Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

05-12-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2013:202

Zaaknummer

13-341NH

Inhoudsindicatie

“Voorzittersbeslissing. Klacht tegen eigen advocaat. Niet is gebleken dat de advocaat in de uitvoering van zijn werkzaamheden is tekortgeschoten. Klacht kennelijk ongegrond.”

Uitspraak

Beslissing van 5 december 2013

in de zaak 13-341NH

naar aanleiding van de klacht van:

mevrouw

klaagster

tegen:

de heer mr.

advocaat te

verweerder

De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland van 6 november 2013, met kenmerk td/np/13-340, door de raad ontvangen op 11 november 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Verweerder heeft klaagster bijgestaan in een bezwaarschriftprocedure tegen het besluit van de Gemeente Haarlemmermeer om de uitkeringsaanvraag van klaagster (hierna "WWB-aanvraag") buiten behandeling te stellen. Reden van de buiten behandelingstelling van de WWB-aanvraag was het ontbreken van gegevens, zoals bankafschriften, die bij de gemeente kwijt waren geraakt.

1.3 Verweerder heeft op 18 juni 2013 namens klaagster een pro forma bezwaarschrift ingediend tegen de buitenbehandelingstelling van de WWB-aanvraag. Bij brief van 29 juni 2013 heeft verweerder de nadere gronden van het bezwaarschrift ingediend.

1.4 Nadat klaagster verweerder had verzocht naast de bezwaarschriftprocedure tevens een voorlopige voorziening aan te vragen, heeft verweerder klaagster bij e-mail van 8 juli 2013 geschreven: "[…] Tegen de buiten behandeling-stelling heb ik al bezwaar gemaakt, en die procedure loopt. Met een voorlopige voorziening bij de rechtbank schiet u niets op. Omdat het in de bezwaarprocedure alleen gaat om de vraag of de gemeente Haarlemmermeer uw aanvraag buiten behandeling kon stellen, kan de rechter alleen daarover een voorlopig oordeel geven. De rechter zal in een voorlopige voorziening de gemeente dus niet kunnen opdragen de WWB-uitkering te verlenen. Ik heb dit ook in een telefonisch onderhoud uitgelegd. […]"

1.5 Bij e-mail van 16 juli 2013 heeft verweerder vervolgens het volgende geschreven: "[…] U heeft mij verzocht een voorlopige voorziening aan te vragen bij de rechtbank Noord-Holland inzake de buiten behandelingstelling van de aanvraag voor uw WWB-uitkering. Ik heb u medegedeeld dat ik een voorlopige voorziening niet erg kansrijk acht. Daarnaast is het praktisch nut beperkt, want als de voorlopige voorziening wordt toegewezen, dan zal de gemeente Haarlemmermeer door de voorzieningenrechter slechts worden opgedragen uw WWB-aanvraag weer in behandeling te nemen. De gemeente Haarlemmermeer zal dan verdergaan met de behandeling van uw WWB-aanvraag. Of de gemeente Haarlemmermeer de WWB-uitkering ook zal toekennen is dan nog niet zeker. […] IK heb u medegedeeld dat ik in beginsel bereid ben een voorlopige voorziening voor u aan te vragen. Voor het aanvragen van een voorlopige voorziening is griffierecht verschuldigd. Het griffierecht bedraagt €42,-, daarnaast zal ik voor de voorlopige opnieuw een toevoeging moeten aanvragen bij de Raad voor Rechtsbijstand. Er is dan ook een eigen bijdrage verschuldigd. […] Voordat ik een voorlopige voorziening aanvraag dient eerst het griffierecht en de eigen bijdrage te zijn voldaan. […] Na ontvangst van het griffierecht en de eigen bijdrage zal ik een voorlopige voorziening aanvragen."

