Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

24-05-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2013:YA4320

Zaaknummer

13-107

Inhoudsindicatie

Cliënte, verwikkeld in een arbeidsgeschil had samen met 3 collega’s informatief gesprek aangevraagd bij advocaat. Aan het eind van het gesprek, waarin een aantal inhoudelijke zaken aan de orde waren geweest, zijn de financiële consequenties van de rechtsbijstand van de advocaat besproken. Een dag later belt de cliënte dat zij en haar collega’s niet in zee gaan met de advocaat. De advocaat stuurt rekening waarin zij 1 uur in rekening brengt. De cliënte klaagt erover dat de advocaat niet vooraf had gemeld dat er kosten zouden zijn verbonden aan het gesprek. Voorzitter wijst klacht als kennelijk ongegrond af.  ClIënte mocht er niet zomaar vanuit gaan dat gesprek gratis zou zijn.

Uitspraak

Beslissing van 24 mei 2013

in de zaak 13-107

naar aanleiding van de klacht van:

mevrouw [naam]

[adres]

klaagster

tegen:

mr. [naam]

advocaat te [plaats]

verweerster

De voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland van 24 april 2013, door de raad ontvangen op 25 april 2013 en van de stukken 1 tot en met 5 die zijn genoemd op de in de brief van de deken vermelde inventarislijst.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Klaagster heeft op 19 mei 2011 samen met drie van haar collega's een gesprek gehad met verweerster over een arbeidsconflict. Klaagster en haar collega's hadden al een tijd lang geen salaris ontvangen en er was voor hen een ontslagvergunning aangevraagd bij het UWV. Op advies van de rechtswinkel had klaagster zich tot het kantoor van verweerster gewend. De afspraak voor het gesprek was door klaagster gemaakt.

1.3 Op 20 mei 2011 heeft klaagster telefonisch contact opgenomen met verweerster. In dit telefoongesprek heeft klaagster verweerster laten weten dat zij en haar collega's geen gebruik zouden maken van verweersters diensten.

1.4 Op 23 mei 2011 heeft verweerster klaagster een rekening gestuurd voor het gesprek van 19 mei 2011. Deze rekening beliep een bedrag van € 271,20. 

1.5 Omdat klaagster in gebreke bleef met de betaling van de rekening heeft verweerster klaagster gedagvaard tot betaling van het bedrag van dat bedrag (€ 271,20). Klaagster heeft in die procedure inhoudelijk verweer gevoerd. Bij vonnis van 12 september 2012 heeft de kantonrechter te Harderwijk de vordering van verweerster toegewezen.

1.6 Bij brief van 25 oktober 2012 heeft klaagster de onderhavige klacht ingediend bij de deken in het voormalig arrondissement Zutphen.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) zij klaagster ten onrechte een factuur heeft gezonden voor het gesprek van 19 mei 2011;

b) zij heeft nagelaten om klaagster erop te wijzen dat er kosten verbonden zouden zijn aan het gesprek, waarin geen juridische werkzaamheden voor klaagster en haar collega's zijn verricht;

c) zij klaagster niet heeft geïnformeerd over het toepasselijke uurtarief;

d) zij de factuur d.d. 23 mei 2011 alleen op naam van klaagster heeft gesteld terwijl het een gesprek met meerdere personen betrof.

3 BEOORDELING

3.1 Op de klacht kan, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, door de voorzitter worden beslist.

3.2 De klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling waarbij de voorzitter vaststelt dat klachtonderdeel a) geen zelfstandige betekenis heeft.

3.3 De klachtonderdelen betreffen in de eerste plaats een civielrechtelijk probleem. Blijkbaar heeft klaagster dat zelf ook zo gezien want zij heeft gewacht met het indienen van de klacht tot nadat de kantonrechter uitspraak had gedaan. Het is niet aan de tuchtrechter om de beslissing van de kantonrechter te toetsen.

3.4 Een advocaat behoort in financiële aangelegenheden nauwgezet en zorgvuldig te zijn. De vraag die derhalve in deze procedure beantwoord moet worden door de tuchtrechter,  is de vraag of verweerster voldoende duidelijk is geweest waar het ging om de financiële consequenties van het gesprek op 19 mei 2011.

3.5 Klaagster heeft gesteld dat zij bij het maken van de afspraak met verweerster bij de telefoniste van het kantoor heeft aangegeven dat het om een oriënterend gesprek ging. Volgens klaagster heeft de telefoniste haar er niet op gewezen dat er aan een oriënterend gesprek kosten verbonden zijn en mocht zij er daarom vanuit gaan dat het eerste gesprek kosteloos was.

3.6 Deze redenering klopt niet. Het gesprek dat heeft plaatsgevonden is inhoudelijk geweest, de salarisachterstanden, de ontslagaanvragen bij UWV en een eventueel faillissement van de werkgever en wat daarvan de juridische gevolgen zou zijn, zijn aan de orde geweest. Er is geen enkele reden waarom klaagster in redelijkheid mocht veronderstellen dat het gesprek gratis zou zijn.

3.7 Klaagster had zelf - en dan tijdig - kunnen en moeten navragen bij verweerster of er aan het oriënterend gesprek kosten zouden zijn verbonden. Dat klaagster in de veronderstelling verkeerde of kon verkeren dat het gesprek gratis zou zijn ligt niet zo voor de hand dat verweerster daar rekening mee had moeten houden. 

3.8 Klaagster heeft zelf verklaard dat aan het eind van het gesprek van 19 mei 2011 aan de orde is geweest wat de kosten voor de rechtsbijstand van verweerster zouden zijn. Daaruit bleek dat de collega's van klaagster voor door de overheid gesubsidieerde rechtsbijstand in aanmerking zouden komen en klaagster niet. Het is alleszins aannemelijk dat vervolgens besproken is dat voor klaagsters collega's een toevoeging zou worden aangevraagd en dat de werkzaamheden aan klaagster gedeclareerd zouden worden conform het door verweerster gehanteerde uurtarief. Verweerster heeft ook verklaard dat het aldus is gegaan.

3.9 Verweerster heeft, ook in de procedure bij de kantonrechter, onweersproken gesteld dat zij in het telefonisch onderhoud met klaagster d.d. 20 mei 2011, waarin klaagster haar heeft meegedeeld dat zij en haar  collega's besloten hadden om niet verder van de diensten van verweerster gebruik te maken, met klaagster heeft afgesproken dat zij de rekening aan haar zou richten en dat klaagster de kosten van het gesprek zelf zou verrekenen met haar collega's. Gelet hierop is het niet tuchtrechtelijk verwijtbaar dat verweerster de rekening voor het gesprek van 19 mei 2011 alleen op naam van klaagster heeft gesteld.

3.10 Gelet op het voorgaande is de klacht in al zijn onderdelen kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De klacht wordt in al zijn onderdelen afgewezen.

Aldus gewezen door mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter, met bijstand van mr. H.A.M. Ritsma-Hartman als griffier op 24 mei 2013.

griffier  voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 27 mei 2013 per aangetekende en per gewone post verzonden aan:

- klaagster

en per gewone post aan:

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten