Rechtspraak
Uitspraakdatum
07-01-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2013:YA3727
Zaaknummer
B162-2012
Inhoudsindicatie
Eerdere klacht van klager is gegrond verklaard, voorzover deze klacht zag op de wijze waarop het executoriaal derdenbeslag was gelegd. Hier mee is door de raad en het Hof van Discipline geen uitspraak gedaan over de rechtmatigheid van het gelegde beslag. Of het beslag al dan niet rechtmatig is gelegd, betreft een civiele kwestie. Partijen verschillen hierover van mening. De tuchtrechter is niet bevoegd te oordelen over civiele kwesties.
Inhoudsindicatie
Klacht ongegrond
Uitspraak
Beslissing van 7 januari 2013
in de zaak B 162 - 2012
naar aanleiding van de klacht van:
A
klager
tegen:
B
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief aan de raad van 30 mei 2012 met kenmerk K , door de raad ontvangen op 31 mei 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement B de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 5 november 2012 in aanwezigheid van klager en verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van:
- de brief van de deken van 30 mei 2012, met bijlagen.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:
2.1 Verweerder treedt op als advocaat van de ex-echtgenote van klager. Klager heeft op 28 juni 2010 een klacht ingediend tegen verweerder. Deze klacht, bij de raad bekend onder referentienummer Q, had betrekking op door verweerder namens zijn cliënte ten laste van klager gelegd beslag. De raad van discipline heeft de klacht bij beslissing van 29 maart 2011 voor zover deze betrekking had op de betekening van de grosse van de notariële akte aan klager ongegrond verklaard. Voor zover de klacht zag op de wijze waarop het executoriaal derdenbeslag was gelegd en voorzover verweerder geen uitleg had gegeven aan klager waarom beslag was gelegd voordat klager de betaling verschuldigd was, is deze door de raad gegrond verklaard.
2.2 Klager heeft bij brief van 3 december 2011 een kopie van zijn brief aan het ABP overgelegd, alsmede een kopie van de door hem ondertekende machtiging om met ingang van 1 januari 2012 het pensioenaandeel van zijn ex-partner op zijn pensioenuitkering in te houden en over te maken op de bankrekening van zijn ex-partner.
2.3 Verweerder heeft bij brief van 6 december 2011 aan deurwaarderskantoor G bericht dat het gelegde beslag met ingang van 1 januari 2012 kon komen te vervallen. Verweerder ontving op 8 december 2011 een schrijven van 7 december 2011 van G, waarin deze berichtte de zaak van klager niet in behandeling te hebben. Verweerder heeft vervolgens op 8 december 2011 deurwaarderskantoor L bericht dat de beslaglegging per 1 januari 2012 kon komen te vervallen.
2.4 De advocaat van klager heeft bij brief van 14 december 2011 aan verweerder verzocht over te gaan tot betaling van de door klager ten gevolge van de onrechtmatige beslaglegging gemaakte kosten. Verweerder heeft bij brief van 24 december 2011 bericht hiertoe niet te zullen overgaan, aangezien het beslag rechtmatig was gelegd.
2.5 Het Hof van Discipline heeft bij beslissing van 23 januari 2012 de beslissing van de raad bekrachtigd.
3 klacht
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
1. verweerder heeft geweigerd de schade van klager, geleden door onrechtmatige beslaglegging door verweerder, te vergoeden. Klager moet daarvoor een procedure starten bij de kantonrechter en wordt daardoor op kosten gejaagd;
2. verweerder een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven. Hij heeft niet op 6 december 2011, maar op 8 december 2011, opdracht gegeven om het beslag op te heffen;
3. verweerder niet, althans niet serieus, op klagers bezwaren over zijn optreden heeft gereageerd.
4 VERWEER
4.1 Er is geen reden om de eventueel door klager geleden schade te vergoeden aangezien het gelegde beslag rechtmatig was. De klacht hierover is door de raad van discipline ongegrond verklaard, welke beslissing door het Hof van Discipline is bekrachtigd. De kosten die worden geclaimd hadden vermeden kunnen worden indien klager destijds op het verzoek van verweerder tot het afgeven van een hernieuwde machtiging was ingegaan.
4.2 De opdracht tot opheffing van het beslag is op 6 december 2011 gegeven. Dit blijkt uit de brief van 6 december 2011 aan de deurwaarder. Verweerder had steeds gecommuniceerd met G. Dat de zaak was overgedragen aan L betrof een interne kwestie tussen G en L. Toen verweerder begreep dat G niet meer als deurwaarder in de zaak betrokken was heeft hij op 8 december 2011 L geïnformeerd.
4.3 Verweerder heeft wel geantwoord op de bezwaren van klager over het optreden van verweerder.
5 BEOORDELING
5.1 De raad van discipline heeft bij beslissing van 29 maart 2011, bekrachtigd door het Hof van Discipline bij beslissing dd. 23 januari 2012, de klacht van klager gegrond verklaard, voorzover deze klacht zag op de wijze waarop het executoriaal derdenbeslag was gelegd. Hiermee is door de raad en het Hof van Discipline geen uitspraak gedaan over de rechtmatigheid van het gelegde beslag. Of het beslag al dan niet rechtmatig is gelegd, betreft een civiele kwestie. Partijen verschillen hierover van mening. De tuchtrechter is niet bevoegd te oordelen over civiele kwesties. Civiele geschillen alsmede vorderingen tot schadevergoeding dienen aan de civiele rechter te worden voorgelegd. Hiervan valt verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt te maken. De raad acht het eerste onderdeel op grond van het bovenstaande ongegrond.
5.2 Het tweede onderdeel van de klacht heeft betrekking op het feit dat verweerder heeft gesteld op 6 december 2011 de deurwaarder te hebben ingelicht, terwijl hij dit pas op 8 december 2011 heeft gedaan. Verweerder heeft tegenover de deken en ter zitting van de raad aannemelijk gemaakt dat hij er van mocht uitgaan dat hij zich met een opdracht tot opheffing van het beslag tot G diende te wenden. Gebleken is dat verweerder zich, op 6 december 2011, tot G heeft gewend. Toen bleek dat de zaak was overdragen aan de L heeft verweerder zich binnen twee dagen tot de L gewend. Onder deze omstandigheden kan verweerder niet tuchtrechtelijk worden verweten dat hij een feitelijk niet geheel juiste voorstelling van zaken heeft gegeven. Bovendien is klager daardoor niet in zijn belang geschaad. De raad zal het tweede onderdeel van de klacht eveneens ongegrond verklaren.
5.3 Verweerder heeft per email dd. 24 december 2011 gereageerd op de brief van 14 december 2011 van de advocaat van klager. Verweerder heeft hiermee tijdig, immers binnen 10 dagen, gereageerd. Verweerder heeft gesteld dat klager de kosten van beslaglegging had kunnen voorkomen, door het verstrekken van een hernieuwde machtiging. Hiermee heeft verweerder gereageerd op het verzoek tot betaling van de kosten. Dat verweerder een andere mening was toegedaan dan klager, betekent niet dat hij niet serieus zou hebben gereageerd op de brief van de advocaat van klager. De raad zal het derde onderdeel van de klacht eveneens ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.
Aldus gegeven door mr. J.K.B. van Daalen, voorzitter, mrs. J.C. van den Dries , M.B.Ph. Geeraedts , J.J.M. Goumans en J.F.E. Kikken, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van opstal, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 7 januari 2013 .
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op8 januari 2013
per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement B
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- klager
- verweerder
- de deken van de orde van advocaten te B
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl