Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

03-06-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2013:45

Zaaknummer

12-247

Inhoudsindicatie

Verweerder niet heeft voldaan aan de op een advocaat rustende verplichting om nauwgezet en zorgvuldig de financiële kant van een opdracht vast te leggen en te verantwoorden. Evenmin heeft hij voldoende vastgelegd welke financiële consequenties zijn cliënte tegemoet kon zien. Klacht gegrond.

Uitspraak

Beslissing van 3 juni 2013

in de zaak 12-247

naar aanleiding van de ambtshalve klacht van:

mr. L.J. Böhmer,

deken van de Orde van Advocaten

in het arrondissement Midden-Nederland 

klager

tegen:

mr. [ ]

advocaat te

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 12 december 2012 met kenmerk RvT 1112-9462 LB/PL, door de raad ontvangen op 14 december 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 18 maart 2013 in aanwezigheid van klager en verweerder.  Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de in 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken zoals vermeld op de bij de brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Verweerder is opgetreden voor mevrouw R. in verband met een geschil met haar werkgever, die haar in december 2010 overtallig heeft verklaard. De werkgever heeft mevrouw R. uiteindelijk een nieuw werkaanbod gedaan, dat zij heeft geaccepteerd. Het inmiddels aanhangig gemaakt kort geding tot tewerkstelling is ingetrokken en de zaak is afgedaan.

2.3 Mevrouw R. heeft haar rechtsbijstandverzekeraar in december 2010 verzocht om een advocaat van haar keuze te mogen inschakelen, welk verzoek door de rechtsbijstandsverzekeraar is afgewezen.

2.4 Verweerder heeft geprobeerd zijn werkzaamheden bij de rechtsbijstandsverzekeraar in rekening te brengen. Op 11 april 2011 heeft verweerder zijn nota aan de verzekeraar gestuurd. De nota betreft 12,5 uur verleende rechtsbijstand tegen een uurtarief van     € 320,00 per uur, in totaal een bedrag van € 4.760,00 inclusief btw. De verzekeraar heeft geweigerd de nota te voldoen. De laatste correspondentie daarover is van 18 juli 2011.

2.5 Verweerder heeft vervolgens een rekening naar mevrouw R. verstuurd. Deze heeft zich tot de deken van de Orde van Advocaten in Amsterdam gewend omdat zij de totaal in rekening gebracht tijd niet kon verklaren aan de hand van twee door verweerder toegezonden specificaties, die onderling verschilden van elkaar. Voorst heeft zij vragen met betrekking tot de in rekening gebrachte tijd, waaronder die van de secretaresse van verweerder. Mevrouw R. heeft de vraag voorgelegd of de in rekening gebrachte tijd wel daadwerkelijk bestede tijd is. Het bezwaar van mevrouw R. is doorgeleid aan de Orde van Advocaten te Utrecht. Verweerder is in oktober 2011 verzocht of hij tot begroting van de declaratie bereid was. Verweerder heeft in april 2012 zonder nadere toelichting of verzoek het volledige dossier aan de Raad van Toezicht gestuurd. De Raad van Toezicht heeft een en ander opgevat als een verzoek tot begroting en heeft de declaratie begroot.

2.6 Aan mevrouw R. heeft verweerder in rekening gebracht aan honorarium een bedrag van € 4.185,00, aan uren door zijn secretaresse gemaakt een bedrag van € 540,00, en over beide bedragen 6% kantoorkosten en 19% btw. De totale rekening bedroeg € 5.916,90. Verweerder hanteerde voor zijn werkzaamheden een uurtarief van  € 135,00 per uur.

2.7 De Raad van Toezicht constateert in zijn begrotingsbeslissing dat “de wijze waarop mr. V. communiceert over zijn tarief, meer in het bijzonder de wijze waarop hij zijn nota’s en specificaties vorm geeft, geen vertrouwen geeft in de juistheid ervan. Hoewel dat niet zo hoeft te zijn, lijkt het erop dat mr. V. maar wat aan rommelt. Het spreekt echter voor zich dat een advocaat consequent en op transparante wijze moet declareren.” De Raad van Toezicht constateert voorts dat verweerder mevrouw R. onvoldoende heeft voorgelicht over de consequenties van zijn arbeid. In het dossier bevindt zich geen opdrachtbevestiging met algemene voorwaarden, informatie over de reële mogelijkheden de uren door de rechtsbijstandsverzekeraar vergoed te krijgen of de mogelijkheid dat de kosten al dan niet deels door de werkgever worden gedragen.

