Rechtspraak
Uitspraakdatum
06-06-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2013:YA4448
Zaaknummer
13-131NH
Inhoudsindicatie
klacht tegen deken; kennelijk ongegrond
Uitspraak
Beslissing van 6 juni 2013
in de zaak 13-131NH
naar aanleiding van de klacht van:
de heer
klager
tegen:
mr.
in zijn hoedanigheid van ,
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het Arrondissement Noord-Holland van 15 mei 2013 met kenmerk td/np/691, door de raad ontvangen op 17 mei 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
1.2 Bij brief van 11 november 2003 heeft klager [M] Advocaten (hierna: het advocatenkantoor) aansprakelijk gesteld voor schade die hij heeft geleden als gevolg van handelen van een oud-werknemer van dat kantoor.
1.3 Op 13 januari 2012 heeft klager telefonisch contact gehad met verweerder over de aansprakelijkheid van het advocatenkantoor jegens hem. Verweerder heeft de kwestie doorgeleid naar de waarnemend deken vanwege diens kennis van het verzekeringsrecht. De waarnemend deken heeft de door klager verstrekte bescheiden bestudeerd, met uitzondering van twee CD-roms.
1.4 Op 5 juli 2012 heeft klager schriftelijk bij verweerder geklaagd over het advocatenkantoor. De klacht houdt in dat het advocatenkantoor in meer dan één opzicht niet heeft gehandeld zoals het advocaten betaamt toen klager het kantoor in 2003 aansprakelijk had gesteld.
1.5 Bij brief van 10 oktober 2012 heeft klager over verweerder een klacht ingediend bij deze Raad van Discipline, die de zaak voor onderzoek heeft verwezen naar de deken van de orde van advocaten in het (toenmalig) arrondissement Haarlem.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat “het dekenaat Amsterdam de kantjes ervan af” heeft gelopen bij de behandeling van klagers klacht tegen het advocatenkantoor. Dit onder meer door geen dekenbezwaar met verzoek om voorzieningen op korte termijn tegen het advocatenkantoor in te willen dienen.
3 BEOORDELING
3.1 Verweerder was ten tijde van het hem verweten handelen deken van de Orde van
Advocaten in het arrondissement Amsterdam. Het in de artikelen 46 en volgende
van de Advocatenwet geregelde tuchtrecht heeft betrekking op het handelen en
nalaten van advocaten als zodanig en beoogt een behoorlijke beroepsuitoefening
te waarborgen. Maar ook wanneer een advocaat optreedt in een andere
hoedanigheid dan die van advocaat, blijft voor hem het advocatentuchtrecht
gelden. Indien hij zich bij de vervulling van die andere functie zodanig gedraagt
dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad, zal in het algemeen
sprake zijn van handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat
betaamt waarvan hem een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Dit
betekent dat de vraag voorligt of verweerder zich bij de vervulling van die functie op
de punten die in dit geding aan de orde zijn zodanig heeft gedragen dat daardoor het
vertrouwen in de advocatuur is geschaad.
3.2 Bij de beoordeling van de klacht is voorts van belang dat artikel 46c lid 2 Advocatenwet bepaalt dat de deken een onderzoek instelt naar elke bij hem ingediende klacht maar dat niet nader is geregeld hoe dit onderzoek dient plaats te vinden. Dit betekent dat de deken een grote vrijheid toekomt in de inrichting van dat onderzoek en bij het bepalen van de reikwijdte ervan. Of er voldoende aanwijzingen zijn om een dekenbezwaar in te dienen, al dan niet met het verzoek om voorzieningen op korte termijn, is een beslissing die alleen toekomt aan de deken dan wel zijn waarnemer.
3.3 Uit de stukken van het klachtdossier blijkt dat verweerder naar aanleiding van het telefoongesprek van 13 januari 2012 uitgebreid onderzoek heeft verricht en heeft doen verrichten. De waarnemend deken heeft een persoonlijk gesprek met klager gevoerd, hem geadviseerd en met hem gecorrespondeerd. Ook stafmedewerkers van verweerder hebben klager te woord gestaan en meermalen met hem gecorrespondeerd. De beslissing om geen dekenbezwaar in te dienen, is in heldere bewoordingen toegelicht in de brieven aan klager van de waarnemend deken van 4 juni en 26 juni 2012. In reactie daarop heeft klager bij brief van 5 juli 2012 formeel over het advocatenkantoor geklaagd, waarna klager en het dekenaat verder met elkaar hebben gecorrespondeerd.
3.4 De voorzitter concludeert dat verweerder op passende en begrijpelijke wijze de wettelijke taken van een deken heeft uitgeoefend en daarbij de grenzen van zijn beleidsvrijheid niet heeft overschreden. De weigering van het dekenaat om de inhoud van de door klager verstrekte cd-roms te bestuderen, valt binnen de grote vrijheid die de deken toekomt bij het bepalen van de inrichting en de reikwijdte van zijn onderzoek nu niemand verplicht is zijn of haar computer bloot te stellen aan virussen en dergelijke die zich op een cd-rom kunnen bevinden. Op geen enkele wijze is gebleken dat verweerder zich zodanig heeft gedragen dat het vertrouwen in de advocatuur is geschaad. Van tuchtrechtelijk verwijtbare gedragingen is gemeten naar genoemde maatstaf dus geen sprake.
BESLISSING
Verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46g van de Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus gewezen door mr. Q.R.M. Falger, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 6 juni 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 7 juni 2013 per aangetekende post verzonden aan:
- klager
en per gewone post aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het Arrondissement Noord-Holland.
Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het Arrondissement Noord-Holland binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.