1.6 Nadat verweerder het griffierecht en de eigen bijdrage van klaagster had ontvangen, heeft hij op 13 augustus 2013 een verzoekschrift tot het treffen van een voorlopige voorziening ingediend bij de Rechtbank Noord-Holland. Bij e-mail van 21 augustus 2013 heeft verweerder klaagster laten weten dat de mondelinge behandeling van voormeld verzoek zou plaatsvinden op 6 september 2013. De mondelinge behandeling heeft vervolgens ook plaatsgevonden op 6 september 2013. Klaagster is bij de mondelinge behandeling niet verschenen. Ter zitting heeft de voorzieningenrechter uitspraak gedaan en de verzochte voorlopige voorziening afgewezen. Verweerder heeft klaagster hiervan diezelfde dag nog per e-mail op de hoogte gesteld.

1.7 Bij brief van 6 september 2013 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) betaling van het griffierecht en een eigen bijdrage heeft verlangd voordat een voorlopige voorziening zou worden aangevraagd met betrekking tot een budget voor een noodsituatie;

b) uitstel heeft verzocht van de mondelinge behandeling van het verzoek tot een voorlopige voorziening, omdat hij die niet noodzakelijk achtte.

3 VERWEER

3.1 Verweerder acht de klacht ongegrond. Hij heeft ten aanzien van beide klachtonderdelen gemotiveerd verweer gevoerd, welk verweer zonodig zal worden behandeld bij de inhoudelijke beoordeling van de klachtonderdelen.

4 BEOORDELING

4.1 Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de voorzitter als volgt. Met dit klachtonderdeel beklaagt klaagster zich erover dat verweerder betaling van de eigen bijdrage en het griffierecht heeft verlangd voordat een voorlopige voorziening zou worden aangevraagd. Naar het oordeel van de voorzitter heeft verweerder de bezwaarschriftprocedure inzake de buiten behandelingstelling van de WWB-aanvraag met grote voortvarendheid opgepakt. De voorzitter onderschrijft de aarzeling van verweerder om een voorlopige voorziening aan te vragen. Zolang niet vaststaat dat iemand recht heeft op een uitkering, kan ook geen sprake zijn van een voorschot. Uit het klachtendossier kan worden opgemaakt dat verweerder klaagster daarop meerdere malen heeft gewezen. Desondanks was verweerder na meerdere verzoeken van klaagster toch bereid een voorlopige voorziening aan te vragen. Dat verweerder als voorwaarde de betaling van de eigen bijdrage en het griffierecht heeft gesteld, is niet klachtwaardig. Die kosten kwamen voor rekening van klaagster. Op verweerder rustte geen verplichting die kosten voor te schieten. Klachtonderdeel a is dan ook kennelijk ongegrond.

4.2 Met klachtonderdeel b beklaagt klaagster zich erover dat verweerder uitstel heeft verzocht van de mondelinge behandeling van het verzoek tot een voorlopige voorziening omdat verweerder die niet noodzakelijk achtte. Verweerder heeft ten aanzien van dit klachtonderdeel gesteld dat de mondelinge behandeling van het verzoekschrift tot een voorlopige voorziening niet op een eerder tijdstip had kunnen plaatsvinden. Klaagster is volgens verweerder in de war met de hoorzitting bij de Gemeente Haarlemmermeer in het kader van de bezwaarschriftprocedure van de buitenbehandelingstelling van de WWB-aanvraag. Die hoorzitting was in eerste instantie gepland op 9 september 2013. Omdat op laatstgenoemde datum op hetzelfde tijdstip in de agenda van verweerder een andere zitting was gepland, is die hoorzitting verplaatst naar 23 september 2013, aldus verweerder.

4.3 Het is de voorzitter niet gebleken dat verweerder uitstel heeft verzocht van de mondelinge behandeling aangaande het verzoek tot een voorlopige voorziening. Uit de e-mailcorrespondentie in het klachtendossier kan worden opgemaakt dat verweerder bij e-mail van 21 augustus 2013 aan klaagster heeft aangekondigd dat de mondelinge behandeling van het verzoek tot een voorlopige voorziening zou plaatsvinden op 6 september 2013. Deze mondelinge behandeling heeft vervolgens ook plaatsgevonden. Niet valt in te zien welk verwijt verweerder op dit punt kan worden gemaakt. Ook klachtonderdeel b is kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht in beide onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo, als griffier op 5 december 2013.

griffier  voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 5 december 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klaagster

en per gewone post aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland     

 

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klaagster en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.