Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

19-02-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2013:YA4004

Zaaknummer

13-017A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klaagster staat onder curatele. Op verzoek van haar curator heeft verweerder bijstand verleend aan klaagster. Daarbij heeft hij de belangen van klaagster niet geschaad. Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 19 februari 2013

in de zaak 13-017A

naar aanleiding van de klacht van:

mevrouw

klaagster

tegen:

mr.

advocaat te

verweerder

De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 24 januari 2013, met kenmerk 1112-1012, door de raad ontvangen op 25 januari 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Klaagster is op 18 april 2011 door een geestelijke stoornis onder curatele gesteld, met benoeming van mr. D. tot haar curator. Klaagster was eigenaar van een onroerendgoedportefeuille, gefinancierd door de ABN AMRO Bank (hierna "de bank"). De bank heeft deze financiering al voor de ondercuratelestelling opgezegd en terugbetaling geëist. Omdat klaagster niet voldeed aan de geëiste terugbetaling heeft de bank aangezegd de onroerendgoedportefeuille executoriaal te gaan veilen, op 11 juni 2012.

1.3 Bovenop de aan haar verleende hypotheken op de onroerendgoedportefeuille heeft de bank op 25 januari 2011 ook conservatoir beslag op een deel van de onroerendgoedportefeuille gelegd. Ter verkrijging van een executoriale titel ter uitwinning van de conservatoire beslagen, heeft de bank op 7 februari 2011 klaagster gedagvaard tot betaling van haar vordering. Mr. D., de curator van klaagster, heeft verweerder geïnstrueerd om bijstand te verlenen in de daaropvolgende civiele procedure. Verweerder heeft zich daartoe gesteld bij de Rechtbank Amsterdam. Hij heeft geen conclusie van antwoord namens klaagster ingediend. De procedure is op 4 mei 2011 verwezen naar de parkeerrol en is op 4 april 2012 ambtshalve doorgehaald door de rechtbank. Verweerder heeft klaagster bij brieven van 5 en 16 april 2012 geïnformeerd over de ambtshalve doorhaling.

1.4 Op 8 juni 2012 heeft een kort geding plaatsgevonden tussen klaagster en de curator enerzijds en de bank anderzijds, waarbij klaagster en haar curator zijn bijgestaan door mr. X. Ter zitting is tussen partijen afgesproken dat de veiling van de onroerendgoedportefeuille geen doorgang zou vinden, wanneer de onroerendgoedportefeuille van klaagster hergefinancierd kon worden, waarbij de openstaande hypotheekschuld van klaagster de bank zou worden afgelost.

1.5 Op 7 september 2012 heeft de kantonrechter een verzoek tot machtiging van de verkoop van de onroerendgoedportefeuille aan een derde toegewezen. De curator heeft vervolgens de onroerendgoedportefeuille verkocht en geleverd aan een derde.

1.6 Bij het kort geding en de procedure bij de kantonrechter over het verzoek tot machtiging tot verkoop was verweerder niet betrokken.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) hij de belangen van klaagster niet goed heeft behartigd in de civiele procedure tegen de bank. De procedure heeft van 7 februari 2011 tot en met 8 juni 2012 op de parkeer-/slaaprol gestaan, zonder dat verweerder klaagster hiervan in kennis heeft gesteld en zonder dat hij haar belangen heeft behartigd.

b) hij heeft voor zijn werkzaamheden een commissie bedongen van EUR 50.000 en een bedrag van EUR 600.000 achterover gedrukt.

3 VERWEER

3.1 Verweerder heeft in opdracht van klaagsters curator rechtsbijstand verleend in de procedure tegen de bank. Op grond van het hypotheekrecht kon de bank hoe dan ook tot veiling van de onroerendgoedportefeuille overgaan. Daarom heeft de curator besloten om met de bank tot een minnelijke regeling te komen, inhoudende de herfinanciering, dan wel onderhandse verkoop van de onroerendgoedportefeuille. Daarmee was de noodzaak voor de bank tot het voeren van de procedure ter verkrijging van een executoriale titel tot uitwinning van de (bovenop de hypotheekrechten) gelegde beslagen verdwenen. Zodoende is de procedure doorgehaald.

3.2 Verweerder betwist dat hij een commissie heeft ontvangen of gelden achterover heeft gedrukt. Verweerder heeft van klaagster ter zake van de aan haar verstrekte toevoeging een eigen bijdrage van EUR 101 ontvangen, alsmede EUR 71 als vergoeding voor het aan de rechtbank betaalde griffierecht.

4 BEOORDELING

4.1 Voor de beoordeling van de onderhavige klacht is van belang dat klaagster onder curatele is gesteld en daarom handelingsonbekwaam is. Dat betekent dat klaagster ook procesonbekwaam is in de kwestie over haar schulden aan de bank. Op grond van artikel 6:318, zesde lid, van het Burgerlijk Wetboek is klaagster immers alleen bekwaam in rechte op te treden inzake haar curatele, bijvoorbeeld wanneer opheffing of wijziging van de curatele wil verzoeken. De rechtsbijstand die verweerder heeft verleend ziet niet op de curatele. Verweerder is geschakeld door de curator van klaagster en heeft uitsluitend op diens instructie rechtsbijstand verleend.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a) stelt de voorzitter voorop dat een advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van zijn cliënte het beste zijn gediend. Daarbij kan een advocaat niet verplicht worden om een opdracht aan te nemen die hij onhaalbaar acht. Het is immers ook de taak van een advocaat zijn cliënt te behoeden voor kansloze en kostbare procedures. De advocaat moet dit dan wel goed uitleggen aan zijn cliënt. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is overigens in het algemeen pas sprake als de advocaat zodanig optreedt en adviseert dat de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. De voorzitter zal het handelen van verweerder aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

4.3 De voorzitter stelt vast dat verweerder handelde in opdracht van de curator en dat zijn handelen met diens goedvinden is geschied. Naar het oordeel van de voorzitter heeft verweerder op goede gronden mogen besluiten om (nog) geen verweer namens (de curator van) klaagster te voeren in de door de bank aangespannen procedure. Door de pogingen van de curator om tot herfinanciering of verkoop van de onroerendgoedportefeuille te komen, zulks in samenspraak met de bank, had de bank geen belang bij het voortvarend uitprocederen van de procedure. Evenmin was het in het belang van klaagster om, als schuldenares ten opzichte van de bank en gedaagde in de procedure in dat stadium, een conclusie van antwoord in te dienen. De belangen van klaagster zijn evenmin geschaad door het ambtshalve royement van de procedure tegen de bank. Daarmee is een vonnis, waarin klaagster waarschijnlijk tot betaling aan de bank zou zijn veroordeeld, met tevens haar veroordeling in de proceskosten van de bank, achterwege gebleven.

4.4 Ten slotte heeft verweerder klaagster op de hoogte gesteld van de status van de procedure, in ieder geval over de ambtshalve doorhaling. Dit klachtonderdeel is derhalve kennelijk ongegrond.

4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel b) stelt de voorzitter vast dat klaagster haar stellingen dat verweerder een commissie van EUR 50.000 zou hebben bedongen en EUR 600.000 achterover zou hebben gedrukt op geen enkele wijze heeft onderbouwd. Verweerder heeft de stellingen met klem betwist. Bovendien geven de (uitgebreide) documenten, die deel uitmaken van het klachtdossier, geen aanleiding om enige commissie- of andere betaling aan verweerder te vermoeden. De voorzitter verklaart ook dit klachtonderdeel derhalve kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. T.S. Röell, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 19 februari 2013.

griffier  voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 19 februari 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klaagster 

en per gewone post aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klaagster en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.