2.8 De Raad van Toezicht heeft de werkzaamheden die door de secretaresse zijn verricht niet begroot. De werkzaamheden van verweerder zijn begroot op een bedrag van € 2.396,25 exclusief 6% kantoorkosten en 19% btw. 

2.9 Het verschil in het aan mevrouw R. in rekening gebrachte honorarium (€ 4.185,00) en het begrote honorarium (€ 2.396,25) is voor de deken aanleiding geweest het dekenbezwaar te formuleren.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) verweerder zijn werkzaamheden excessief in rekening heeft gebracht aan zijn cliënte;

b) verweerder op ondoorzichtige wijze over zijn uurtarief, nota’s en specificaties heeft gecommuniceerd en niet op consequente en transparante wijze heeft gedeclareerd. Verweerder heeft daardoor niet nauwgezet en zorgvuldig gehandeld, waartoe hij als advocaat gehouden is.

3.2 Ter onderbouwing van het ambtshalve bezwaar heeft de deken verwezen naar de begrotingsbeslissing.

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft aangevoerd dat zijn cliënte een opdrachtbevestiging heeft ondertekend. Het verschil in de aan zijn cliënte verstuurde specificaties is veroorzaakt door werkzaamheden die na afsluiting van het dossier nog zijn verricht. De declaratie aan de verzekeraar heeft hij berekend aan de hand van  het hogere tarief, dat hij in rekening zou mogen brengen, gelet op het onbepaalde belang. Indien een begrotingsbeslissing wordt gevraagd gaat verweerder na of alle verrichtingen wel zijn meegenomen. Het is dan mogelijk dat er uiteindelijk meer uren worden verantwoord dan er aan de cliënt in rekening zijn gebracht. Verweerder hanteert een systeem waarbij de uren van de secretaresse apart, naast die van hem, in rekening worden gebracht. Hij vindt dit inzichtelijker en rechtvaardiger ten opzichte van de cliënten. Verweerder vindt het onjuist dat de uren van de secretaresse niet in de begroting zijn betrokken. De Raad van Toezicht heeft uitsluitend over zijn uren geoordeeld, maar daarbij niet betrokken dat hij slechts een uurtarief van € 135,00 per uur in rekening bracht.

5 BEOORDELING

5.1 De klachtonderdelen a. en b. lenen zich voor een gezamenlijke beoordeling.

Uit de begrotingsbeslissing blijkt dat verweerder onvoldoende inzichtelijk heeft gedeclareerd en meer uren heeft gedeclareerd dan hij kon verantwoorden. Een relatief laag uurtarief levert geen rechtvaardiging voor een dergelijke handelwijze op.

Een opdrachtbevestiging is niet aangetroffen, zodat het ervoor moet worden gehouden dat deze niet is uitgegaan. Verweerder heeft aan de verzekeraar een declaratie toegestuurd die niet strookte, zowel qua uurtarief als qua in rekening gebrachte uren, met de declaratie die de cliënte uiteindelijk ontving. De aan de cliënte toegestuurde specificaties waren bovendien ook verschillend. Verweerder heeft geen afdoende verklaring kunnen geven voor deze afwijkingen.

De raad is van oordeel dat verweerder niet heeft voldaan aan de op een advocaat rustende verplichting om nauwgezet en zorgvuldig de financiële kant van een opdracht vast te leggen en te verantwoorden. Evenmin heeft hij voldoende vastgelegd welke financiële consequenties zijn cliënte tegemoet kon zien.

De klacht is derhalve  gegrond.

6 MAATREGEL

6.1 Verweerder is veelvuldig voor de tuchtrechter verschenen en door de tuchtrechter veroordeeld. Hierin vindt de raad aanleiding om de navolgende maatregel op te leggen.

BESLISSING

De raad van discipline:

De klacht is gegrond. De raad legt aan verweerder een berisping op.

Aldus gewezen door mr. M.J. Blaisse, voorzitter, mrs. F.A.M. Knüppe, A. Gerritsen-Bosselaar, P.P. Verdoorn en A.S.M. Zweerman – Oude Breuil leden, bijgestaan door mr. P.J.G. van den Boom als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 3 juni 2013.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 3 juni 2013 verzonden aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Midden-Nederland

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.