Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

04-02-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2013:YA3987

Zaaknummer

H146-2012

Inhoudsindicatie

Voor zover verweerder van oordeel was dat het de voorkeur genoot de stukken waarop de klacht betrekking heeft niet in het geding te brengen, had het op de weg van verweerder gelegen om klaagster te berichten dat en waarom hij ervan afzag om die stukken in het geding te brengen.

Inhoudsindicatie

Klacht gegrond; enkele waarschuwing

Uitspraak

Beslissing van 4 februari 2013

in de zaak H 146-2012

naar aanleiding van de klacht van:

 

A

 

klaagster

 

gemachtige:

B

 

tegen:

 

C

 

                                        verweerder

 

 

1                Verloop van de procedure

1.1         Bij brief aan de raad van 8 mei 2012 met kenmerk K, door de raad ontvangen op 9 mei 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement H de klacht ter kennis van de raad gebracht.

De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 3 december 2012 in aanwezigheid van de heer F (oud-voorzitter) en de heer G (secretaris), beide namens klaagster. Verweerder is niet verschenen.

1.2         Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3          De raad heeft kennis genomen van:

-       de brief van de deken van 8 mei 2012, met bijlagen

 

 

2                FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.1     Verweerder heeft klaagster op 3 februari 2012 ter zitting van de rechtbank afdeling bestuursrecht in twee beroepsprocedures bijgestaan. De procedures hadden betrekking op een verleende reguliere bouwvergunning en een verleende vrijstelling ex art. 19 lid 2 WRO.

2.2     Verweerder heeft klaagster per e-mail dd. 17 februari 2012 bericht zich uit de zaak terug te trekken, omdat hij geconstateerd had dat iedere vertrouwensbasis was komen te vervallen.

 

3                klacht

3.1         De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.         verweerder, ondanks de afspraak dat hij voor de zitting dd. 3 februari 2012 nog een zevental stukken aan de rechtbank zou toesturen, dit niet heeft gedaan;

2.         verweerder niet heeft gereageerd op telefoontjes en e-mails van klaagster

 

4                VERWEER

4.1         De enige mogelijkheid om tot gegrondbevinding van het ingestelde beroep te geraken was door aan te voeren en te onderbouwen dat de ruimtelijke onderbouwing van de plannen niet aan de eisen voldeed. Verweerder heeft zich daarop in het bijzonder geconcentreerd. Klaagster heeft niet gesteld dat de verleende bijstand op dit punt onvoldoende zou zijn geweest.

4.2         De stukken waarop de klacht betrekking heeft hadden geen betrekking op de ruimtelijke onderbouwing van de bouwplannen, zodat het in het belang van de helderheid van de procedure de voorkeur genoot deze stukken niet in te brengen. De beslissing daartoe behoorde bij verweerder als dominus litis. Verweerder geeft toe dat hij op dit punt wellicht beter met klaagster had behoren te communiceren.

4.3         Klaagster heeft na afloop van de zitting er blijk van gegeven geen vertrouwen meer te hebben in verweerder. Verweerder restte toen niets anders dan zich uit de zaak terug te trekken.

 

5                BEOORDELING

5.1         Een advocaat heeft bij de behandeling van een zaak de leiding en dient vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid te bepalen met welke aanpak de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Daarbij komt de advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Van een advocaat mag wel worden verwacht dat hij zijn cliënt informeert over de wijze van aanpak van de zaak van zijn cliënt.

5.2         Ook ten aanzien van de keuze welke stukken dienen te worden overgelegd, heeft een advocaat de leiding en dient hij vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid te bepalen welke stukken in het belang van zijn cliënt dienen te worden overgelegd. Wel dient de advocaat zijn cliënt ook hierover te informeren en hem daarbij te informeren waarom sommige stukken wel en andere niet worden overgelegd.

5.3         Voor zover verweerder van oordeel was dat het de voorkeur genoot de stukken waarop de klacht betrekking heeft niet in het geding te brengen, had het op de weg van verweerder gelegen om klaagster te berichten dat en waarom hij ervan afzag om die stukken in het geding te brengen. Uit de aan de raad overgelegde stukken is niet gebleken dat verweerder klaagster hierover heeft geïnformeerd.

5.4         Uit de aan de raad overgelegde stukken is gebleken dat verweerder niet heeft gereageerd op diverse e-mails van de gemachtigde van klaagster, ook niet toen de gemachtigde van klaagster verweerder ervan op de hoogte stelde dat aan hem was medegedeeld dat de rechtbank geen stukken van verweerder had ontvangen, terwijl klaagster er steeds van was uitgegaan dat verweerder die stukken in het geding had gebracht. De raad is van oordeel dat het op de weg van verweerder had gelegen om te reageren op de e-mails van de gemachtigde van klaagster.

5.5         De raad zal de klacht op grond van het bovenstaande in alle onderdelen gegrond verklaren. De raad acht de maatregel enkele waarschuwing passend en geboden.

 

BESLISSING

 

De raad van discipline:

 

verklaart de klacht in alle onderdelen gegrond en legt ter zake aan verweerder op de maatregel van enkele waarschuwing.

 

 

Aldus gegeven door mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter, mrs. A. Groenwoud, L.J.G. de Haas, H.C.M. Schaeken en M.B.Ph. Geeraedts, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van  4 februari 2013 .

 

griffier                                                                         voorzitter                                     

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 5 februari 2013

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-            klager

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement H

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-            verweerder

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.    Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.    Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl