen over de wijze van belangenbehartiging kunnen beklagen. Voor de tuchtrechter staat daarbij de wijze waarop de advocaat de zaak behandelt slechts ter beoordeling voor zover de advocaat zich bij die behandeling jegens de wederpartij heeft schuldig gemaakt aan enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. Zulks is de voorzitter niet gebleken.

4.3 Dat verweerder gesteld heeft dat klager zich schuldig heeft gemaakt aan het runnen van een criminele organisatie blijkt niet uit de citaten van klager uit de conclusie van antwoord en is de voorzitter ook overigens niet gebleken zodat de voorzitter daaraan voorbij gaat.

4.4 Wel heeft verweerder in de conclusie van antwoord namens gedaagde gesteld dat klager in het verleden eigenaar is geweest van een incassobureau dat in 2005 onder meer bekend werd door een uitzending van Peter R. de Vries in verband met dubieuze incasso-activiteiten. Aldus heeft verweerder niet de grenzen van het toelaatbare overschreden. Het moge zo zijn dat klager het gestelde als grievend heeft ervaren maar dat betekent nog niet dat het objectief bezien als onnodig grievend moet worden aangemerkt. Bij zijn oordeel heeft de voorzitter betrokken dat één en ander is gebezigd in het kader van een zakelijk geschil en het in voldoende mate relevant was voor de beoordeling van het geschil dat klager en de cliënt van verweerder verdeeld hield of houdt betreffende de verkoop van de B.V. en dat klager zelf ook in heftige bewoordingen verwijten aan het adres van de cliënt van verweerder heeft gemaakt.

4.5 Het hiervoor gaande brengt met zich mee dat de klacht van klager tegen verweerder kennelijk ongegrond is.

BESLISSING

De klacht van klager tegen verweerder is kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, met bijstand van mr. A. Huber als griffier op 6 december 2013.

griffier  voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 6 december 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

en per gewone post aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten